Voorbeeld 3 van de 20 Oefenvragen
ExamenNV is een onderneming die regelmatig investeringsprojecten opzet. Er wordt overwogen voor een bedrag van 6.000.000,- te investeren in duurzame activa. 
Het volgende is bekend: 
• de looptijd van het project wordt geschat op 5 jaar;
• de cashflows van jaar 1 tot jaar 5 zijn respectievelijk 
500.000,-(negatief);500.000,-; 1.500.000,-; 2.500.000,- en 4.000.000,-;
• de duurzame activa worden lineair afgeschreven tot een restwaarde van 500.000,-;
• de restwaarde van de duurzame activa maakt onderdeel uit van de cash flow in jaar 5;
• de cashflows worden verondersteld aan het eind van het jaar plaats te vinden;
• de minimale rendementseis is 8%;
• de daarbij behorende factoren voor de berekening van de contante waarden zijn:
A1┐8 = 0,926; A2┐8 = 0,857; A3┐8 = 0,794; A4┐8 = 0,735; A5┐8 = 0,681.
Bereken de NCW van dit project.
a. EUR 282.000,- (negatief)
b. EUR 162.000,-
c. EUR 1.064.500,-
ExamenNV is een onderneming die regelmatig investeringsprojecten opzet. Er wordt overwogen voor een ...
Bedragen x 1.000
6.000 -/- 500 = 5.500 afschrijving
Totaal cashflow -500 + 500 + 1.500 + 2.500 + 4.000 = 8.000
1e jaar -500.000 x 0,926 = -463.000
2e jaar 500.000 x 0,857 = 428.500
3e jaar 1.500.000 x 0,794 = 1.191.000
4e jaar 2.500.000 x 0.735 = 1.837.500
5e jaar 4.000.000 (= incl. restwaarde) x 0.681 = 2.724.000
optellen:
-463.000 + 428.500 + 1.191.000 + 1.837.500 + 2.724.000 = 5.718.000 BCW
=> 5.718.000 – 6.000.000 = -282.000 NCW
Een speelgoedfabriek overweegt om de productie en verkoop van bestuurbare speelgoedauto's ter hand te nemen.
Om dit te realiseren is een investeringsplan opgesteld waarin onder andere de
volgende gegevens zijn opgenomen:
• het investeringsbedrag bedraagt € 5.000.000,-;
• de looptijd van het project is 5 jaar en de restwaarde na 5 jaar is nihil;
• de investering wordt met jaarlijks gelijke bedragen afgeschreven;
• de constante kosten, exclusief afschrijvingen, zijn € 1.000.000,- per jaar;
• de variabele kosten zijn € 25,- per auto;
• de verkoopprijs is € 75,- per auto;
• de gemiddelde jaarlijkse afzet is 50.000 steppen;
• de vennootschapsbelasting is 35% van de nettowinst;
• bij de berekeningen gaat men ervan uit dat men de cashflows aan het eind van elk jaar ontvangt.
Om een besluit te nemen of het project wel aanvaardbaar is, berekent het management de netto contante waarde van de investering waarbij een rendementseis van 7% per jaar geldt.
Hiertoe berekent het management eerst de jaarlijkse cashflow van het project.
1. Bereken de jaarlijkse constante kosten incl. afschrijvingskosten.

gegeven: Totale kosten = totale constante kosten + totale variabele kosten
Een speelgoedfabriek overweegt om de productie en verkoop van bestuurbare speelgoedauto's ter hand ...
Jaarlijkse constante kosten excl. afschrijving 1.000.000

Afschrijvingskosten = 5.000.000 / 5 = 1.000.000

Constante kosten inclusief afschrijvingskosten 2.000.000
Freek bezit een ‘eigen woning’ in de zin van de Wet IB. De WOZ-waarde van het pand is EUR 200.000. De woning is
bezwaard met een hypothecaire schuld ter grootte van EUR 10.000. Het betreft een aflossingsvrije schuld. De rente is
6% per jaar. EWF 2015: 0,60%.
Hoeveel bedraagt de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld van deze particulier voor het belastingjaar
2020?
a. EUR 1.200
b. EUR 900
c. EUR 600
d. EUR 300
Freek bezit een ‘eigen woning’ in de zin van de Wet IB. De WOZ-waarde van het pand is EUR 200.00...
EUR 600 (bijtelling EWF 0,6% x 200.000, aftrek betaalde rente 6% x 10.000 -> extra aftrek o.g.v. regeling ‘Hillen’ uitkomst moet nihil zijn
Omdraaien
Opnieuw proberen