Nederlands leesvaardigheid
Hoofdstuk 1
Onderwerp: Waar gaat de tekst over? Je kunt het in één of enkele woorden beschrijven. Een
onderwerp bestaat vaak uit één of meerdere deelonderwerpen. Een onderwerp hoort bij de hele
tekst en een deelonderwerp hoort bij een tekstgedeelte (1 of meerdere alinea’s).
Hoofdgedachte: de kortst mogelijke samenvatting van de tekst. De hoofdgedachte geeft in één, goed
gestructureerde, prettig leesbare zin weer wat er over het onderwerp wordt gezegd. Om de
hoofdgedachte van een tekst te kunnen formuleren, kijk je goed naar de titel, de inleiding, het slot en
de kernzinnen. De hoofdgedachte is altijd een mededelende zin, nooit een vraag.
Elke tekst is verdeeld in een aantal alinea’s. De laatste regel van een alinea wordt niet volgemaakt of
er is een witregel. Een goed opgebouwde alinea is een afgeronde eenheid. Er wordt maar één
(deel)onderwerp besproken.
Kernzin: de zin die het belangrijkste van een alinea weergeeft. Het is vaak de eerste, laatste of een na
laatste zin van een alinea. De rest van de alinea is een uitwerking. Het geeft (de richting van) het
deelonderwerp aan. Bij langere alinea’s wordt een kernzin ingeleid door een aankondigende
signaalzin. De kernzin staat dan vaak direct na deze overgangszin.
Soms staat de kernzin midden in de alinea, staan er twee kernzinnen in of staat er geen kernzin in.
Als een alinea begint met een vraag, is het antwoord daarop vaak de kernzin.
Citeren: letterlijk overnemen. Bij langere zinnen of zinsgedeeltes is het niet nodig om dan het hele
citaat over te nemen. De eerste en laatste twee woorden volstaan ook voor ene goed antwoord. Een
citaat zet je altijd tussen aanhalingstekens en er moeten regelnummers bij het antwoord. Als er
gevraagd wordt om een zinsgedeelte, moet je niet de hele zin citeren. Als je iets met eigen woorden
uit moet leggen (parafraseren), mag je niet citeren. Het is slim de belangrijkste woorden uit de tekst
over te nemen. Blijf zo dicht mogelijk bij de tekst.
Voorbeeld citaat: ‘Het heeft … is begonnen.’ (regel 32-34)
Feitelijke uitspraak: een uitspraak waarvan de schrijver of spreker meent dat deze waar,
waarschijnlijk of aannemelijk is. Als een feitelijke uitspraak inderdaad waar is, is het een feit.
Waarderende uitspraak: een niet-feitelijke uitspraak en geeft de mening (goed of slecht, mooi of
lelijk, gepast of ongepast, wenselijk of onwenselijk, waardevol of waardeloos) aan.
Schrijf(doel): iets wat de schrijver met de tekst wil bereiken. Hieronder volgen zeven verschillende
doelen:
Informeren: informatie geven, gegevens (leveren)
Instrueren: aanwijzingen geven, iets leren
Uiteenzetten: uitleggen hoe iets in elkaar zit, hoe iets werkt
Overtuigen: iets betogen, ervoor zorgen dat de lezer achteraf de mening van de schrijver deelt
Beschouwen: iets van verschillende kanten belichten, de lezer aan het denken zetten
Activeren: de lezer tot actie laten overgaan, aanzetten iets te doen
Amuseren: de lezer vermaken, entertainen
, Bij elk schrijfdoel hoort een tekstsoort. Hieronder worden de belangrijkste drie uitgelegd:
Uiteenzetting: is een informatieve tekst en is objectief. Het is gebaseerd op feiten en is vaak een
nieuwsbericht, verslag.
Betoog: is subjectief, gebaseerd op de mening van de schrijver en die mening wordt onderbouw met
argumenten. Het doel van de schrijver is je te overtuigen van zijn of haar gelijk. De vorm is vaak een
opiniestuk in een krant of tijdschrift.
Beschouwing: is ook subjectief, maar belicht een opvatting van verschillende kanten en wil de lezer
aanzetten tot nadenken. Er is zowel uitleg als argumentatie. De vorm is vaak een achtergrondartikel
in de krant of een tijdschrift.
Tekstvorm: de vorm van een tekst, dus hoe de tekst eruitziet, Sommige tekstvormen hebben een
(min of meer) vaste vorm zoals een zakelijke brief of een recept. Een tekstvorm is niet gekoppeld aan
een schrijfdoel.
In het volgende schema vind je alles nog eens overzichtelijk weergegeven:
Schrijfdoel Uitgangspunt Tekstsoort Tekstvorm
Informeren Feiten opsommen (objectief) Informerende teksten Nieuwsbericht, verslag,
notulen, werkstuk,
zakelijke brief
Instrueren Aanwijzingen geven (leren) Instruerende teksten Gebruiksaanwijzing,
routebeschrijving,
recept
Uiteenzetten Feiten en hun samenhang Uiteenzettende teksten Overzichts- of
(uitleg geven) achtergrondartikel in
krant of tijdschrift, tekst
in schoolboek,
naslagwerk, zakelijke
brief
Overtuigen Vooral argumenteren Betogende teksten Commentaar of
(subjectief) (betogen) opiniestuk in krant,
tijdschrift of online,
recensie, column,
ingezonden brief
Beschouwen Van verschillende kanten Beschouwende teksten Achtergrondartikel in
belichten, de lezer laten (beschouwingen) krant, tijdschrift of
nadenken over een bepaalde online, recensie, column
kwestie; uitleggen en of blog
argumenteren (deels
subjectief, deels objectief)
Activeren Aanzetten tot een handeling Activerende teksten Advertentie, folder,
of gedrag; vooral flyer, brochure, pamflet,
argumenteren (subjectief) ingezonden brief,
sollicitatiebrief,
recensie, blog
amuseren Amuserende informatie Amuserende teksten Roman, artikel in
geven (objectief, maar tijdschrift, stripverhaal,
vooral subjectief) column of blog