Literatuur Revoluties
Week 1
Hadenius & Torell - Pathways from Authoritarianism
De vraag is welke omstandigheden vruchtbare grond zijn voor democratische ontwikkeling
van een land. Ook kan je je afvragen of sommige landen over bepaalde eigenschappen
beschikken die nou eenmaal bevorderlijk zijn voor democratie, terwijl anderen gedoemd zijn
tot de cyclus van autoritarisme. Er zijn verschillende basisvoorwaarden voor democratie,
waarbij verschillende onderzoekers komen tot verschillende voorwaarden. Gedacht kan
worden aan religie, cultuur, sociaaleconomische ontwikkelingen of natuurlijke hulpbronnen
die land kunnen bevorderen of belemmeren in gang naar democratie.
De klassieke theorieën over niet-democratische regimes die in de jaren vijftig en zestig
werden bedacht, waren voornamelijk gebaseerd op een onderscheid tussen totalitarisme en
autoritarisme. Deze categorieën raakten al snel achterhaald, toen duidelijk werd dat er maar
heel weinig regimes passen bij het totalitaire type.
De schrijvers van het artikel hebben moeite met regime-classificatie. Veel landen vallen in
het grensgebied van de classificatie. Onderzoekers gaan deels mee in analyse van Geddes:
Militaire regimes zijn de meest kwetsbaar en hun levensverwachting is het kortst.
Personalistische regimes hebben de neiging om langer mee te gaan, terwijl eenpartijstaten
het meest duurzaam zijn Verschillende regimes hebben dus verschillende mate van
stabiliteit.
De onderzoekers gaan het volgende onderzoeken: We kijken daarom naar het effect van een
regime-type op de vooruitzichten voor democratisering.
Typologie van autoritaire regimes
Om een typologie van autoritaire regimes te ontwikkelen, moeten we eerst in grote lijnen de
grens tussen democratieën en autocratieën afbakenen gebruik van dichotome
benadering: gebruik van gemiddelde van Freedom House Polity score: onderscheid van
democratie en autorcratie bij score van 7,5 of hoger.
De kern van onze typologie van autoritaire regimes is waarschijnlijk een onderscheid tussen
drie verschillende manieren om politieke macht te behouden de drie meest voorkomende in
de geschiedenis: 1) erfopvolging, of afstamming; 2) het feitelijke of dreigende gebruik van
militair geweld; en 3) popular elections
Komen overeen met drie verschillende regimes: monarchie, militair regime, electoraal
regime sluiten elkaar echter niet uit (militaire monarchie).
Uitleg over definite van monarchie, militaire regime en electoraal regime zie bladzijde 146
en 147.
,Samengevat zijn er vijf hoofdtypen autocratische regimes: monarchie, militair, no-party, een-
partij en limited multi-party. Ook zijn er hybride regimes die elementen van verschillende
soorten autocratische regimes combineren.
Naast de belangrijkste soorten regimes zijn er ook meerdere mindere vaak voorkomende
autoritaire regimes: theocratie (politieke macht bij religieuze elite), overgangsregimes, of
regime dat niet de gehele controle heeft over het grondgebied door bijvoorbeeld een
burgeroorlog. Verder is er nog een restcategorie: dit zijn regimes die niet bij een van de
genoemde regime-soorten passen.
Personalisme zien de onderzoeker, in tegenstelling tot Geddes, niet als een soort regime,
maar als een kenmerk van een regime De frequentie waarmee het hoofd van de regering
wordt vervangen, dient als onze indicator van de mate van personalisme die een regime
kenmerkt.
Global Trends 1972-2003
- In de jaren zeventig en In de jaren tachtig kwamen militaire regimes en
eenpartijstaten het meest voor vorm van autoritair bestuur.
- Van de verschillende regimes hebben beperkte meerpartijenstelsels de hoogste
gemiddelde democratisch niveau.
- Regerende monarchieën zijn verreweg de meest duurzame regimes (althans tijdens
de studieperiode) gemiddelde levensduur 25,4 jaar
Hoe verhoudt personalisme zich tot de levensduur van regimes?
Monarchen hebben de langste ambtstermijn, dus speelt personalisme de belangrijkste
rol. Ook in een eenpartijstaat is dit het geval macht afhankelijker van een persoon en
geconcentreerd bij een persoon. Onderzoekers bevestigen bevinding van Geddes:
personalistische regimes hebben langere levensduur. (Zie voor tabel en volledige analyse blz.
150,151)
De meest duurzame regimes zijn ofwel zeer autoritair of sterk democratisch; het zijn de semi-
autoritaire en semidemocratische regimes die het kwetsbaarst zijn.
Regime transitions and democratization
Het uiteenvallen van een autoritair regime betekent niet noodzakelijk het begin van
democratische transformatie. In feite, van 1972 tot 2003, 77 procent van de overgangen van
een autoritaire regering resulteerde in een ander autoritair regime. Slechts 23 procent van
dergelijke overgangen leidde tot een democratie.
Welke verandering ondergaan autoritaire regimes dan?
- Ten eerste neigen monarchieën te oscilleren van puur monarchisme naar zeer
beperkte vormen van electoraal monarchisme.
- Ten tweede vertonen zuivere eenpartijstaten een complex patroon van verandering.
Ze gaan met een vergelijkbare frequentie over op drie andere vormen van autoritair
bewind: dominante meerpartijenstelsels, niet-dominante meerpartijen systemen of
puur militaire regimes.
, - Ten derde schakelen militaire regimes het vaakst over naar beperkte
meerpartijenstelsels
- Ten slotte, en misschien wel het belangrijkste, de meeste overgangen van niet-
dominante partij (dat wil zeggen, meer competitieve) beperkte meerpartijen regimes
leiden tot democratie Daarom een autoritair meerpartijenregime zonder een
enkele dominante partij is een typische springplank naar democratisering
Our global inquiry thus supports the findings of Michael Bratton and Nicolas van de
Walle with respect to Africa: Getting to democracy is easier from a regime in which
competition is encouraged and the main challenge is to broaden participation; getting to
democracy is much more difficult from a regime that has no tradition of political competition,
however inclusive and participatory it might be.
Beperkt autoritaire regeringen met meerdere partijen hebben het beste vooruitzicht op
democratisering.
Marina Ottaway - Democratic Transitions and the Problem of Power
In Tunesië en Egypte brak de Arabische Lent uit. In Tunesië zorgde dit voor een fragiele
democratie en in Egypte juist tot een militaristisch regime. Er zijn enkele oppervlakkige
overeenkomsten in de ervaringen van de twee landen. In beide, verandering begon toch met
een volksopstand geen van beide onderging een revolutie - de economische en sociale elite is
nog steeds intact, en zelfs de oude politieke elite maakt nog steeds deel uit van de werkwijze.
Er zijn in beide landen ook geen nieuwe politieke krachten opgestaan.
But two factors in the end determined the different outcomes in the two countries: the
nature of the well-established, embedded political forces that existed before the upheaval,
and whether there was a breakdown in the mechanisms that generated and maintained the
old distribution of power.
Afzetting van Ben Ali creëerde machtsvacuüm, maar afzetting van Mubarak niet. Door dit
machtsvacuüm kon er een democratisch proces beginnen. Vacuüm werd gevuld door drie
partijen: UGTT (vakbondsfederatie) , Ennahada (gematigde Islamtische partij) en een groep
veteranen (wilden terug naar het oude) die voortbouwden op geromantiseerd beeld van
Tunesië van na de onafhankelijkheid. Deze moesten een compromis sluiten omdat geen een
sterk genoeg was.
In Egypte was er geen sprake van zo’n vacuüm. Mubarak werd afgezet door SCAF (Hoge raad
van Strijdkrachten) en kreeg daarna de uitvoerende en wetgevende macht in de
overgangsperiode. Zij droeg die macht daarna over aan president Morsi, maar in feite had
Morsi geen macht over politie en leger en inlichtingendiensten etc. 3 juli greep SCAF weer de
macht. De Egyptische politiek na 2011 ontvouwde zich dus als een vreemd spel dat wordt
gedomineerd door drie hoofdrolspelers in verschillende arena's en met verschillende activa:
de Moslimbroederschap, met zijn organisatievermogen en zijn toegewijde volgers; het leger,
met zijn controle over dwangmiddelen en a aanzienlijk deel van de economie; en de