Organisatietheorie
College 9: 03-12-19
Hulpbronnen = al zaken die een organisatie nodig heeft om voort te bestaan, alles wat
samenhangt met het productieproces.
In sessie #9 wil ik jullie laten nadenken over
• De betekenis van technologie in de context van organisatietheorie;
• Dat ontwikkelingen technologie in de publieke sector steeds meer van
organisaties en medewerkers verlangt;
• Enerzijds stimuleren ontwikkelingen in technologie meer niet-routinematig
werken (: alternatieve organisatieprincipes);
• Anderzijds is er een tendens naar meer routinematig (: bureaucratisch);
• Dat er zowel effecten van deze ontwikkelingen en oplossingsrichtingen voor
organisaties als medewerkers belangrijk zijn om rekening mee te houden;
• Dat technologie een eenvoudige, maar ook een gevaarlijke knop kan zijn om
aan te draaien om organisatieveranderingen te realiseren.
Agenda:
• De betekenis van technologie
• Ontwikkelingen in technologie
• Effecten van deze ontwikkelingen
• Oplossingsrichtingen
Technologie:
Hatch (2018: 154)
• “… the knowledge, processes, tools, and equipment used to transform inputs
into products and/or services.”
Perrow (1967: 194-195)
• “By technology is meant the actions that an individual performs upon an
object, with or without the aid of tools or mechanical devices, in order to
make some change in that object.”
• Inanimate object
• Symbols
• People
• processing
• changing
= Vaak denk je aan ict achtigs, of aan smartphone, of systemen van controle etc. Maar in
organisatiekunde is het veel breder, gaat over alles wat medewerkers gebruiken om de input
te veranderen in de output. Kan kennis zijn, kan digitaal zijn maar ook handen. Of
bijvoorbeeld de stem van de docent. Om de hulpbronnen om te zetten in uitkomsten. Je kan
de objecten uitzetten:
- Immateriele objecten: stoelen etc.
- Symbolen: bijvoorbeeld banken, zoals geld. Geld is een symbool.
- Mensen:
, o Proces; gaat om diensten waarbij mensen binnenkomen, voor korte
behandeling en weer worden weggestuurd.
o Verandering; gaat over diensten die mensen veranderen. Komen met
bepaalde status naar binnen en moeten anders naar buiten komen.
Bijv. bladblazer; object is de bladeren.
Bijvoorbeeld symbolen: belastingdienst. Gaat niet om mensen die veranderd worden, maar
over belanstingpapieren die veranderd moeten worden. Inkomstenbelasting.
Bijvoorbeeld: gevangenis bij people proces; mensen komen binnen en worden na straf weer
worden weggestuurd. Amerikaanse gevangenis, gaat echt om straffen.
Bijvoorbeeld people verandering; onderwijs, je leert mensen iets.
Belangrijk is dat: veel organisatiekundige zeggen dat technologie als organisaties als gegeven
beschouwd moet worden. Dus de drie kenmerken horen bij een organisatie. Perrow zegt dit:
Perrow (1967: 194-195)
• “… technology, or the work done in organizations, is considered the defining
characteristic of organizations.” “… technology as an independent variable,
and structure—the arrangements among people for getting the work done—
as dependent variable.”
• “… conceptualize the organization as a whole, rather than to deal only with
specific processes or subsystems.”
• “… technology is a better basis for comparing organizations than the several
schemes which now exists.”
Ergo: technologie als gegeven.--> als de technologie weet, weet je hoe je het beste de
organisatie kan inrichten met name cultuur en structuur om de organisatie te laten werken.
Samengevat: technologie is gegeven, daarna bepaalde wat de meest succesvolle sociale
structuur is.
Goal
Social structure
Task structure
Technology
, Je kan het als je de technologie weet,
specifiek hebben over de technolgie. Je wilt de technolgie gaan indelen in speciale
strucutren. Perrow maakt een indeling hiervoor. Dit kan aan de hand van 2 assen:
- Veel of weinig Uitzonderingen
- Probleem met analyse of niet
Je kan hieraan bepalen hoe je de organisatie het beste kan inrichten.
Vier cellen:
- 4) Routine, weinig uitzonderingen en als er problemen zich voordoen kan dit
makkelijk geanalyseerd te worden. (Bijvoorbeeld wortel, altijd zelfde lengte en
makkelijk te snijden. Standaar producten. Als er een probleem is, is het makkelijk te
ananlyseren; je gooit de wortel weg.)
- 1) Carft industries; kunstenaars; problemen zijn niet te analyseren, maar het werk is
simpel. Zoals bijvoorbeeld glasblazers. Het werk is als je het weet, niet moeilijk.
- 3) Engineering; Shell natuurkundige; fabriek moet regelmatig worden stilgelegd
omdat er problemen voortdoen. Maar het probleem is altijd analyseerbaar omdat
het hetzelfde productieproces is. Maar het is niet eenvoudig, omdat er allemaal
hoogopgeleiden werken.
- 2) Nonroutine; veel problemen en niet analyseerbaar.
Je kan de schalen samenvoegen tot twee, onderverdeeld in twee type. Routine matig
werken en niet routine matig, of veel problemen en weinig problemen.