Voorbereiding les 1A
Leerdoelen:
1. Legt in eigen woorden eigen regie, zelfmanagement, empowerment, veerkracht, herstel en
zelfredzaamheid uit.
2. beheerst het chronic care model en het generiek model zelfmanagement op grote lijnen.
3. Weet wanneer een meetinstrument voor zelfmanagement in te zetten.
4. Is op de hoogte van de veelvoud aan meetinstrument voor zelfmanagement en de verschillen
hiertussen.
Voorbereidingsopdracht 1 zelfmanagement en de KBS
Zelfmanagement:
o Zelfmanagement is het zodanig omgaan met de chronische aandoening (symptomen,
behandeling, lichamelijke en sociale consequenties en bijbehorende aanpassingen in de
leefstijl) dat de aandoening optimaal wordt ingepast in het leven
Vermogen om aandoening zo goed mogelijke te kunnen inpassen in hun leven
Om leren gaan met symptomen, behandelingen en leefstijlveranderingen
o Dagelijks functioneren, kwaliteit van leven en welzijn behouden of verbeteren
Mensen bepalen zelf hoe zij hun dagelijks leven aanpassen om de
gezondheidsproblemen de baas te blijven
o Zelfmanagement betekent dat
De zorgvrager:
Kan kiezen in hoeverre men de regie over het leven in eigen hand wil
houden
Mede kan bepalen hoe de zorg eruitziet
De zorgverlener:
De zorg laat aansluiten bij de wensen, behoeften en mogelijkheden van
mensen in hun dagelijks leven
Capaciteiten van de zorgvrager benut en hulpbronnen uit de omgeving
inschakelt
Aandacht besteedt aan meer dan aan de ziekte alleen
o Zelfmanagement geldt alleen voor mensen met een chronische aandoening
- http://kennisbundel.vilans.nl/zelfmanagement-wat-is-zm.html
Zelfredzaamheid:
o Het vermogen van mensen om zichzelf te redden op alle levensterreinen met zo min
mogelijk professionele ondersteuning en zorg
o Het vermogen om voor jezelf te zorgen
o Mensen kunnen zich in het dagelijks leven redden
Het vermogen om dagelijkse levensverrichtingen zelfstandig te doen
o Zelfredzaamheid gaat om de volgende levensterreinen
Dagbesteding
Vrije tijd
Zinvolle activiteiten
Lichamelijk, psychisch en cognitief functioneren
Sociaal netwerk
Woonsituatie
Huishouden
Algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL)
Mobiliteit
Financiën
1
, o Zelfredzaamheid geldt voor iedereen
- https://www.vilans.nl/docs/producten/Handreiking_zelfredzaamheid.pdf
Compassie = Gevoel van medelijden, mededogen met de ander, de ander aanvoelen en begrijpen. Het is
een kwaliteit. Je toont gevoel vanuit je hart Empathie is een waarde die valt onder het begrip compassie
Veerkracht = Het vermogen om je aan te passen aan stress en tegenslag en daar sterker uit te komen. Het
vermogen om ondanks moeilijke levensomstandigheden een goed bestaan te leiden en zich positief te
ontwikkelen.
Empowerment = Iemand tot iets in staat stellen Een vorm van zelfsturing. Proces dat je persoonlijk en
maatschappelijk sterker wordt. Bewustwordingsproces waarbij je probeert tot je eigen potentieel te
komen en dit kan activeren. Ontstaan vanuit individuen of gemeenschappen die kwetsbaarder waren, om
die weerbaarder/sterker te maken.
Zelfmanagement = Dagelijks functioneren, kwaliteit van leven en welzijn behouden of verbeteren Gaat
over zelf bepalen. Zodanig omgaan met een chronische aandoening, dat een aandoening optimaal wordt
ingepast in het dagelijks leven. Nadruk ligt op een goed leven met de chronische ziekte.
Eigen regie = Vermogen van een persoon om zelf te bepalen op welke wijze hij/zij het eigen leven inricht
en hoe de zorg en/of begeleiding bij eventuele ziekte daarbij wordt ingevuld Belangrijk onderdeel van
zelfredzaamheid en zelfmanagement.
Herstel= het proces dat iemand ziek is en weer gezond word.
Mensen die zelfmanagement toepassen hebben ook zelfredzaamheid. In die management moet je
zelfredzaam zijn om het te kunnen toepassen.
Zelfmanagement en veerkracht. Het heeft allebei met stress te maken.
Zelfmanagement KBS
Veel activiteiten zelf ondernemen, veel ondersteuningen binnen haar netwerk. Ze hield zich niet aan de
levensstijl adviezen. Ze vraagt zelf om hulp. Slecht ziekte-inzicht. Tevreden met haar leven ondanks haar
ziekte.
Voorbereidingsopdracht 2 zelfmanagement in een model
Chronic Care Model
Het CCM is een hulpmiddel voor de ontwikkeling en verbetering van de chronische zorg. Het middel
bestaat uit 6 elementen die van invloed zijn op het resultaat van de zorg.
Ondersteuning van zelfmanagement (vergroten zelfredzaamheid patiënt)
Beslissingsondersteuning (toepassen van evidence-based zorg)
Ontwerp van het zorgproces (organiseren van een efficiënte, gecoördineerde samenwerking)
Klinische informatiesystemen (ICT-oplossingen)
Afstemming op de maatschappij (coördineren van mogelijkheden voor de patiënt buiten de
gezondheidszorg)
2
, Gezondheidszorgsysteem (continu verbeteren van de chronische zorg aan de hand van bewezen
strategieën).
Het doel van het model is om zorg voor chronisch zieken te verbeteren door goede samenwerking tussen
de patiënt en een team van zorgverleners. Daarbij is de patiënt goed geïnformeerd en werkt hij actief mee
aan de behandeling. Het team van zorgverleners is goed voorbereid en proactief. Elk element uit het
model kan bijdragen aan het verbeteren van deze zorg. Het combineren van elementen vergroot de kans
op betere uitkomsten op patiëntniveau, zoals betere kwaliteit van leven en minder complicaties.
Een van de elementen van het Chronic Care Model is het ondersteunen van zelfmanagement. Dit is de
kern van het toekomstbestendig organiseren van de zorg voor chronisch zieken. Het Chronic Care Model
gaat er vanuit dat gedragsverandering niet lukt zonder dat de patiënt hierin een leidende rol krijgt.
Daarom is zelfmanagement een belangrijke verantwoordelijkheid van de chronisch zieke. De voornaamste
taak van zorgverleners is om de patiënt hierin te begeleiden.
Generiek model zelfmanagement
Centraal in dit model staat de mens met een chronische aandoening die samen met de zorgverlener
vaststelt wat hij zelf kan en wil doen, welke doelen hij zich wil stellen. De kern van het model is dus de
interactie tussen chronisch zieke en zorgverlener. De competenties met het blauwe cirkeltje is voor de
zorgverlener. zelfmanagement staat centraal.
Een theoretisch raamwerk voor het bevorderen van zelfmanagement. Het model bevat de essenties van
zelfmanagement en aan welke onderdelen aandacht kan worden besteed bij het werken
aan zelfmanagement in de praktijk.
Het generiek model is weergegeven als een cirkel opgebouwd uit een kern en verschillende ringen.
Elke omliggende ring bevat aspecten van zelfmanagement die met elkaar samenhangen, die kunnen
inwerken op elkaar en op andere ringen en die van invloed zijn op de dynamiek tussen de chronisch zieke
en de zorgverlener in de kern.
3
, Voorbereidingsopdracht 3 zelfmanagement meten
Multisimensional pain readiness to change questionnaire MPRCQ
De MPRCQ2-13 en MPRCQ2-26 zijn verkorte versies van de originele MPRCQ2 (Nielson 2002). Ze meten
de bereidheid tot gedragsverandering van mensen met chronische pijnklachten. De vragenlijst is
gebaseerd op het transtheoretisch model van gedragsverandering van Prochaska en DiClemente. Met
behulp van deze vragenlijst kan bepaald en beoordeeld worden wat de mate van bereidheid is om een
gedragsverandering te maken op gebieden (oefenen, ontspanning, pacing etc.) die vaak onderdeel zijn
van een multidisciplinaire behandeling gebaseerd op zelfmanagement in het omgaan met pijn. De
MPRCQ2-13 bestaat uit 13 items en de MPRCQ2 -26 bestaat uit 26 items. Gescoord wordt met een 7
puntschaal
Self Management Screening SeMaS
Het Self Management Screening Instrument toetst of een patiënt in staat is tot zelfmanagement en welke
vorm ervan dan het meest geschikt is. Het is een screeningsinstrument en bestaat uit 27 items over de
volgende aspecten: belasting van de ziekte, beheersingsoriëntatie, eigen effectiviteit, sociale steun,
copingstijl, angst, depressie en vaardigheden (computer, groep en zelfverzorging). De uitslag
(patiëntenprofiel) kan grafisch worden weergegeven in grotere of kleinere cirkels. Hoe groter de cirkels
hoe meer de patiënt in staat zal zijn tot zelfmanagement. Tijdens het spreekuur kunnen
praktijkondersteuner en patiënt het profiel op het beeldscherm zien en bespreken. Het biedt
aanknopingspunten voor gesprek en het is gebaseerd op antwoorden van de patiënt zelf en geen
inschatting van de zorgverlener.
Self-Management Ability Scale-30
De SMAS-30 meet zes zelfmanagementvaardigheden bij ouderen, zowel afzonderlijk als in een
totaalscore. De zelfmanagementvaardigheden zijn gerelateerd aan de dimensies van welbevinden zoals
die beschreven zijn in de theorie van zelfmanagement van welbevinden.1 Het instrument is ontwikkeld
om te bepalen of daartoe bestemde cursussen voor ouderen leiden tot een toename in zelfmanagement
vaardigheden.2 De gedachte is dat goede zelfmanagementvaardigheden ouderen beter in staat stellen
om zo lang mogelijk de regie over hun leven te houden en welbevinden te creëren en te behouden. Het
betreft een zelfrapportage instrument. De periode waarover gevraagd wordt kan variëren, bijvoorbeeld
de laatste maand of de laatste drie maanden.
Summary of diabetes Self-Care Activitties SDSCA
The Summary of Diabetes Self-Care Activitities Measure (SDSCA) meet zelfmanagement van diabetes in de
zin van zelfzorg. In de gereviseerde versie van het instrument gaat het in de kernitems om vijf aspecten
die terug komen in de zorg rondom diabetes: voeding, lichamelijke inspanning, testen van bloedsuiker,
voetverzorging en roken. Het gaat in de lijst bijvoorbeeld om de mate waarin iemand zijn bloedsuiker
controleert of gezonde voeding kiest. Het gaat om diabetes zelfzorgactiviteiten in de afgelopen zeven
dagen. Het betreft een zelfrapportage instrument. De gereviseerde versie bevat 11 kernitems en 14
additionele items. De kracht van de 11 kernitems is o.a. de beknoptheid en het gemak waarmee ze te
scoren zijn. Dit maakt het instrument praktisch bruikbaar, zowel klinisch als in onderzoek. De additionele
items kunnen gebruikt worden om te checken of de patiënt de zelfmanagementdoelen begrepen heeft,
maar ook om de congruentie na te gaan tussen waargenomen aanbevelingen en niveaus van zelfzorg die
men rapporteert.
Lung Information Needs Questionnaire LINQ
De LINQ vragenlijst brengt de informatiebehoeftes in kaart van patiënten met COPD. Het instrument is
ontwikkeld om clinici te helpen bepalen welke patiënten geholpen zouden zijn met informatie en het type
informatie dat een individuele patiënt nodig heeft. Het primaire doel van LINQ is een assessment
voorafgaand aan het (klinisch) interview om de individuele behoeftes aan educatie bij de patiënt na te
gaan. Het instrument kan ook gebruikt worden om het effect van een interventie (bijvoorbeeld educatie
tijdens klinische zorg/revalidatie) te evalueren, en voor onderzoeksdoeleinden. LINQ meet twee soorten
informatiebehoeftes vanuit het perspectief van de patiënt: informatie die nodig is om de longziekte goed
4