UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
Inleiding in de Rechtswetenschap
Grondslagen van het recht 2 Achtergronden
8-10-2013
Samenvatting van het boek grondslagen van het recht 2 Achtergronden. Samenvatting is gemaakt aan de hand
van de hoofdstukken per week.
,Inhoudsopgave
Week 1 Recht en moraal ...........................................................................................................................
Hoofdstuk 2 Recht en moraal ............................................................................................................ 2-4
Week 2 Vrijheid..........................................................................................................................................
Hoofdstuk 7 Vrijheid ........................................................................................................................ 5-10
Week 3 Gelijkheid......................................................................................................................................
Hoofdstuk 8 Gelijkheid .................................................................................................................. 11-14
Week 4 Rechtsvinding ..............................................................................................................................
Hoofdstuk 3 Rechterlijke rechtsvorming ........................................................................................ 15-19
Week 5 Rechtvaardigheid .........................................................................................................................
Hoofdstuk 5 Rechtvaardigheid ...................................................................................................... 20-26
Week 6 Waarom straffen? ........................................................................................................................
Hoofdstuk 6 Rechtvaardigingen van straf...................................................................................... 27-30
Week 7 Kenmerk van recht.......................................................................................................................
Hoofdstuk 1 De aard van het recht ................................................................................................ 31-33
1
,Week 1 Recht en Moraal
Hoofdstuk 2 Recht en Moraal
De aard van het recht
Het recht realiseert een moreel aanvaardbare, een rechtvaardige, orde. Er wordt ingegaan op twee vragen:
Is het gericht zijn op rechtvaardigheid een toevallig kenmerk van ons geldende positieve recht (het gestelde recht,
het recht dat door mensen is gemaakt)?
Of is rechtvaardigheid een definitie van recht? (als je zegt dat recht gelijk staat aan rechtvaardigheid, is
onrechtvaardig recht, dan nog wel recht?)
Natuurecht
Recht en onderdrukking
Elk rechtssysteem heeft een minimale morele inhoud. Ieder rechtssysteem zal regels moeten bevatten die het gebruik van
geweld aan banden leggen, eigendom beschermen en overeenkomsten mogelijk maken. Er wordt aan allen bescherming
geboden door het recht maar dat hoeft niet altijd dezelfde bescherming te zijn.
Het vereist dat het aantal mensen dat het gezag van de rechtsautoriteiten vrijwillig aanvaardt, groot genoeg is om te
garanderen dat degene die het gezag niet aanvaarden tot gehoorzaamheid gedwongen kunnen worden.
De notie van een hoger recht
Machtsmisbruik moet voorkomen worden door de „heerser‟ ondergeschikt te maken aan het recht dat niet gericht is op het
eigenbelang van de „heerser‟. Een inhoudelijke maatstaf waaraan het rechtvaardigheidsgehalte van het door de mensen
gemaakte recht kan worden afgemeten. Natuurrecht (hoger recht dat in de onveranderlijke natuur der dingen besloten ligt):
geheel van normen dat niet door mensen is gemaakt, maar wat altijd en overal geldt, voorafgaand aan iedere positivering
door menselijke wetgevers. Het accepteren van natuurrecht als enig recht betekend dat onrechtvaardig recht geen recht is.
Door overheden gemaakte regels die in strijd zijn met de rechtvaardigheid, kunnen niemand binden en zijn dus geen
geldend recht. Want deze regels kunnen door de overheden voor privédoeleinden worden gebruikt op een immorele wijze.
Onrechtvaardig recht is geen recht
Onrecht is moreel gesproken slecht recht, maar daarom nog niet minder recht. De uitdrukking „onrechtvaardig recht is geen
recht‟ is per slot van rekening overduidelijk innerlijk tegenstrijdig. Er wordt hiermee uitgedrukt dat menselijk recht
rechtvaardig behoort te zijn, dat wil zeggen: dat het de morele plicht is van wetgevers om rechtvaardige wetten te maken.
Er is ook een andere reden om onrechtvaardig recht niet als recht te willen erkennen.
Vijf minuten rechtsfilosofie
Radbruch vatte vlak na de oorlog de in deze overwegingen doorschermende visie op de aard van het recht samen in „vijf
minuten rechtsfilosofie‟:
1. Eerste minuut – De wet geldt, omdat zijn wet is; en zij is wet, wanneer zij over het algemeen de macht heeft om
zich te handhaven. De opvatting inzake de wet en haar gelding (positivistische leer) heeft zowel de juristen als het
volk weerloos gemaakt tegen willekeurige, wrede, misdadige wetten etc. Zij gaan uiteindelijk voor het recht met de
macht: alleen waar macht is, is recht.
2. Tweede minuut – Recht is wat het volk ten goede komt. Dat betekent willekeur, contractbreuk, wetsovertreding zijn
– zolang heg volk er maar baat bij heeft – recht.
3. Derde minuut – Recht is de wil tot rechtvaardigheid (zonder aanzien des persoons oordelen, alleen langs dezelfde
meetlat leggen).
4. Vierde minuut – Algemeen belang een doel van het recht.
5. Vijfde minuut – Rechtsbeginselen die meer weegt, zodat een wet die ermee in strijd is, geldigheid ontbeert.
natuurrecht of rederecht.
Rechtspositivisme
Normatief en beschrijvend rechtspositivisme
Rechtspositivisten vereenzelvigen het recht met het bestaande, positieve recht. Het in een samenleving bestaande recht is
het geheel van regels dat door de bevoegde autoriteiten is gesteld of erkend. Er zijn ook rechtspositivisten die zeggen dat
een regel een regel van geldend recht is en gehoorzaamd moet worden. Dit wordt ook wel normatief rechtspositivisme
genoemd. Het heet normatief, omdat het wil voorschrijven hoe men met de wet om behoort te gaan.
Er bestaat ook een beschrijvend rechtspositivisme. Dit positivisme vindt dat het recht lost staat van gehoorzaamheid. En ook
de vraag of een regel een regel van geldend recht is wordt beschouwd als een feitelijke vraag. Ze accepteren het
natuurrecht niet en zou namelijk niets zeggen over wat het bestaande recht is. Het zou alleen van dienst kunnen zijn bij een
2
, visie op hoe het recht behoort te zijn. En ook rechtvaardigheid is niet van belang bij de beantwoording van de vraag of
natuurrecht bestaat.
Een natuurrechtelijk of een rechtspositivistisch rechtsbegrip?
Beide erkennen dat er enerzijds reels zijn die door bevoegde autoriteiten zijn gemaakt en dat er anderzijds een kritische
maatstaf is om de morele waarde van dei regels te beoordelen en de vraag te beantwoorden of je moreel verplicht bent die
regels te gehoorzamen. Het verschil van mening gaat dan eigenlijk over de vraag of „het recht‟ afgebakend moet worden.
Wat zouden we ermee winnen als we onrechtvaardig recht buiten de categorie „recht‟ plaatsen? Een argument voor het
natuurrechtelijke rechtsbegrip is dat we alleen zo het recht kunnen onderscheiden van de bevelen van een roversbende.
Opvattingen over rechtvaardigheid verschillen naar tijd en plaats. Het leidt er toe dat wat voor de een recht is, door de ander
het rechtskarakter ontzegd wordt. Als de wetten gericht zijn op wat de wetgever denkt dat de rechtvaardigheid verlangt, dan
kunnen wetten net zo goed „recht‟ heten. Ook al zijn ze in strijd met wat volgens de beoordelaar de ware gerechtigheid
verlangt. In dat geval blijft de positivistische scheiding tussen bestaand recht en rechtvaardig recht overeind.
Wat pleit er voor het positivistische rechtsbegrip?
Het lijkt goed aan te sluiten bij wat in de juridische praktijk recht wordt genoemd. Helpt verklaren waarom diverse
systemen van sociale controle met uiteenlopende morele inhoud rechtssystemen worden genoemd, omdat ze
dezelfde structurele kenmerken bezitten.
Systeem van primaire regels en secundaire regels. Beschouwd als geldend recht, omdat zij te herleiden zijn tot
erkende bronnen van recht.
Een positivistisch rechtsbegrip meer ruimte lijkt te bieden voor morele kritiek op het recht. Het bestaande recht
claimt immers altijd gezag.
Volgens Hart is het dus belangrijk om onderscheid te maken tussen het recht zoals het is en het recht zoals het behoort te
zijn, tussen de feitelijke bestaande wettelijke regels en hun wenselijkheid, tussen juridische gelding en morele gelding. Er
bestaat in die zin geen noodzakelijke verband tussen recht en moraal.
Rechtsbronnen
Het belang van morele argumentatie
Het rechtspositivistische geeft aan dat het bestaan van recht één ding is en zijn morele waarde iets anders. Met de
introductie van mensenrechtenbepalingen in het recht zijn open normen geïntroduceerd, die we alleen kunnen concretiseren
op basis van een morele argumentatie (bijv. Art 3 EVRM). Antipositivisten stellen dat het onmogelijk is om vast te stellen wat
geldend recht is zonder een beroep te doen op morele overwegingen. De morele overwegingen waar zij aan refereren,
liggen volgens hen besloten in het bestaande recht.
De herkenningsregel
De rechtspositivist vindt het antwoord op de vraag wat het recht is, door te onderzoeken wanneer je kunt zeggen dat een
rechtsstelsel bestaat. Een rechtsstelsel bestaat als er gezaghebbende vaststellingen bestaan van de regels die in de
samenleving gelden en als die regels over het algemeen worden gehoorzaamd. Welke vaststellingen van regels als
gezaghebbend worden aanvaard, is een kwestie van conventie. Hart spreekt over een herkenningsregel: een conventie die
de algemene kenmerken specifieert waar een regel aan moet voldoen om als geldende rechtsregel te worden aanvaard. Het
begrip is te formuleren als rechtsbronnen. De Nederlandse herkenningsregel bevat als kenmerken in ieder geval „behorend
tot de Grondwet‟ en in het verlengde daarvan „uitgevaardigd in de uitoefening van op de Grondwet gebaseerde
bevoegdheden‟. Onder rechtsbron wordt verstaan een als verzameling identificeerbaar geheel van regels die als
rechtsregels erkend worden. In Nederland is dat de wet, de gewoonte en de rechtspraak. De herkenningsregel is de regel
die de rechtsbronnen identificeert. Een regel is een rechtsregel als hij herleid kan worden tot een rechtsbron. Welke bronnen
als rechtsbron worden erkend kan worden vastgesteld door onderzoeken wat door de rechtsautoriteiten feitelijk als zodanig
wordt aanvaard. Uiteraard verschilt dat per rechtssysteem.
De wet als rechtsbron
Landen die tot codificatie overgingen, waren geneigd om uitsluitend de wet als rechtsbron te beschouwen. Wetgevers zijn
aangewezen op de taal om hun wetten te formuleren en het houvast dat de algemene termen van de wet aan de rechter en
de burger kunnen bieden, is beperkt. In geval van soort gelijke gevallen kan er communicatiecrisis ontstaan over de term van
de wet, omdat bijvoorbeeld met voertuig – auto‟s, vrachtwagens en brommers etc. wordt bedoeld.
Er zijn geen vaste conventies. Er bestaat voor het moeilijke geval nog geen norm. Ze dachten destijds dat alleen de
wetgever mocht beslissen hierover, en niet de rechter. Het ancien regime gaf hiervoor een grote afkeer van de rechterlijke
willekeur. Het ideaal was een strikte scheider der machten en daarbij hoorde niet dat de rechter ging bepalen wat de regels
nu eigenlijk betekenen. Er kwam hiervoor een wet. Het gevolg hiervan was dat de rechters weigerden recht te spreken.
3