Hoorcollege 1 – Recht: aard, functies en bronnen
Joost Huijer
Hoofdstuk 1 + 2 + 3 Hoofdlijnen
Rechtsregels hebben in ons dagelijks leven een aantal functies:
- Verschaffen van informatie, wat zijn onze rechten en plichten;
- Hoe horen we ons te gedragen en wat kunnen we van anderen verwachten;
- Sturing geven aan ons leven.
Functies van het rechtssysteem
- Het scheppen van sociale orde rechtszekerheid: burgers moeten weten waar ze
aan toen zijn, de regels moeten helder en kenbaar zijn. Op die manier zorg je ervoor
dat mensen weten wat ze van elkaar kunnen verwachten en weten hoe ze zich in de
samenleving moeten gedragen. Nu vind je op heel veel plekken in het recht meer of
minder concrete normen, afhankelijk van of een norm heel concreet is of heel open is
geformuleerd is er sprake van een grote mate van rechtszekerheid. Als je een hele
precieze regel hebt is er sprake van een grote rechtszekerheid. Als een wet vaag is
geformuleerd heeft dit wel een functie, omdat er soms ruimte open gelaten moet
worden om in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Heel duidelijk zie je dat
nu op dit moment met de regelgeving omtrent covid-19. Veel regels worden nu nog
een beetje vaag gehouden, omdat het snel ontwikkeld en je dus niet jezelf vastpint op
bepaalde dingen in het begin van het proces.
- Het bevorderen van vreedzame conflictbeslechting. Denk hier aan strafrecht, waarin
het een manier is geweest om ervoor te zorgen dat mensen niet zelfstandig de keuze
maakte om wraak te gaan nemen.
- Individuele ontplooiing van burgers. Door ons systeem van rechtsregels krijgen
mensen de mogelijkheid om talenten te ontwikkelen, om hun rechten en vrijheden uit
te kunnen oefenen en dat gaat op verschillende manieren. In de eerste plaats hebben
we de klassieke vrijheidsrechten in Nederland, vrijheid van godsdienst,
meningsuiting, etc. Deze vrijheden zorgen ervoor dat wij ons als burgers kunnen
ontplooien als zelfstandige en mondige burgers. Daarnaast geldt voor de overheid de
plicht om dat ook te faciliteren en de ruimte ook te bieden en de mensen ook te
ondersteunen op het moment dat het ook noodzakelijk is. Dat de zwakkere in onze
samenleving ook de mogelijkheid krijgen om zich te ontplooien, denk hier aan sociale
grondrechten, dus grondrechten waarin een verplichting aan de overheid is opgelegd
en waarin staat dat de overheid een aantal zaken moet garanderen.
- Rechtvaardige verdeling van diensten en goederen: lusten en lasten moeten in de
samenleving eerlijk en doelmatig verdeeld worden.
- Het kanaliseren van sociale verandering. Het recht loopt eigenlijk altijd wat achter op
de maatschappelijke realiteit, omdat het veel tijd vereist om bepaalde wetten te
wijzigen die niet meer van deze tijd zijn. Zoals bijvoorbeeld dat kinderen juridisch
maar twee ouders kunnen hebben, terwijl dat in de samenleving nu vaak niet meer
het geval is (samengestelde gezinnen, draagmoeder, donors, etc.).
Rechtsregels spelen vaak een onbewuste rol in ons leven, meestal worden we ons pas
bewust van ons recht wanneer deze wordt geschonden.
Naast rechtsregels zijn er ook sociale regels waar wij naar handelen.
Trias politica
Bedacht door Montesquieu als manier om de macht te verdelen binnen een land.
- Wetgevende macht: het vaststellen van algemene regels.
- Uitvoerden macht/bestuur: de regels die worden ingesteld moeten uitgevoerd en
toegepast worden en op worden toegezien dat ze worden nageleefd.
- Rechtsprekende macht: beoordeling over de overtreding van rechtsregels.
,Dit klassieke onderscheid is nog steeds wel voor een deel herkenbaar in Nederland. Alleen
zo strikt als het oorspronkelijk is geformuleerd zien wij dit nu niet meer terug. Daar zijn
verschillende voorbeelden van. Je ziet tussen die verschillende onderdelen dat er sprake is
van beïnvloeding of zelfs het overnemen van een deel van de functies en taken van de
andere macht.
- Voorbeeld 1: Parlementsleden maken onderdeel uit van de wetgevende macht. Maar
je ziet ze die direct of indirect invloed willen uitoefenen op de rechtsprekende macht.
Terwijl dat niet zou moeten. Heel duidelijk is dat in de zaak van Geert Wilders, die
strafrechtelijk is vervolgd en veroordeeld voor groepsbelediging. In dat proces heeft
hij heel stellig laten weten dat als hij veroordeeld zou worden Nederland corrupt is en
zou de rechtsspraak niets meer waard zijn. Op die manier wordt er natuurlijk
geprobeerd om invloed uit te oefenen op die rechtsspraak.
- Voorbeeld 2: Rechters doen vaak ook veel meer dan alleen maar regels toepassen
(rechtsvormende taak van de rechter). Sommige regels zijn niet heel duidelijk of open
geformuleerd. Deze moeten geïnterpreteerd worden, door dit te interpreteren kan een
rechter medewetgever worden.
- Voorbeeld 3: het OM doet steeds vaker uitspraken over zaken i.p.v. een rechter. Dit
begon voor enkel de kleine zaken, maar steeds meer zaken worden door het OM
beslist. Je kan als persoon wel hier tegen in beroep gaan.
Soorten regels
- Gedragsnormen: om welk gedrag gaat het, wat is het gedrag waar we ons aan
moeten houden (wat is de norm)? Vooral in het strafrecht vinden we normen die
gebieden en verbieden. Een kenmerk hiervan is dat ze (doorgaans) gekoppeld zijn
aan dwang of straf.
- Sanctienormen: wat is de vereiste sanctie bij bepaald gedrag. Gedragsnorm en
sanctienorm zijn vaak aan elkaar gekoppeld.
- Bevoegheidsverlenende normen: deze geven staatsorganen een bepaalde macht,
die macht (bevoegdheid) kan inhouden dat een staatsorgaan rechten en plichten
vaststelt of bepaalde handelingen verricht.
Terminologie
- Positief recht: vastgesteld of erkend recht in een bepaalde gemeenschap, dus…
o Contextafhankelijk
o Tijdsafhankelijk
- Ideale recht: het recht dat men wenst en nastreving vindt. Dit verschilt per groep of
individu. (de opvatting van een boeddhist is anders dan die van een christen).
- Gelding: een rechtsregel heeft voor bepaalde groep personen of op een bepaalde
plaats aanspraak op gehoorzaamheid, de regels zijn zo afdwingbaar door
bijvoorbeeld een rechter.
- Effectiviteit: tweeledig: wordt een regel gehandhaafd (1), heeft de regel het beoogde
effect (2). De effectiviteit van het recht wordt niet vaak onderzocht.
- Objectief recht: ‘het’ recht, geheel aan rechtsregels in een land. Het complete
Nederlandse staatsrecht is het objectieve recht.
- Subjectieve rechten: ‘mijn’ rechten (en plichten). Binnen het objectieve recht heb je
allerlei regels waarin bevoegdheden of vrijheden worden toegekend aan individuele
personen. Denk aan de vrijheidsrechten bijvoorbeeld. Het woord recht krijgt hier de
betekenis van bevoegdheid of aanspraak, het geeft een ‘mogen’ aan. Deze rechten
zijn niet absoluut. De grondrechten zijn een vorm van subjectieve rechten.
Beperkingen van grondrechten zijn mogelijk. Er is ook geen (vastgelegde) hiërarchie
tussen de grondwetten. Er bestaat naast subjectief recht ook een subjectieve plicht,
dat je de plicht hebt om het subjectieve recht te realiseren (van een ander
bijvoorbeeld.
, Subjectieve rechten berusten op het objectieve recht. Iemand heeft bevoegdheden,
rechten en plichten, wanneer deze gebaseerd kunnen worden op rechtsregels die
behoren tot het objectieve recht.
- Dwingend recht: regels waar betrokken niet vanaf mogen wijken. Dit betekent dat
het alleen op deze manier kan.
- Aanvullend recht: denk aan het sluiten van overeenkomsten, koopovereenkomsten,
arbeidsovereenkomsten, etc. Dit zijn overeenkomsten waar je met elkaar afspraken
kan maken en zelf invulling kan geven aan die afspraken.
- Formeel recht: procesrecht, regels die bepalen hoe het materiele recht moet worden
gehandhaafd. Bijvoorbeeld, je gaat naar de rechter omdat je je buurman
aansprakelijk wil stellen omdat zijn boom over je erf groeit. In het wetboek staat dan
of je hiervoor naar de rechter kan, zo ja bij welke rechter je dan moet zijn, en ten
slotte wat dan je mogelijkheden zijn binnen die procedure.
- Materieel recht: regels van materieel recht geven aan welke rechten, plichten en
bevoegdheden de burgers tot wie de regel zich richt aan die regel kunnen ontlenen.
Het gaat dus om regels die betrekking hebben op de inhoud van de rechten, plichten
en bevoegdheden. Stel jij of je buurman overtreedt een bepaalde norm, dan geeft
het materiele recht aan hoe die overtreding er dan inhoudelijk uitziet.
- Privaatrecht: Burgerlijk Wetboek – primair materieel rechten. Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering – primair formele rechten.
- Strafrecht: Wetboek van Strafrecht – primair materiele rechten. Wetboek van
Strafvordering – primair formele rechten.
Rechtsgebieden
Klassiek is de indeling van het nationale recht in drie rechtsgebieden: privaatrecht, staats- en
bestuursrecht en het strafrecht. Het staats- en bestuursrecht en het strafrecht worden onder
het publieksrecht gerekend. Verder onderscheidt men de zogenoemde functionele
rechtsgebieden.
- Publiekrecht: staat de verhouding tussen overheidsorganen onderling of de
verhouding tussen overheid en burger centraal. (staatsrecht, bestuursrecht,
strafrecht) De verhouding is hier verticaal: overheid burger of overheid overheid
(maar meestal de eerste). Hier is een overheidsorgaan – het Openbaar Ministerie
(officier van justitie) – belast met het inschakelen van de rechter. Alleen het OM kan
een strafvervolging instellen, burgers kunnen ook geen einde maken aan de
procedure (wanneer bijvoorbeeld het slachtoffer van een misdrijf vindt dat de dader
niet hoeft te worden gestraft).
o Staatsrecht: bepaalt de inrichting en opbouw van onze staat, het legt de
juridische basis voor het overheidsoptreden. De belangrijkste staatsrechtelijke
regelingen zijn het Statuut en de Grondwet. Het Statuut geeft een regeling van
de staatsrechtelijke inrichting van het Nederlands Koninkrijk (Nederland en de
6 eilanden). De Grondwet regelt de staatsinrichting van Nederland. In
Hoofdstuk 1 zijn de grondrechten opgenomen.
Klassieke grondrechten: zijn rechten die de burger een sfeer
garanderen waarbinnen de overheid niet zonder overtuigende en
wettelijk omschreven rechtvaardiging kan en mag optreden. Vaak
getypeerd als vrijheden.
Sociale grondrechten: zijn rechten die geen staatsonthouding eisen,
maar juist van de overheid vragen om op te treden. Bijvoorbeeld het
recht op gezondheidszorg waarin wordt gevraagd om
overheidsinspanning op het gebied van volksgezondheid.
Grondrechten staan niet alleen in de Grondwet, er zijn ook internationale
verdragen waarin grondrechten oftewel mensenrechten staan.
o Bestuursrecht: dit is nauw verbonden met het staatsrecht. Het bevat
rechtsregels voor overheidsorganen die belast zijn met de uitvoering en de
, handhaving van rechtsregels. Met de term bestuur wordt een grote
hoeveelheid instanties aangeduid.
o Strafrecht: dit bestaat allereerst uit rechtsregels die de feiten die strafbaar
zijn gesteld en de straf die kan worden opgelegd aangeven. Het kan worden
gezien als een catalogus van strafbare feiten (delicten) en sancties.
- Privaatrecht: staat de verhouding tussen burgers onderling centraal, dit moet breed
opgevat worden, kan ook gaan om private organisaties die in conflict zijn met een
opdrachtgever bijvoorbeeld. (pers- familierecht, vermogensrecht, erfrecht) De
verhouding is hier primair horizontaal: burgers burgers. Wanneer tussen
privaatrechtelijke partijen conflicten rijzen waar zij via onderhandeling niet uitkomen,
kan dit geschil (door een van de partijen) aan de burgerlijke rechter worden
voorgelegd. Het initiatief ligt dus bij de partijen zelf, ze kunnen er ook zelf voor kiezen
om een einde te maken aan de gerechtelijke procedure.
Het belangrijkste en grootste stelsel van regelingen in het privaatrecht is het
Burgerlijk Wetboek (BW).
- Functionele rechtsgebieden: deze functioneren op een bepaald thema of
onderwerp en kunnen dus rechten bevatten van zowel het publiek- als privaatrecht.
Voor dit vak is het belangrijkste functionele rechtsgebied het jeugdrecht en het
jeugdrecht kan worden onderscheiden in:
o Jeugdstrafrecht: publiek rechtelijk en maakt onderdeel uit van het reguliere
strafrecht.
o Kinderbeschermingsrecht: privaat rechtelijk en maakt onderdeel uit van het
personen en familierecht.
- Internationaal recht: heeft gelding in een bredere context, dat kan wereldwijd zijn
maar vaak zie je dat een x aantal landen zich heeft aangesloten bij een bepaald
verdrag. Als dat op de juiste manier is ingevoerd dan hebben die landen zich daar
aan te houden.
- Nationaal recht: gericht op interne regels binnen een land.
Criteria voor het herkennen van rechtsregels:
- Soort regel: een rechtsregel is een ander soort regel dan andere sociale regels
bijvoorbeeld doordat deze voor iedereen geldt of doordat deze afgedwongen kan
worden.
- Onderwerp van de regel: de inhoud van rechtsregels kan die van sociale regels
overlappen, maar niet altijd.
- Herkomst van de regel: dit wordt geïdentificeerd op grond van een formeel criterium.
Een regel is pas een rechtsregel wanneer deze afkomstig is van een bevoegd
orgaan.
Formele rechtsbronnen
Welke formele rechtsbronnen er zijn in het nationale recht wordt in de Nederlandse
wetgeving nergens uitdrukkelijk vastgelegd. We weten welke rechtsbronnen er zijn door het
onderzoeken welke maatstaven in de rechtsorde feitelijk gebruikt worden om regels als
rechtsregels te erkennen. Er kunnen drie formele rechtsbronnen onderscheiden worden in
het nationaalrecht.
- Wet:
o Bevat algemene regels die voor iedereen en elk moment gelden.
o Afkomstig van een bevoegd orgaan (de wetgever).
o Werkt naar buiten toe (voor iedereen op ieder moment).
o Wet moet kenbaar zijn (moet ergens gepubliceerd zijn).
Hoe te vinden: wettenbundel online te vinden, of navigator.nl inloggen solis-id
uitgaven collegebundel
- Jurisprudentie: gepubliceerde rechtsspraak waarin een gezaghebbende uitspraak
wordt gedaan. Er zijn twee definities: