Samenvatting MCO/S t/m week 5
Hoorcollege 1A
Communicatiewetenschap bestudeert media-effecten.
Method of science: kennis zoeken en theoretische verklaringen zoeken en maken.
Method of tenacity: ‘Zo heb ik het altijd gedaan’.
Method of intuition: ‘Dit voelt gewoon als het beste’.
Method of authority: ‘Omdat mijn arts het zegt’.
Deskresearch: literatuuronderzoek, hypothese op ethische wijze toetsen.
Regels van wetenschappelijk onderzoek:
- Openbaar: controleerbaar en open voor kritiek
- Empirisch: gebaseerd op de werkelijkheid
- Systematisch en cumulatief: voortbouwen op eerder onderzoek en zoeken naar
algemene patronen
- Predictief: leidt tot voorspellingen.
- Constante twijfel en (zelf)controle: resultaten zijn altijd voorlopig.
Ontwerpen van een onderzoek: onderzoeksplan
- Introductie: de wetenschappelijke methode
- Het onderzoeksplan en soorten onderzoek
- Van theorie naar variabelen
- Literatuur zoeken en literatuuronderzoeken.
- Responsie voor deeltoets 1
Uitvoeren van onderzoek: methoden en rapporteren
- Inhoudsanalyse
- Surveyonderzoek
- Experimenteel onderzoek
- Kwalitatief onderzoek
- Verslaglegging
- Responsie voor deeltoets 2
Spurious relationship (schijnverband): toeval van uitkomst, er moeten meer observaties
plaatsvinden.
De hypothese kun je het beste testen door een experiment, maar is ethisch niet
verantwoord volgens het belmont-rapport.
Methodologie: het zoeken van een passend onderzoekontwerp bij de onderzoeksvraag en
het zoeken van een gerechtvaardigde conclusie op basis van je onderzoekontwerp.
Een goed wetenschapper is (wetenschappelijke integriteit):
- Eerlijk, openhartig en zorgvuldig
- Betrouwbaar
- Controleerbaar
, - Onpartijdig en objectief
- Onafhankelijk
- Verantwoordelijk
Inhoudsanalyse: het halen van informatie uit bestaande beelden of teksten. Op basis
daarvan onderzoekseenheden selecteren. (systematisch, codeervoorschrift)
Fundamenteel onderzoek: wetenschappelijk doel kennis vergaren door middel van
eerdere onderzoeken. (theorie/kennisprobleem)
Praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek: praktisch doel een probleem proberen op te
lossen door middel van praktische ondernemingen. (verzoek kennis van opdrachtgever).
Altijd wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie.
Voorbeeld: ‘Met de huidige studie wordt een bijdrage geleverd aan het beperkte aantal
studies naar de invloed van prosociale televisie op kinderen’. (Nut voor maatschappij)
Voorbeeld: ‘Kortom, televisienieuws voor kinderen zou een goede en natuurlijke manier
kunnen zijn om kinderen bloot te stellen aan prosociale boodschappen, omdat kinderen
vaak naar televisienieuws voor kinderen kijken en omdat dit nieuws op een aansprekende
wijze wordt gebracht’. (Nut voor de wetenschap)
Inspiratiebronnen voor onderzoekers:
- Opdrachtgevers
- De maatschappij: media, politiek, publiek debat.
- Theorie
- Empirie
Onderzoeksontwerpen:
- Experiment
- Enquête
- Kwalitatief onderzoek
- Inhoudsanalyse
- Gebruik van bestaand materiaal.
Methoden van dataverzameling:
- Observaties: systematisch, alle stappen en keuzes moeten openbaar en daardoor
controleerbaar zijn. (wie/wat/waar)
- Het stellen van vragen: diepte-interviews
- Inhoudsanalyse: selecte onderzoekseenheden, systematisch. (wat/hoe)
Hoorcollege 1B
Beschrijvende statistiek: het samenvattend beschrijven van de kenmerken van een groep
onderzoekseenheden.
- Onderzoekseenheden (cases)
- Een kenmerk van een onderzoekseenheid is een variabele.
- Beschrijving van de gegevens in een datamatrix
- Grondstof statistiek zijn getallen/waarden.
, - In de datamatrix staan de variabelen en de cases
‘Mate van’ maakt iets tot een variabele.
Inferentiële statistiek: schattingen doen over populatiekenmerken op basis van
steekproefgegevens.
- Schattingen: met een bepaalde mate van zekerheid (95% meestal)
- Populatiekenmerken: kenmerken (variabelen) zoals ze werkelijk zijn.
- Steekproefgegevens: data die je verzamelt in je datamatrix.
Analyseniveaus:
- Univariate analyse: 1 variabele (naar de kroeg gaan)
o Frequentieverdeling, centrummaat en spreidingsmaat.
- Bivariate analyse: 2 variabelen (naar de kroeg gaan en geslacht.
- Multivaraite analyse: 3 of meer variabelen. (Naar de kroeg gaan, geslacht en
frequentie cafébezoek)
FREQUENTIEVERDELING: gebruikt om nominale en ordinale data te beschrijven.
Centrummaten: rekenkundig gemiddelde, mediaan, modus
Symmetrische relatie: er is geen duidelijk verschil tussen een afhankelijke en een
onafhankelijke variabele. (X Y)
Asymmetrische relatie: er is een verschil tussen een afhankelijke en een onafhankelijke
variabele. (X Y)
Verband altijd asymmetrisch bij de variabelen:
- Geslacht
- Leeftijd
- Hoogst genoten opleiding.
Vier criteria:
- Classificatie naar waarden 1
- Rangorde 2
- Vaste meeteenheid 3
- Vast nulpunt 4
Meetniveaus:
- Nominaal 1 (geslacht, favoriete series, woonplaats, haarkleur)
- Ordinaal 1+2 (opleidingsniveau, likert schaal, olympische spelen)
- Interval 1+2+3 (inkomen, temperatuur, tijd, geboortejaar)
- Ratio 1+2+3+4 (leeftijd, tijd in seconden, meters, gewicht)
Categorisch: kenmerken, categorieën of klassewaarden. (Nominaal en ordinaal)
Numeriek: bestaat uit getallen (interval en ratio)
Mediaan: de middelste score na rangordening (vanaf ordinaal) (50% overschrijding)
Ongeordend: 44134221 geordend: 1122344 mediaan: 2 + = 2,5