100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Samengevat Financien en fiscaliteiten - Deel 2 - Financieel rekenen en investeren - K-RMT SVMNIVO €4,00   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Samengevat Financien en fiscaliteiten - Deel 2 - Financieel rekenen en investeren - K-RMT SVMNIVO

3 beoordelingen
 138 keer bekeken  9 keer verkocht

Deel 2 van de samenvatting Financiën. Gebaseerd op de toetstermen. Ik heb de samenvatting opgedeeld, zodat je zelf kunt bepalen of je de hele samenvatting wilt kopen of een deel. Hiermee blijft het betaalbaar en leuk! Koop de bundel voor de gehele samenvatting van Financien en Fiscaliteiten, zodat...

[Meer zien]

Voorbeeld 1 van de 6  pagina's

  • Ja
  • 23 juni 2021
  • 6
  • 2022/2023
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (40)

3  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: bkebdi • 5 maanden geleden

review-writer-avatar

Door: ixrpestman • 7 maanden geleden

Het is gewoon goed duidelijke en correcte info.

reply-writer-avatar

Door: Anneloesvdl • 7 maanden geleden

Bedankt voor je beoordeling!

review-writer-avatar

Door: maud_groot • 2 jaar geleden

avatar-seller
Anneloesvdl

Beschikbare oefenvragen

Oefenvragen 20 Oefenvragen
€2,99 11 verkocht

Enkele voorbeelden uit deze set oefenvragen

1.

AzorenBV investeert voor een bedrag van 10.000 euro in duurzame activa. Het volgende is bekend: • de looptijd van het project wordt geschat op 5 jaar; • de verwachte cashflows van het 1e tot en met 5e jaar zijn • (1) 800.000, (2) 1.800.000 (3) 2.400.000, • (4) 3.000.000 en(5) 7.400.000; • duurzame activa worden lineair afgeschreven tot een restwaarde van 2.000.000; • de restwaarde van de duurzame activa valt aan het einde van het 5e jaar vrij en vormt onderdeel van de hierboven gegeven cashflow. Bereken de GBR van dit project. a. 11,3% b. 18% c. 15%

Antwoord: B Bedragen x 1.000 • Totaal cashflows 800 + 1.800 + 2.400 + 3.000 + 7.400 = 15.400 • Afschrijving: 10.000 -/- 2.000 = 8.000 • Nettowinst: 15.400 -/- 8.000 -/- 2.000 = 5.400, 5.400 : 5 = 1.080 • Gemiddeld geïnvesteerd vermogen: (10.000 + 2.000) : 2 = 12.000 : 2 = 6.000 (1.080 : 6.000) x 100% = 18%

2.

ExamenNV is een onderneming die regelmatig investeringsprojecten opzet. Er wordt overwogen voor een bedrag van 6.000.000,- te investeren in duurzame activa. Het volgende is bekend: • de looptijd van het project wordt geschat op 5 jaar; • de cashflows van jaar 1 tot jaar 5 zijn respectievelijk 500.000,-(negatief);500.000,-; 1.500.000,-; 2.500.000,- en 4.000.000,-; • de duurzame activa worden lineair afgeschreven tot een restwaarde van 500.000,-; • de restwaarde van de duurzame activa maakt onderdeel uit van de cash flow in jaar 5; • de cashflows worden verondersteld aan het eind van het jaar plaats te vinden; • de minimale rendementseis is 8%; • de daarbij behorende factoren voor de berekening van de contante waarden zijn: A1┐8 = 0,926; A2┐8 = 0,857; A3┐8 = 0,794; A4┐8 = 0,735; A5┐8 = 0,681. Bereken de NCW van dit project. a. EUR 282.000,- (negatief) b. EUR 162.000,- c. EUR 1.064.500,-

Antwoord: Bedragen x 1.000 6.000 -/- 500 = 5.500 afschrijving Totaal cashflow -500 + 500 + 1.500 + 2.500 + 4.000 = 8.000 1e jaar -500.000 x 0,926 = -463.000 2e jaar 500.000 x 0,857 = 428.500 3e jaar 1.500.000 x 0,794 = 1.191.000 4e jaar 2.500.000 x 0.735 = 1.837.500 5e jaar 4.000.000 (= incl. restwaarde) x 0.681 = 2.724.000 optellen: -463.000 + 428.500 + 1.191.000 + 1.837.500 + 2.724.000 = 5.718.000 BCW => 5.718.000 – 6.000.000 = -282.000 NCW

3.

Wollewie bv heeft een maatschappelijk kapitaal bestaande uit 200.000 aandelen van ieder € 10. Hiervan wordt 20% uitgegeven en geplaatst bij de enige aandeelhouder. Deze aandeelhouder stort hiervoor een bedrag van € 500.000. Hoeveel bedraagt het totale aandelenkapitaal van deze onderneming? a. € 400.000 b. € 500.000 c. € 2.000.000

Antwoord: € 400.000 (20% van € 2.000.000). Agio heeft geen invloed op aandelenkapitaal

4.

Een speelgoedfabriek overweegt om de productie en verkoop van bestuurbare speelgoedauto\'s ter hand te nemen. Om dit te realiseren is een investeringsplan opgesteld waarin onder andere de volgende gegevens zijn opgenomen: • het investeringsbedrag bedraagt € 5.000.000,-; • de looptijd van het project is 5 jaar en de restwaarde na 5 jaar is nihil; • de investering wordt met jaarlijks gelijke bedragen afgeschreven; • de constante kosten, exclusief afschrijvingen, zijn € 1.000.000,- per jaar; • de variabele kosten zijn € 25,- per auto; • de verkoopprijs is € 75,- per auto; • de gemiddelde jaarlijkse afzet is 50.000 steppen; • de vennootschapsbelasting is 35% van de nettowinst; • bij de berekeningen gaat men ervan uit dat men de cashflows aan het eind van elk jaar ontvangt. Om een besluit te nemen of het project wel aanvaardbaar is, berekent het management de netto contante waarde van de investering waarbij een rendementseis van 7% per jaar geldt. Hiertoe berekent het management eerst de jaarlijkse cashflow van het project. 1. Bereken de jaarlijkse constante kosten incl. afschrijvingskosten. gegeven: Totale kosten = totale constante kosten + totale variabele kosten

Antwoord: Jaarlijkse constante kosten excl. afschrijving 1.000.000 Afschrijvingskosten = 5.000.000 / 5 = 1.000.000 Constante kosten inclusief afschrijvingskosten 2.000.000

5.

Een belegger wil aan het begin van elk jaar een bedrag storten om aan het einde van het vijfde jaar te kunnen beschikken over € 11.829,25. Het samengestelde interestpercentage is 4%. Welk bedrag moet aan het begin van elk jaar worden gestort? a. € 500 b. € 1.700 c. € 2.100

Antwoord: € 2.100

6.

Een echtpaar bewoont een woonhuis. De WOZ-waarde (peildatum 01-01-2020) is vastgesteld op € 430.000,-. Nadat de man op 15 april 2021 is overleden, moet het huis in augustus 2021 worden getaxeerd t.b.v. de aangifte successierecht. De vrouw blijft het huis bewonen. De waarde in het economische verkeer wordt dan vastgesteld op € 450.000,-. Welke waarde dient voor de aangifte successie te worden vermeld? a) € 340.000,- b) € 430.000,- c) € 450.000,-

Antwoord: B. WOZ waarde is bepalend voor de erfbelasting, art 21 lid 5 SW

7.

ExamenBV koopt een bedrijfspand voor EUR 500.000. ABC wil de aankoop als volgt financieren: Er wordt voor EUR 250.000 nominaal nieuwe aandelen geplaatst. Koers 100%. Het resterend deel wordt gefinancierd met een hypothecaire lening. De debt-ratio voor de aankoop was 0,50. Welke invloed heeft deze aankoop op de solvabiliteitspositie van de BV? a. De solvabiliteitspositie is verbeterd. b. De solvabiliteitspositie is verminderd. c. De solvabiliteitspositie is gelijk gebleven.

Antwoord: c. De solvabiliteitspositie is gelijk gebleven.

8.

Bij een ondernemer staat aan de creditzijde van de balans een rekening-courantsaldo van € 4.000. Het met de bank overeengekomen kredietplafond van de rekening-courant bedraagt € 28.000. Hoe groot is de dispositieruimte van de rekening-courant op grond van deze gegevens? a. € 24.000 b. € 26.000 c. € 28.000

Antwoord: € 26.000, kredietplafond verminderd met het creditsaldo van de rc-rekening

9.

Van een vastgoedfonds is op een bepaald moment gegeven: 1. de koers/winstverhouding is 15; 2. de koers/dividendverhouding is 30. Hoe groot is de pay-out ratio? a. 2 b. 5 c. 50

Antwoord: 50, 1/30 : 1/15 = 15/30 x100% = 50

10.

Freek bezit een ‘eigen woning’ in de zin van de Wet IB. De WOZ-waarde van het pand is EUR 200.000. De woning is bezwaard met een hypothecaire schuld ter grootte van EUR 10.000. Het betreft een aflossingsvrije schuld. De rente is 6% per jaar. EWF 2015: 0,60%. Hoeveel bedraagt de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld van deze particulier voor het belastingjaar 2020? a. EUR 1.200 b. EUR 900 c. EUR 600 d. EUR 300

Antwoord: EUR 600 (bijtelling EWF 0,6% x 200.000, aftrek betaalde rente 6% x 10.000 -> extra aftrek o.g.v. regeling ‘Hillen’ uitkomst moet nihil zijn

A2. Financieel rekenen en investeren
Enkelvoudige interest = rente over het hoofdbedrag
Samengestelde interest = rente wordt uitgekeerd, blijft staan en daar komt weer rente op.

Eindwaarde bij samengestelde interest
Klant stort een bedrag van € 1.000,- en ontvangt jaarlijks rente op zijn rekening en neemt niets op, het bedrag waar
de rente over wordt vergoed neemt jaarlijks toe. Wat is het eindbedrag na 6 jaar?

Beginwaarde x (1+ (r/100))^n
r= rentepercentage
n = aantal jaren


Of je gebruikt de rentetabel kolom grote S = één bedrag, eindwaarde/slotwaarde

Contante waarde bij samengestelde interest
Andersom gezien, als je wilt weten hoeveel je moet storten om over 4 jaar € 100.000 op je rekening te hebben.
Beginwaarde ÷ (1+ (r/100))^n
r= rentepercentage
n = aantal jaren


Of je gebruikt de rentetabel kolom grote A = één bedrag, aanvangswaarde/beginwaarde/contante waarde.

Eindwaarde bij reeks bedragen
Een klant stort gedurende 6 jaar ieder jaar op 1 januari € 300 op zijn rekening. De rente staat gedurende deze 6 jaar
vast op 3%. Jaarlijks wordt de rente op 31 december bijgeschreven op dezelfde rekening; de klant ontvangt dus
rente over rente. Welk bedrag staat er op 31 december van jaar 6 op zijn rekening?
€ 300 x 1,03^6 + € 300 x 1,03^5 + € 300 x 1,03^4 + € 300 x 1,03^3 + € 300 x 1,03^2 + € 300 x 1,03^1
= € 300 x (1,03^6 + 1,03^5 + 1,03^4 + 1,03^3 + 1,03^2 + 1,03^1)
= € 1.998,74.

Of je gebruikt de rentetabel kleine s= meer gelijke stortingen, eindwaarde/slotwaarde van een reeks bedragen.
S=n]p
n= aantal perioden
p= perunage = rente

Ofwel je kijkt bij rentepercentage 3% en een looptijd van 6 jaar. 6,6624621808 is de optelsom van 1,03^6 + 1,03^5
+ 1,03^4 + 1,03^3 + 1,03^2 + 1,03^1. € 300 vermenigvuldigt met dit getal geeft € 1.998,74.

Contante waarde (aanvangswaarde) bij reeks bedragen
Een klant heeft een staatsobligatie gekocht welke de komende 5 jaar steeds € 1.000 aan rente zal uitkeren. De klant
wil graag weten wat de contante waarde van deze reeks bedragen is. Er wordt gerekend met een interestpercentage
van 2,5%.
We vermenigvuldigen € 1.000 met de waarde in de kleine-a kolom bij het rentepercentage 2,5% en een looptijd van
5 jaar. De uitkomst is: € 1.000 x 4,6458284956 = € 4.645,83 (afgerond).
Kleine a= meer gelijke stortingen, aanvangswaarde/beginwaarde/contante waarde.

Grote-S Kleine-s Grote-A Kleine-a
Slotwaarde/Eindwaarde Slotwaarde/Eindwaarde Contante waarde Contante waarde
enkel bedrag reeks bedragen Aanvangswaarde/ Aanvangswaarde/
beginwaarde beginwaarde
enkel bedrag reeks bedragen

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Anneloesvdl. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,00. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 83637 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,00  9x  verkocht
  • (3)
  Kopen