Samenvatting ontwikkelingspsychologie
Hoofdstuk 1: The Study of Human Development
Drie domeinen:
1) lichamelijk Groei van het lichaam en de hersenen, zintuiglijke capaciteiten, motoriek en gezondheid
2) cognitief leren, aandacht, geheugen, taal, denken, redeneren en creativiteit
3) psychosociaal emoties, persoonlijkheid en sociale relaties
Indeling van de levenscyclus is een cultuur gebonden ding, overal zijn andere normen en waarden.
Indeling levenscyclus:
Prenatale periode conceptie tot geboorte
Zuigelingen- en Peuter- en kleutertijd geboorte tot 3 jaar
Vroeg kindertijd 3 jaar tot 6 jaar
Midden kindertijd 6 jaar tot 11 jaar
Adolescentie 11 jaar tot 20 jaar
Opkomende en jongvolwassenheid 20 jaar tot 40 jaar
Midden volwassenheid 40 jaar tot 65 jaar
Late volwassenheid 65 jaar en ouder
Extended family multigenerationeel netwerk van grootouders, tantes, ooms, neven en nichten, en meer
verre verwanten-is de traditionele familievorm
socio-economische status combinatie van sociale en economische factoren.
Cultuur De totale levenswijze van een samenleving of groep, met inbegrip van gewoonten, tradities,
geloofsovertuigingen, waardes, taal en fysieke producten - allemaal aangeleerd gedrag, doorgegeven van
ouders op kinderen.
Etnische groep bestaat uit mensen die verenigd zijn door een kenmerkende cultuur, afkomst, religie, taal, of
nationale oorsprong, die allemaal bijdragen aan een gevoel van gedeelde identiteit en gedeelde houdingen,
overtuigingen en waarden.
(1) normatieve invloeden
- Normatieve leeftijdsgegradeerde invloeden betreft een bepaalde leeftijd of leeftijdsperiode
- bv. menopauze of pubertijd
- Normatieve geschiedenis-gegradeerde invloeden historische generatie: een groep mensen
die de gebeurtenis meemaken op een vormend moment in hun leven (WOII)
(2) Nonnormative invloeden invloed op een enkele individu
Leeftijdscohort groep mensen die rond dezelfde tijd geboren zijn
The Life-Span Developmental Approach
1. Ontwikkeling is levenslang Ontwikkeling blijft doorgaan, elke voorafgaande gebeurtenis heeft impact en
kan toekomstige zaken beïnvloeden.
2. Ontwikkeling is multidimensionaal biologisch, psychologisch en sociaal
3. Ontwikkeling is multidirectioneel Op sommige vlakken wordt men beter, andere slechter
4. Invloeden van biologie en cultuur verschuiven gedurende de ontwikkeling
5. Ontwikkeling door verandering van bronnen Men investeert tijd, energie, talent, geld en sociale steun op
verschillende manieren.
6. Ontwikkeling toont plasticiteit Doel ontwikkelingsonderzoek: ontdekken in welke mate bepaalde soorten
ontwikkeling op verschillende leeftijden kunnen worden gewijzigd.
7. Ontwikkeling wordt beïnvloed door historische en culturele context
,Hoofdstuk 2: Theory and Research
Vraag 1: is ontwikkeling actief of reactief?
Mechanisch model mensen zijn machines die reageren op omgevingsfactoren
- mechanische onderzoekers: waarom gedragen mensen zich op de manier zoals zij doen
Organisch model Dit model ziet mensen als actieve, groeiende organismen die hun eigen ontwikkeling in
gang zetten.
- Omgevingsfactoren veroorzaken het gedrag niet, wel kunnen ze ontwikkeling vertragen of
versnellen
Vraag 2: is ontwikkeling continu of niet continu?
Mechanistisch Zien ontwikkeling als continu: geleidelijk en stapsgewijs, bestaande uit oplopende stadia.
- Kwantitatieve verandering verandering in nummer of hoeveelheid; gewicht, lengte, leeftijd etc.;
continu
Organistisch Zien ontwikkeling niet als continu, maar als verschillende stappen (treden).
- Kwalitatieve verandering wordt gekenmerkt door het ontstaan van nieuwe verschijnselen die niet
gemakkelijk kunnen worden voorspeld op basis van de werking in het verleden. Niet continu
Vijf perspectieven die ten grondslag liggen van veel theorieën en onderzoek naar menselijke ontwikkeling:
(1) psychoanalytisch Richt zich op onbewuste emoties en drijfkrachten
(2) leren onderzoekt observeerbaar gedrag
(3) cognitief analyseert denkprocessen
(4) contextueel legt de nadruk op de invloed van de historische, sociale en culturele context;
(5) evolutionair/ sociobiologisch evolutionaire en biologische onderbouwing van gedrag
(1) Psychoanalytisch ‘Sigmund Freud’
Persoonlijkheid; id, ego en superego
Persoonlijkheid wordt gevormd door de constante strijd tussen de aangeboren driften en de eisen van het
beschaafde leven. Deze komen in vijf stadia; psychosexual development.
Volgens Freud de eerste 3 stadia het belangrijkste; oraal, anaal en fallisch. Teveel of te weinig is deze stadia kan
lijden tot een stagnatie in de ontwikkeling uit zich in volwassen persoonlijkheid.
Erik Erikson; psychosociaal Ontwikkeling bestaat uit 8 fasen; elke met een positieve en negatieve kwaliteit.
De positieve zal/moet domineren, maar ook de negatieven zijn nodig voor optimale ontwikkeling.
- In tegenstelling tot Freud zei Erikson dat ontwikkeling een levenslang proces is.
(2) Leren
Ontwikkeling ontstaat door het leren en aanpassen aan de omgeving.
Geïnteresseerd in gedrag, omdat dit observeerbaar is i.p.v. wat er in het hoofd gebeurd.
Overtuigd dat iedereen het zelfde geboren wordt.
Behaviorisme; beschrijft gedrag als een voorspelbare reactie op ervaring.
- klassieke conditionering Een respons wordt opgewekt door een stimulus naar het meerdere malen achter
elkaar aanprijzen.
- Dit zou ook bij kinderen gebruikt kunnen worden om ze te vormen zoals je zou willen.
- operante conditionering het individu leert van de gevolgen van het "opereren" op de omgeving, het gaat
hier om vrijwillig gedrag.
- Reinforcement waarbij gedrag dat daarna positief zal worden beloond vaker zal voorkomen.
Social Learning (Social Cognitive) Theory Mensen leren beleefd sociaal gedrag door het observeren en
, imiteren van anderen. Observational learning
- Social cognitive learning meer nadruk op cognitieve processen in ontwikkeling
- reciprocal determinism iemand reageert op de wereld, zoals de wereld op hem reageert
(3) Cognitief
=) richt zich op gedachteprocessen en het gedrag dat deze processen reflecteren.
Jean Piaget’s Cognitive-Stage Theory cognitieve ontwikkeling begint met een aangeboren vermogen om
zich aan te passen aan de omgeving. Cognitieve ontwikkeling groeit gaat vervolgens door drie fasen heen:
- 1. Organisatie Kinderen maken ‘schema’s’ waarin zij bv. voorwerpen indelen in bepaalde
groepen (bv. vogels). Naarmate zij meer informatie over deze voorwerpen verkrijgen
worden ook deze schema’s uitgebreider.
- 2. Aanpassing Ontstaat doormiddel van 2 processen:
- assimilatie Nieuwe informatie opnemen in bestaande cognitieve structuren
- accomodation Aanpassen van deze structuren om nieuwe informatie op te nemen
- 3. Equilibratie Het veranderen van een bestaand beeld door het hebben van nieuwe
informatie. Bv. men leert nu dat er een verschil is tussen vliegtuigen en vogels.
Lev Vygotsky’s Sociocultural Theory Men leert door sociale interacties. Hierin stelde hij taal als middelpunt
voor leren en denken over de wereld. Ouders moeten kinderen ondersteunen hierin:
- De zone van proximal development (ZPD) Gat tussen wat men al van zichzelf kan en
waar men ondersteuning bij nodig heeft.
The Information-Processing Approach Verklaart cognitieve ontwikkeling door het analyseren van processen
die betrokken zijn bij het begrijpen van binnenkomende informatie en het effectief uitvoeren van taken:
processen als aandacht, geheugen, planningsstrategieën, besluitvorming, en het stellen van doelen
- Geïnteresseerd in het proces tussen stimulus en respons.
- Vaak gebruikt om problemen met leren te testen, diagnosticeren en te behandelen.
(4) Conceptueel perspectief
=) Ontwikkeling kan alleen in sociale context worden begrepen. Men ziet het individu niet als aparte entiteiten
maar als een onafscheidelijk deel hiervan.
- Bioecological theory Om ontwikkeling te begrijpen moeten we het kind zien met de
omgeving om haar heen. Doormiddel van ringen om het kind heen:
- microsysteem; alledaagse omgeving; huis, werk, school of wijk. Face- to- face
gesprekken met ouders, collega’s etc.
- mesosysteem; interacties tussen het microsysteem die invloed hebben. Zoals
een ouder-school gesprek
- exosysteem; interacties tussen het microsysteem en het extern systeem. Deze
zijn indirect maar hebben wel invloed. Zoals omstandigheden in het land.
- macrosysteem; gehele culturele patroon; dominante overtuigingen, ideologieën, en
economische en politieke systemen
- chronosysteem; de dimensie van tijd. Bv. veranderingen in familie, nieuw werk etc.
(5) Evolutionair/ sociobiologisch
=) Gebaseerd op bevindingen uit de antropologie, ecologie, genetica, ethologie, en evolutionaire psychologie
om de adaptieve, of overlevings, waarde van gedrag voor een individu of soort te verklaren.
- Gebaseerd op Darwin en zijn evolutie theorie
Ethologie Onderzoekt overeenkomsten tussen soorten
Evolutionaire psychologie Richt zich op mensen en passen Darwin zijn principes toe op menselijk gedrag.