Levenslooppsychologie
Hoorcollege 1 0 tot 6 maanden
Ontwikkelingspsychologie: bestuderen van deze ontwikkelingsgebieden (lichamelijk, cognitief etc)
per levensfase
Ontwikkelingsgebieden: een complexe taak als autorijden, een taak voor volwassenen, doet een
beroep op vermogens die we als klein kind nog niet hebben;
1. Lichamelijke rijping lichamelijk zijn we nog lang niet uitgegroeid om bij de pedalen te
kunnen.
2. Cognitieve vermogen onze vermogens om te plannen, te denken, onze aandacht bij de
weg te houden is onvoldoende om een stuk te rijden.
3. Moraliteit kind kan zich nog niet aan verkeersregels houden, begrijpt nog niet dat we
soms regels moeten overtreden (ambulances).
4. Sociaal emotioneel mist nog zelfvertrouwen en identiteit om de rol van chauffeur te
kunnen dragen.
Centrale vraag is, hoe volgroeid nou een baby tot een peuter, tot een kleuter tot een schoolkind,
puber volwassene?
1. Tijd zorgt voor lichamelijke groei/ rijping
2. Ervaringen van kind met omgeving (andere mensen, speelgoed, school etc.).
3. Inschatten wat mag en wat niet mag en waarom (moraliteit)
4. Zelfvertrouwen en identiteit (sociaal emotioneel)
Pedagogiek: betekent letterlijk ‘kinderleiding’. Je krijgt te maken met opvoedingssituaties. Je werkt
met kinderen, jongeren en of hun ouders en krijgt te maken met opvoedingsvragen en
opvoedingsproblemen waar je antwoord op moet kunnen geven.
De psychologie van de levensfasen: bekijken welke veranderingen wij ons door maken in ons leven
per levensfase. Van 0-18 maar ook van 50-90. De mens staat nooit stil, is nooit af is altijd in
ontwikkeling.
Païs = kinderen
Agogos = gids, leider
Verschillende termen:
1. Opvoedkunde (vaardigheden opvoeder)
2. Opvoedingsleer (kennis over opvoeden)
3. Opvoedingswetenschap (theorieën/ methoden met betrekking tot opvoeding)
Gerontologie: de tak van wetenschap die het "ouder worden" bestudeert, zowel in lichamelijk,
maatschappelijk als in geestelijk opzicht.
,Drie belangrijke onderzoekers:
1. Erikson heeft aangegeven dat de mens van pasgeborene tot hoogbejaarde samen moet
leven met andere mensen. Iedere levensfase leidt dit tot nieuwe uitdagingen. Van
schoolkinderen die moeten leren dat leeftijdsgenootjes soms hogere en soms lagere cijfers
halen ivm hunzelf tot volwassene die hun levenservaring terug willen geven aan kleine
kinderen en zo een sterke kinderwens kunnen ontwikkelen
2. Piaget en Kohlberg geven aan dat met het volgroeien van onze hersenen we ook in staat zijn
om steeds complexere vraagstukken op te lossen. Op school (Piaget) en in weten wat mag en
niet mag (Kohlberg). Hiermee geven ze ook aan dat we tussen 16-20 jaar ‘af’ zijn. Vanaf die
leeftijd zouden we de meest complexe opdrachten aan kunnen tijdens bijvoorbeeld studie of
werk en in het beoordelen wat goed is en slecht.
Piaget cognitieve ontwikkeling
Erikson sociaal-emotionele ontwikkeling
Kolhberg morele ontwikkeling
Socialisatie: levenslange ontwikkeling van gedragspatronen, waarden, normen, vaardigheden,
houdingen en motieven, die volgens de eigen gemeenschap gewenst zijn.
Opvoeden: ‘een bepaalde vorm van omgang tussen volwassen en jeugdigen die erop gericht is steun
en richting te geven aan het proces van volwassenwording’ alle omgang tussen ouder en kind
gericht op de relatie.
Voorwaarden voor een ouder-kind relatie:
1. Wederzijds respect
2. Kind ervaart: veiligheid, vertrouwen, acceptatie, ondersteuning en kan rekenen op zijn
ouders
3. De relatie daagt het kind uit tot het nemen van beslissingen en biedt de mogelijkheid tot
experimenteren
Dimensies van opvoeden; wat hoort bij opvoeden
- verschillende woorden: overdragen, aandacht geven, warmte geven, verzorgen, beschermen,
affectie, stimuleren, straffen, verantwoordelijkheid en belonen. De wijze van toepassing in de
opvoeding is afhankelijk van waarden, normen en opvattingen van de ouders.
Doel opvoeden: het kind moet zich optimaal kunnen ontwikkelen. zelfredzaamheid in de
maatschappij.
Opvoedingsdoelen:
● Intentioneel opvoedgedrag: ouder is erop gericht om bewust of onbewust doelstellingen te
bereiken bij het kind. denk aan het woord intentie, om doelen te bereiken.
● De grote opvoeddoelen: De drie z’s van Kuipers (2008):
, ○ Zelfstandigheid
○ Zelfredzaamheid
○ Zelfvertrouwen
● Constant afwegen: kan het kind dit al of nog niet?
Opvoeden is een circulair proces, er is sprake van actie en
reactie in de omgang tussen ouder en kind. De ouder
biedt het kind liefde, aandacht, grenzen etc. Het kind
reageert daarop met liefde en aangepast gedrag, of
boosheid en tegenstribbelen, dat is ook een reactie. Hier
reageert de ouder weer op waardoor er telkens interactie is. Ieder kind is anders en moet anders
opgevoed worden. Dit heeft te maken met de term uniciteit: ieder mens is anders en heeft andere
karaktereigenschappen en dus ook een andere handleiding.
De rode draad van het opvoedproces:
1. de ouder is verantwoordelijk voor het opvoedproces
2. de ouder biedt het kind ondersteuning, instructie, controle en stelt grenzen
3. het kind kan rekenen op onvoorwaardelijke liefde van de ouders/ verzorgers
4. het kind leent zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfvertouwen
4 Basisdimensies van opvoeden tussen ouder en kind/ docent en student et cetera
1. Ondersteuning bieden
- opvoedgedrag van de ouder die liefde en zorg voor het kind uitdrukt en die zich richt op het
fysieke en emotionele welzijn van het kind, waardoor deze zich begrepen en geaccepteerd voelt
- belangrijke begrippen: warmte en affectie, responsiviteit (reageren op signalen van kind) en
sensiviteit (signalen oppikken), belonen/ ondersteunen (materieel/ emotioneel), straffen en
negeren
- Gedragregulatie: je reguleert het gedrag (oftewel controleert/ in goede banen laten lopen)
door bepaald gedrag consequent te belonen of te straffen.
2. Instructies geven
- het kind duidelijk maken wat de bedoeling van iets is en welk gedrag verwacht wordt, de ouder
geeft gevraagd en ongevraagd instructies
- een grote fout is de onduidelijkheid, waardoor de kind het gedrag niet naar behoren uitvoert en er
een conflict ontstaat
- wat zijn de gevolgen als je een kind overlaadt met instructies:
kind zal geen initiatief durven te ontplooien
kind zal te veel bezig zijn met wat de ouders vinden van zijn of haar plannen en acties en
durft hierom niet veel nieuws te ondernemen
3.Grenzen stellen
- de wijze waarop ouder het kind bestraft of beloont om gewenst gedrag aan te leren