Samenvatting
Recht
BLOK D INTEGRALE VEILIGHEID
Sam Veltman
Hogeschool Utrecht
,Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 “Het recht”................................................................................................................................. 2
Hoofdstuk 2 “Rechtsbronnen”....................................................................................................................... 4
Hoofdstuk 6 “Rechtspraak”............................................................................................................................ 5
Hoofdstuk 11 “verbintenissenrecht algemeen”..............................................................................................8
Hoofdstuk 12 “Verbintenissen uit overeenkomst”........................................................................................11
Hoofdstuk 13 “Verbintenissen uit de wet”.................................................................................................... 14
Hoofdstuk 18 “Burgerlijk procesrecht”......................................................................................................... 17
Hoofdstuk 8 “Materieel Strafrecht”.............................................................................................................. 21
Hoofdstuk 9 “Strafprocesrecht”................................................................................................................... 28
Hoofdstuk 7 “Bestuur”................................................................................................................................. 32
Hoofdstuk 10 “Rechtsbescherming tegen de overheid”................................................................................36
Hoofdstuk 19 “Internationaal Recht”............................................................................................................ 38
Week D1 Inleiding Recht
Hoofdstuk 1,2,6/PowerPoint week D1
1
,Hoofdstuk 1 “Het recht”
Het doel van recht volgens veel juridische schrijvers is: “Het ordenen van de samenleving en het geven van
regels om conflicten op te lossen zodat de orde kan terugkeren.” Mocht er een meningsverschil ontstaan, dan
geeft het recht regels om het conflict op te lossen.
Recht: Het geheel van overheidsregels dat de samenleving ordent.
Rechtsgebieden
1. Staatsrecht
2. Bestuursrecht
3. Strafrecht
4. Burgerlijk Recht/Civielrecht/Privaatrecht
1. Staatsrecht
Dit is het organisatieplaatje van de overheid, en schetst de overheid ‘in ruste’. Geeft de grondregels
voor de organisatie van de staat en biedt een beschrijving van de verschillende organen, hun
onderlinge verhoudingen en de relatie tussen burger en overheid. Bijvoorbeeld de regering & tweede
kamer.
2. Bestuursrecht
Bestuursrecht houdt zich bezig met de overheid ‘in actie’. Het geeft regels over de bestuurstaak van de
overheid. Zoals zorg voor milieu, onderwijs, welzijn, verkeer….
Bij bestuursrecht komen burgers veel in aanraking met de overheid. Burgers die vergunningen vragen
om een boom te kappen, een uitkering aanvragen, of zich verzetten tegen belastingaanslag. Wat de
overheid bij dit soort dingen wel en niet mag doen, en hoe ze zich dient te gedragen, wordt
beschreven in het bestuursrecht. Ook is het bestuursrecht voor burgers die bezwaar of beroep willen
doen tegen handelingen of besluiten van de overheid.
3. Strafrecht
Beschrijft verboden gedragingen waar straf op staat. De wetgever neemt een bepaalde gedraging op
in het strafrecht als hij vindt dat de gedraging de rechtsorde zozeer schendt, dat de overheid met een
straf moet reageren.
- Politie: spoort strafbare feiten op en de personen die van deze feiten worden verdacht
- OM: beslist op basis van het opsporingsonderzoek of de verdachten worden vervolgd (of
de zaak aan de rechter wordt voorgelegd ja of nee). Ook zorgen ze ervoor dat de dader
de straf echt ondergaat
- Rechter: Beoordeelt het bewijs dat het OM voor de verdenkingen geleverd heeft, en zo
ja, welke straf hij de verdachte oplegt.
4. Burgerlijk recht/Civielrecht/Privaatrecht
Regelt de rechtsverhoudingen tussen burgers onderling, gaat om rechtsrelaties waardeerbaar op geld,
of familierechtelijke relaties die niet op geld waardeerbaar zijn.
Personen- en familierecht gaat vooral over familierechtelijke verhoudingen in en buiten het gezin.
Bijvoorbeeld aangifte van geboorte en overlijden, gezag over minderjarigen, het huwelijk en
echtscheidingen.
Vermogensrecht gaat over rechtsbetrekkingen die op geld waardeerbaar zijn. Hierin worden alle
bestanddelen beschreven waaruit iemands vermogen kan zijn opgebouwd. Alle rechten waaruit een
vermogen is opgebouwd en de rechten en plichten die uit vermogensrechten voortvloeien.
a. Erfrecht beschrijft wat er gebeurt met het vermogen van een overledene.
Rechtspersonenrecht: rechtspersonen zijn organisaties en bedrijven die zelfstandig aan het
rechtsverkeer deelnemen. Het vermogen van de rechtspersoon staat los van het vermogen van de
bestuurder van deze rechtspersoon.
2
,Publiekrecht en privaatrecht
Bij publiekrecht heeft de overheid een geheel eigen taak of positie in een bepaald rechtsgebied. Het
Staatsrecht, Bestuursrecht en het Strafrecht behoren tot het publiekrecht. In het burgerlijk recht heeft de
overheid geen specifieke taak, want daar gaat het om rechtsverhoudingen tussen burgers onderling. Hierom
valt het burgerlijk recht onder het privaatrecht/Burgerlijk recht/Civielrecht.
Publiekrecht (BURGERS EN OVERHEID) Privaatrecht (BURGERS ONDERLING)
Staatsrecht Burgerlijk recht/Privaatrecht/Civielrecht
Bestuursrecht
Strafrecht
In het publiekrecht is de overheid ‘hoedster van algemeen belang’ en heeft zij een specifieke rol. Ze beschikken
over bevoegdheden waarmee ze medewerking van burgers en organisaties kunnen afdwingen. De burger hoeft
zich hier niet altijd bij neer te leggen, en kan naar een onafhankelijke rechter gaan.
Materieel en formeel recht
Materieel recht: Beschrijft de rechten en plichten van mensen en instellingen. Hierin staat de norm beschreven.
Het zegt iets over de inhoud van de wet en is altijd voor iedereen geldend.
Formeel recht: Zegt niks inhoudelijks over de wet, maar vertelt hoe je het materieel recht moet handhaven. Dit
wordt van belang wanneer een conflict ontstaat of het materieel recht geschonden wordt.
Materieel recht beschrijft rechten en plichten, formeel recht is vooral procesrecht.
Voorbeelden:
Strafrecht: Het verbod tot doodslag hoort bij materieel recht, want er zit een plicht in ‘gij zult niet doden’. Als
er ondanks dat verbod toch sprake is van doodslag, wordt formeel recht belangrijk. Het beschrijft dan namelijk
een handhavingsregel dat een opsporingsambtenaar de verdachte van doodslag staande mag houden.
Burgerlijk recht: de verkoper moet een product leveren (materieel recht, want verplichting), als hij zich daar
niet aan houdt kan er een rechtszaak komen waarbij het formele recht beschrijft hoe iemand zijn ‘recht kan
halen’.
Bestuursrecht: Het verbod om te bouwen zonder vergunning (materieel recht). Wat een burger kan doen als hij
geen vergunning krijgt staat in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en is dus Formeel recht.
In het staatsrecht is geen onderscheid tussen materieel en formeel recht, want het kent maar weinig
handhavingsregels. Het gaat er van uit dat overheidsorganen geen dwang nodig hebben om zich aan de regels
van het staatsrecht te houden.
Overige indelingen van het recht
Nationaal recht: Rechtsregels die alleen gelden op het grondgebied van dat land
Internationaal recht: Regelt de rechtsrelaties tussen verschillende staten, meestal in een verdrag.
Objectief recht: De rechtsregels die we onder andere in wetten en verdragen vinden
Subjectief recht: De rechten en bevoegdheden die mensen aan dit objectieve recht ontlenen.
3 Visies op recht
1. Rechtspositivisme: rechtsstelsel staat centraal (Recht is alleen hetgeen wat in de wet staat, alle andere
regels zijn geen wet).
3
, 2. Natuurrecht: Rechtsregels in overeenstemming met de universele beginselen (een van de oudste visies
op recht, algemene regels die gelden voor het recht van een bepaalde samenleving).
3. Interactionisme of Cultuurrecht: Recht ontstaat uit menselijk handelen (Maakt niet uit wat er in de
wet staat, wij gaan met interactie bepalen wat hierbij de oplossing is)
Recht kan op verschillende manieren worden ingedeeld:
1. Indeling naar rechtsgebied: Staatsrecht bestuursrecht, strafrecht en burgerlijk recht
2. Indeling op grond van de rol van de overheid
a. Publiekrecht (strafrecht, staatsrecht en bestuursrecht)
b. Burgerlijk recht (privaatrecht/burgerlijk recht/civielrecht)
3. Indeling op materieel en formeel recht
a. Materieel recht (rechten en plichten)
b. Formeel recht (handhaving van materieel recht)
4. Indeling op reikwijdte
a. Nationaal recht (rechtsregels van een bepaald land)
b. Internationaal recht (rechtsrelaties tussen staten onderling)
5. Indeling op objectief of subjectief recht
a. Objectief – recht zoals het in wetboeken en verdragen staat
b. Subjectief – rechten en bevoegdheden die mensen aan dit objectieve recht ontlenen.
Hoofdstuk 2 “Rechtsbronnen”
Rechtsbronnen: Plaatsen waar het recht te vinden is. Er zijn 4 rechtsbronnen.
1. Het internationaal verdrag
2. De wet
3. De jurisprudentie
4. De gewoonte
1. Het internationaal verdrag is een verdrag dat deel uit maakt van het nationale recht. De nadruk ligt
vooral op bescherming van handel en economische samenwerking.
2. De wet is een overheidsregel met algemene werking. ‘De wetgever’ bestaat uit verschillende
wetgevers. Één centrale wetgever is praktisch onmogelijk omdat sommige regels veel beter door
regionale of gemeentelijke wetgevers gemaakt kunnen worden, passend voor die situatie. Naast dat
de wet een overheidsregel met algemene werking is, doelt de wet op een besluit afkomstig van
regering en volksvertegenwoordiging. Om deze twee uit elkaar te houden worden de termen wet in
Formele zin, en wet in Materiele zin gebruikt.
a. Wet in formele zin: een besluit afkomstig van regering en volksvertegenwoordiging samen,
dat volgens een vaste procedure tot stand is gekomen. Alleen wetten van de ‘hoogste
wetgever’ (regering + volksvertegenwoordiging), en tot stand gekomen volgens een in de
grondwet vastgelegde procedure, zijn wetten in formele zin.
b. Wet in materiele zin is een verzamelnaam voor alle algemeen verbindende
overheidsvoorschriften, ongeacht welk orgaan het voorschrift heeft gemaakt. Het gaat erom
voor wie de maatregel is bedoeld. Als de regel een algemene werking heeft, of voor een
bepaalde groep mensen geldt, is het een wet in materiele zin.
Dus Materieel is algemeen geldend en formeel is van de hoogste wetgever. De naam van een
wet in formele zin bevat altijd het woord ‘wet’. (Burgerlijk wetboek, wetboek van strafrecht..)
De meeste wetten in formele zin hebben algemene werking en zijn ook wetten in materiele
zin zoals het wetboek van strafrecht, opiumwet, vreemdelingenwet… iedere overheidsregel
met algemene werking is een wet in materiele zin. Voorbeelden van wetten in materiele zin
die geen wet in formele zin zijn, zijn APV’s, provinciale verordeningen en ministeriële
regelingen.
Er zijn een paar wetten in formele zin die geen algemene werking hebben. Dit zijn wetten in
formele zin die geen wet in materiele zin zijn. Hierbij gaat het om besluiten afkomstig van de
formele wetgever, gemaakt via een vastgelegde procedure, gericht op 1 persoon of 1
4
, bepaalde zaak. bijvoorbeeld dat de koning toestemming nodig heeft van de Staten Generaal
om te trouwen. Deze toestemming moet bij wet worden gegeven.
Totstandkoming van de wet
3. De Jurisprudentie is de verzameling van alle rechterlijke uitspraken die onze rechters in de loop van
tijd hebben gedaan. Het vonnis wat een rechter geeft is niet alleen voor betrokken partijen van belang,
maar ook voor de ontwikkeling van het recht. Vooral uitspraken van de Hoge Raad vormen een soort
handleiding met uitleg bij wetteksten. Als de rechter een oordeel moet geven houdt hij rekening met
de jurisprudentie van de Hoge Raad in vergelijkbare zaken. Bijna net zo belangrijk als de hoge raad zijn
uitspraken van de Europese rechters.
4. De gewoonte is vooral in het staatsrecht en bij burgerlijk recht een belangrijke rechtsbron. Algemeen
geldende beginselen, deels gecodificeerd. Zijn gedeeltelijk in de wet opgenomen, gedeeltelijk door
jurisprudentie ontstaan en gedeeltelijk ontstaan vanuit onze democratie- en rechtstaatgedachte.
Hoofdstuk 6 “Rechtspraak”
De rechterlijke macht bestaat uit rechters en uit leden die niet met rechtspraak zijn belast (Leden van het OM,
zoals de OvJ, Advocaten-generaal of procureurs-generaal. Zij moeten verdachten vervolgen en de door rechters
opgelegde straffen ten uitvoer leggen.
OM- Staande magistratuur – Hiërarchisch opgebouwd
Rechters – Zittende magistratuur – onafhankelijk ten aanzien van de regering.
De organisatie van de rechterlijke macht en rechtspraak is grotendeels geregeld in de wet op rechterlijke
organisatie (Wet RO) en de wet op rechterlijke indeling.
Rechtbank: In bestuursrecht, strafrecht en burgerlijk recht de eerste toegang tot rechtspraak
Bestuurskamer: Hier kunnen burgers en bedrijven terecht die het niet eens zijn met een besluit van een
bestuursorgaan.
Strafkamer van de rechtbank: behandelt strafzaken tegen verdachten. De taak van de rechter is om vast te
stellen of wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het strafbaar feit heeft gepleegd wat door het
OM ten laste is gelegd.
Civiele Kamer: Zaken uit het burgerlijk/privaat/civielrecht. Bijvoorbeeld een verkoper die zijn geld niet krijgt.
Ook de familiekamer met echtscheidingszaken en gezag over minderjarigen valt onder de civiele kamer.
Kantonkamer: behandelt de relatief kleine strafzaken en civiele zaken. Kantonrechters zijn bevoegd in
strafrecht om verdachten van overtredingen te berechten, en in het burgerlijk recht doen kantonrechters:
a. vorderingen tot 25.000,-
b. alle vorderingen, ongeacht hoogte, uit arbeid, huur, koopkracht, pacht, consumentenkoop en
consumentkrediet tot 40.000,-
5
,Gerechtshof: De 4 gerechtshoven fungeren vooral als hogerberoepsorgaan voor civiele en strafrechtelijke
uitspraken van rechtbanken, inclusief kanton. Daarnaast heeft ieder gerechtshof een belastingkamer die zaken
in het belastingenrecht behandelt.
Hoge Raad: heeft als belangrijkste taak de cassatierechtspraak. In cassatie wordt de uitspraak in ‘hoger beroep’
voorgelegd aan de hoge raad, die de oude uitspraak in stand houdt of vernietigt (casseert). De hoge raad
beperkt zich tot de rechtsvragen, en laat de feiten van de zaak rusten. Cassatie (vernietigen) is namelijk alleen
mogelijk wegens verzuim van vormen en schending van het recht. Het gaat bij de hoge raad dus alleen om
juridische kwesties, zoals de uitleg of toepassing van een bepaald wetsartikel. Ze kunnen wel een uitspraak
doen over de vraag of bepaald gedrag ‘onrechtmatig’ is, maar zal zich niet uitspreken over de hoogte van een
schadebedrag waarop de gedupeerde recht heeft na een onrechtmatige daad. Als het vonnis wordt gecasseerd,
kan de hoge raad zelf een nieuwe uitspraak doen, of voor het doen van een uitspraak doorverwijzen naar 1 van
de 4 gerechtshoven.
Raad voor de rechtspraak: de schakel tussen minister van justitie en de gerechten. De raad van de rechtspraak
bemoeit zich niet met de inhoud van de rechtspraak, maar de organisatie ervan. Moet zorgen dat de gerechten
hun rechtsprekende taak goed kunnen vervullen.
Er zijn 11 rechtbanken, 4 gerechtshoven en 1 hoge raad.
Strafzaken Burgerlijke zaken Bestuurszaken
Kantonrechter Overtredingen Alle vorderingen tot
25.000 euro en huur,
huurkoop, pacht en
arbeid,
consumentenkoop en
consumentenkrediet tot
40.000 euro ongeacht de
hoogte van de vordering.
Overige kamers van de Misdrijven Alle andere vorderingen Bijna alle zaken na
rechtbank bezwaarschrift
Gerechtshof Hoger beroep van Hoger beroep van Belastingzaken
vonnissen van de vonnissen van de
rechtbank en van de rechtbank en van
kantonrechter kantonrechter
Hoge Raad Cassatie Cassatie
In een burgerlijke rechtszaak oordeelt de rechter over een geschil tussen twee partijen dat op initiatief van 1
van hen wordt voorgelegd aan de rechter. De initiatiefnemer wordt de eiser/verzoeker genoemd, de
wederpartij heet gedaagde/verweerder.
In een strafzitting staan het OM en de verdachte tegenover elkaar. Het OM beslist of een verdachte ter
terechtzitting wordt gedagvaard zodat de rechter een oordeel kan geven.
In de bestuursrechtspraak legt een burger, bedrijf of een instelling een besluit van een bestuursorgaan voor
aan de rechter. Het bestuursorgaan en de belanghebbende die zich tegen het besluit verzet, staan dus in de
bestuursrechtspraak tegenover elkaar. Conflicten over besluiten van de bestuursorganen worden
bestuursgeschillen genoemd. Denk hierbij aan het weigeren van een uitkering of een vergunning.
Burgerlijke rechtspraak Bestuursrechtspraak Strafrechtspraak
6
, Rechter Rechter
Rechter
Bestuurs
Burger Burger Burger orgaan
Verdachte OM
Rechtsvinding is het recht toepassen op een concreet geval. Als de wet niet duidelijk is, moet de rechter de wet
uitleggen. Dit uitleggen wordt interpreteren genoemd.
De 5 interpretatiemethoden:
1. Grammaticaal: Hier kijkt de rechter naar de taalkundige betekenis van de tekst in de wet.
2. Systematisch: Hier is vooral de plaats die het wetsartikel inneemt in de totale wet van belang. De
rechter kijkt dan bijvoorbeeld naar het hoofdstuk waartoe het te interpreteren wetsartikel behoort
3. Rechtshistorisch: Soms maakt de ontstaansgeschiedenis van de wet de betekenis duidelijk. Dit wordt
een wets- of rechtshistorische interpretatie genoemd
4. Anticiperend als een rechterlijk college zich laat leiden door toekomstige wetgeving waarvan hij/zij
weet dat deze binnenkort van kracht wordt, is er sprake van anticiperende interpretatie
5. Teleologisch: in zeer bijzondere situaties legt de rechter een wettekst uit door te kijken naar de
maatschappelijke context waarin de wet functioneert.
Hoe bewaar je eenheid en rechtmatigheid in het recht?
1. Rangorde in het recht
2. Het legaliteitsbeginsel
Rangorde in het recht
2. Het legaliteitsbeginsel
7
, Het legaliteitsbeginsel wordt samengevat als: “geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan
voorafgegane strafbepaling.” Het legaliteitsbeginsel bevat 3 elementen:
1. Verbod terugwerkende kracht: een verdachte kan alleen gestraft worden voor gedrag dat al strafbaar
was op het moment van de daad. Een dader moet kunnen weten dat iets strafbaar is.
2. Geen gewoonte of analogie: strafbaarstelling op grond van gewoonte of op grond van aanvulling door
analogie (het oprekken van wettelijke regelingen zodat ook niet-wettelijk geregeld gedrag eronder valt
als 2 gedragingen sterk op elkaar lijken. Is in het Strafrecht niet toegestaan.
3. Wet in Materiele zin: Met een ‘wettelijke strafbepaling wordt in Art.1Sr. het wetsbegrip in Materiele
zin bedoeld. Dit betekent dat niet alleen de formele wetgever (regering + volksvertegenwoordiging),
maar ook andere organen strafbepalingen kunnen maken. De strafwetten van lagere wetgevers
moeten wel gebaseerd zijn op een wet in formele zin.
Iedere bevoegdheid van een overheidsorgaan dient haar basis in de wet terug te vinden. Het moet in de wet
terug te vinden zijn.
De uitgangspunten van het strafrecht.
1. Rechtszekerheid
2. Rechtsgelijkheid
3. Verbod willekeur
Week D2 Civielrecht/Burgerlijk recht/Privaatrecht
Hoofdstuk 11,12,13 en 18/PowerPoint week D2
Hoofdstuk 11 “verbintenissenrecht algemeen”
Verbintenissenrecht valt onder het privaat-/burgerlijk-/civielrecht.
In het publiekrecht heeft de overheid en rol, en in het burgerlijk recht niet. Houdt een verkoper zich niet aan
zijn verplichtingen, kan de koper de zaak aan de rechter voorleggen. Doet hij dit niet, gebeurt er niks. De
overheid grijpt dus niet in als rechten en plichten uit het burgerlijk recht geschonden worden.
Typerend voor het burgerlijk recht is het onderscheid tussen Dwingend en Regelen recht. Regelend recht wil
zeggen dat het partijen vrijstaat om andere, afwijkende afspraken te maken. Ze vallen op regelend recht terug
als ze zelf geen afspraken hebben gemaakt. Dit is het grootste deel van het burgerlijk recht. Dwingend recht wil
zeggen dat de betrokkenen eraan verbonden zijn. Maken ze andere afspraken, zijn deze nietig (ongeldig).
Het materiele deel (de inhoudelijke regels) van het burgerlijk recht staat in het Burgerlijk wetboek, dat bestaat
uit 10 boeken. Het Burgerlijk wetboek (BW) heeft een gelaagde structuur, de oplossing moet vaak worden
gezocht op meerdere plaatsen uit het wetboek. De verschillende lagen gaan van algemeen naar bijzonder.
Rechtsfeiten zijn feiten die voor het recht belangrijk zijn.
8