100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Algemene economische basisprincipes €5,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Algemene economische basisprincipes

 16 keer bekeken  0 keer verkocht

Dit document bevat een samenvatting van H1 t/m H8 en H10 van het boek algemene economische basisprincipes. De samenvatting bevat begrippen, overzichten en afbeeldingen.

Voorbeeld 3 van de 17  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 1 t/m 8 en hoofdstuk 10
  • 17 februari 2021
  • 17
  • 2020/2021
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (14)
avatar-seller
sterrederoos
Algemene economische basisprincipes
H1 - Plaatsbepaling en basisbegrippen
● Externe omgeving = De factoren buiten de onderneming die gedrag en
resultaat van de onderneming beïnvloeden. Onder te verdelen in
macro-omgeving en directe omgeving.
- Macro-omgeving bevat de omgevingsfactoren die grote invloed op de
ondernemingsresultaten uitoefenen, maar die de onderneming zelf niet
of nauwelijks kan beïnvloeden.
- Directe omgeving die bestaat uit partijen op de in- en verkoopmarkten,
waarmee de onderneming dagelijks zaken doet.

● Schaarste = De spanning als gevolg van beperkte beschikbaarheid van
alternatief aanwendbare middelen voor het voorzien in een onbeperkt aantal
behoeften.
- Het feit dat middelen schaars en alternatief aanwendbaar zijn, dwingt
dus tot kiezen. Kiezen tussen verschillende gebruiksmogelijkheden van
schaarse middelen houdt in dat mensen de kosten en opbrengsten van
elke mogelijkheid tegen elkaar afwegen.

● Welvaart = De mate waarin consumenten met behulp van schaarse,
alternatief aanwendbare middelen in hun behoeften kunnen voorzien.
- Welvaart wordt vaak gelijkgesteld aan de waarde van de goederen en
diensten die in een land worden geproduceerd, het zogenoemde bruto
binnenlands product (bbp)

Vrije goederen
- Kenmerk is dat zij onbeperkt ter beschikking staan, waardoor het gebruik
ervan geen keuzeprobleem met zich meebrengt. Bv. zonlicht.

Productiefactoren (KANO):
1. K​apitaal = Dit bestaat uit alle geproduceerde middelen die je voor de
productie van andere goederen en diensten kunt gebruiken.
2. A​rbeid = Dit bestaat uit de tijd en de inspanning die mensen besteden aan de
productie van goederen en diensten.
3. N​atuur = Dit omvat alle natuurlijke hulpbronnen, zoals lucht, water, grond en
delfstoffen
4. O​ndernemerschap = Dit bestaat uit de organisatie van het productieproces in
ondernemingen.

● Primair inkomen = Een inkomen waar een tegenprestatie tegenover staat.
- Loon, rente, pacht, winst, huur

,Economische orde:
1. Wie​ moet er produceren?
2. Wat​ moet er geproduceerd worden?
3. Hoe​ moet er geproduceerd worden?
4. Waar​ vindt de productie plaats?
5. Voor wie ​moet er geproduceerd worden?

Productie kan geregeld worden via…
1. Budgetmechanisme (planeconomie): Bij het budgetmechanisme beslist de
overheid welke goederen en diensten geproduceerd worden, op welke manier
de productie plaatsvindt en tegen welke prijs de goederen en diensten
verkocht worden.
2. Marktmechanisme: Onder het marktmechanisme zijn de omvang en de
samenstelling van de productie afhankelijk van de beslissingen van
individuele consumenten en producenten. De wensen van producenten en
consumenten worden op markten op elkaar afgestemd door de prijzen van de
goederen en diensten. Prijzen zorgen namelijk voor evenwicht tussen vraag
en aanbod.

● Allocatie van de productiefactoren = In een markteconomie bepaalt het
marktmechanisme voor welke goederen de productiefactoren worden
gebruikt.

Drie vakgebieden van de algemene economie:
1. Micro-economie = In de micro-economie wordt bestudeerd hoe individuele
consumenten en producten met economische keuzeproblemen omgaan.
2. Meso-economie = Meso-economie bestudeert economische vraagstukken op
bedrijfstakniveau. Een bedrijfstak bestaat uit bedrijven die dezelfde soorten
producten met behulp van dezelfde soorten productieprocessen
voortbrengen.
3. Macro-economie = Macro-economie gaat over vraagstukken op het niveau
van een land als geheel. Dit onderdeel bestudeert het gedrag van en de
samenhang tussen zogenaamde geaggregeerde grootheden.

● Monetaire economie = Gaat over de rol van geld in de economie en besteedt
daarbij aandacht aan bijvoorbeeld de hoogte van de rente en de werking van
financiële markten.
● Internationale economie = Bestudeert de internationale handel in goederen en
diensten en het financiële verkeer tussen landen. Hier komen onder andere
wisselkoersen en de redenen voor internationale handel aan de orde.

, Deel 1: Bedrijven, consumenten en overhead
H2 - Vraag
Beïnvloedende factoren op de vraag:
1. De behoefte = Voor bedrijven is het belangrijk zich te realiseren dat afnemers
niet op zoek zijn naar een product maar naar een manier om in een behoefte
te voorzien.
2. Prijs van een product = Consumenten hebben veel meer behoeften dan ze
met behulp van hun inkomen kunnen vervullen.
3. Prijzen van andere goederen en diensten = Een prijsverandering van een
goed heeft twee effecten op de omvang van de markt. Enerzijds daalt de
vraag naar het goed, omdat het minder aantrekkelijk is. Ze gaat op zoek naar
een substitutiegoed. Anderzijds daalt de vraag naar het goed omdat de
prijsstijging de koopkracht van laat dalen.
4. Het inkomen = In het algemeen blijkt te gelden dat de vraag naar een goed
stijgt als het inkomen toeneemt.

Gevolgen van een prijsdaling:
- De consument kan daardoor met zijn inkomen meer van dit goed kopen. Dit is
het​ inkomenseffect​ van de prijsverandering
- Dit goed wordt goedkoper en dus aantrekkelijker ten opzichte van andere
goederen. Ook daardoor zal de vraag toenemen. Dit is het ​substitutie-effect
van de prijsverandering.

● Prijselasticiteit van de vraag (Ep) =
procentuele verandering van Qv / procentuele verandering van p

De waarde van prijselasticiteit van de vraag is afhankelijk van…
1. Het deel van het inkomen dat met de aanschaf van het goed gemoeid is. Hoe
kleiner dat is, des te minder de gevraagde hoeveelheid zal dalen als gevolg
van een prijsstijging.
2. De lengte van de beschouwde periode.
3. De aard van het goed. De vraag naar noodzakelijke goederen is minder
prijselastisch dan de vraag naar luxegoederen.
4. De beschikbaarheid van alternatieven.

● Kruislingse prijselasticiteit van de vraag (Ek) =
procentuele verandering van Qva / procentuele verandering van Pb

● Inkomenselasticiteit van de vraag (Ei) =
procentuele verandering van Qv / procentuele verandering van i

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sterrederoos. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 84251 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49
  • (0)
  Kopen