Psychologische gespreksvoering: een basis voor hulpverlening (Lang en van
der Molen)
Hoofdstuk 1: inleiding
Het doel van dit boek is om een bijdrage te leveren aan het inzicht in de processen die een rol spelen
bij het voeren van hulpverleningsgesprekken. Inzicht in achtergronden is de eerste voorwaarde om
de eigen opvattingen en het daaruit voortvloeiende gedrag doelbewust te kunnen kiezen en zo nodig
te wijzigen. Een ander aspect van inzicht is dat de hulpverlener leert zien wat voor invloed het eigen
gedrag heeft op degene die hij wilt helpen. Het tweede doel is het zo nauwkeurig mogelijk
beschrijven van de concrete vaardigheden die men nodig heeft om iemand met een persoonlijk
probleem te helpen.
Hoofdstuk 2: de gezindheid van de hulpverlener
Het diagnose-recept gesprek
De psychologe ontwikkelt een eigen visie op het probleem van de cliënt gedurende het gesprek. Die
visie komt tot stand op grond van haar ervaring met soortgelijke gevallen, haar referentiekader. Dit
kader wordt voor dit individuele geval verfijnd en toegespitst door een aantal controlerende vragen.
De psychologe vraagt, wikt en weegt, en is zeer actief in het zoeken van de oplossing voor de cliënt
zijn probleem. De cliënt geeft alleen antwoord. Zo komt na het stellen van de diagnose door de
psychologe het recept voor de oplossing van de problemen tot stand.
Gevaren van deze gespreksaanpak:
- het heeft als gevaar dat her belang van de psychologe om deskundig te lijken leidt tot een te
doelgerichte en eenvoudige aanpak van problemen.
- Weinig ruimte biedend voor inbreng van de cliënt.
- Deze gesloten werkwijze zorgt ervoor dat maar weinig mensen het ‘’advies’’ opvolgen.
Het samenwerkingsmodel
In dit model zal de psychologe géén directe door haar gekozen beste oplossingen aanbieden, maar
zal ze wel uitspraken doen over de manier waarop iemand zijn leven vorm dient te geven. Dat
betekent dat de cliënt zelf een oplossing voor zijn problemen moet kiezen. De psychologe helpt te
kiezen en helpt niet ‘wat’ te kiezen.
In het diagnose receptmodel is het de psychologe die nadenkt terwijl de cliënt afwacht. Bij
het samenwerkingsmodel wilt de psychologe dat de cliënt verantwoordelijkheid neemt en
zelf nadenkt over het probleem.
Een belangrijk aspect in deze werkmethode is dat de psychologe zich zeer bewust als doel stelt een
beter inzicht te vormen in de gevoels-, denk- en leefwereld van de cliënt. Dus: de psychologe
probeert zich zo goed als mogelijk te verplaatsen in de belevingswereld van de cliënt. Wat de
psychologe dus schijnt te doen, is dat zij de cliënt niet tot ‘’object van onderzoek’’ maakt, maar zo
veel mogelijk tot partner in het gesprek. Psychologe en cliënt werken samen aan de verheldering,
nuancering en behandeling van de cliënt zijn vragen; we spreken daarom van een
samenwerkingsmodel.
Een ander doel is dat het actief betrekken van de cliënt bij het proces van probleem oplossen
de psychologe de cliënt ook probeert te leren hoe een dergelijk proces verloopt. Zo leert
hij/zij beter om zelf een oplossing te bedenken.
,Wat wordt verstaan onder een geraffineerde hulpverlener?
Wanneer een hulpverlener zich probeert in te leven in de situatie van een cliënt en hem als een
medemens benadert, wil dat niet zeggen dat hij of zij niet tegelijkertijd professioneel met zijn of haar
vak bezig is. De hulpverlener probeert wel degelijk de cliënt te sturen zodat deze tot nieuwe
inzichten en verschillende oplossingen komt. De hulpverlener probeert dit echter op zo'n manier te
doen dat de hulpbehoevende zelf aan zijn probleem werkt. Vaak weet een cliënt wel dat de
hulpverlener er soms voor kiest om de cliënt op het verkeerde been te zetten, wanneer dit in het
belang van de cliënt is. Aan de ene kant wordt de cliënt dus gemanipuleerd door de hulpverlener,
aan de andere kant weet de cliënt meestal wel dat deze kans aanwezig is. Dit wordt ook wel quasi-
manipulatie genoemd. Deze quasi-manipulatie speelt bij de manier van samenwerking een
belangrijke rol. De hulpverlener kan er zelf voor kiezen of hij deze vorm van manipulatie laat merken
of niet.
Hoofdstuk 3: de cliëntgerichte benadering
Met een gezindheid als beschreven in het voorgaande hoofdstuk is een professionele hulpverlener
nog niet voldoende toegerust om met cliënten aan het werk te gaan. Een goede kennisbasis, een
goede theorie is dus ook belangrijk. Gezien het doel van dit boek moet er een theorie gekozen die de
hulpverlener:
- Concreet inzicht biedt in het functioneren van de mens;
- Duidelijk maakt hoe persoonlijke problemen kunnen ontstaan;
- Relatief eenvoudige richtlijnen biedt om de problemen van de cliënt te verminderen.
Ook is het belangrijk om een theorie te vinden die die cliënt zoveel mogelijk probeert te activeren bij
het (zelf) zoeken naar oplossingen. de cliënt gerichte benadering
Zelfactualisering
Rogers (1951,1961) legt nadruk op een self actualizing tendency als fundamentele, drijvende kracht
in de persoon.
- De mens beschikt over het bijzondere vermogen dat hij zich bewust is van zichzelf en zijn
omgeving. Hij kan erover nadenken (planten en dieren niet).
- Mensen hebben voor hun zelfactualisering de verbondenheid met andere mensen in sociaal
verband nodig.
- De mens ontwikkelt een toekomstgericht streven. Daarbij neemt hij doelbewust beslissingen
en maakt keuzes over waarden en richting voor zijn denken en handelen.
Het individu gaat zo in de richting van een eigen identiteit en een optimale vorm. Het gaat om een
proces van steeds verdergaande ontwikkeling en verfijning van in aanleg gegeven mogelijkheden. Dit
ontwikkelingsproces wordt bepaald door het belevings- en ervaringsproces van de persoon. Rogers
zegt dat deze optimale vorm van experiencing als het ware vanzelf zal plaatsvinden mits de
omstandigheden waarin de persoon verkeert gunstig zijn.
Onvoorwaardelijke acceptatie
Onvoorwaardelijke acceptatie betekent dat de persoon zonder voorwaarden wordt geaccepteerd
zoals hij is en voldoende warmte en liefde ontvangt. De persoon moet het basisgevoel hebben dat hij
als mens geaccepteerd wordt. Hierbij speelt volgens Rogers de omgeving dus een belangrijke rol.
,Hoe ontstaan problemen?
Ook hier is volgens Rogers begrijpelijkerwijs de omgeving van grote invloed. Hierbij voert Rogers het
begrip conditional regard in. Van deze voorwaardelijke zorg en aandacht is sprake als de omgeving de
persoon niet meer accepteert om zichzelf, zoals hij is, maar de liefde en acceptatie afhankelijk maakt
van ander, ‘’beter’’ gedrag van de persoon. Dit leidt er toe dat de persoon anders moet zijn dan hij is
of zou willen alleen maar om die broodnodige liefde te krijgen.
Hoe sterker de voorwaarden zijn die de omgeving stelt voor acceptatie en hoe meer deze
afwijken van de eigen mogelijkheden en gedragingen van de persoon, des te meer zal deze in
de problemen komen.
Een persoon verkeert in een toestand van incongruentie als hij niet meer af durft te gaan op zijn
eigen directe ingevingen, gedachten en gevoelens, maar zich in zijn belevingen en zijn gedrag gaat
richten naar de verwachtingen en normen van zijn omgeving. Het ‘’doen zoals het behoort’’ is
geïnternaliseerd, en niet bewust gekozen door de persoon.
De grote vraag is: hoe moet een hulpverlener nu volgens Rogers omgaan met zijn medemensen, zijn
cliënten, om hen te helpen uit hun persoonlijke problemen te komen?
1. Onvoorwaardelijke positieve waardering: dat betekent dat we de ander in zijn waarde laten
met al datgene wat hij is en niet is, kan en niet kan, en dat we dit eigene van de cliënt
respecteren.
2. Echtheid: de hulpverlener dient binnen de relatie met de cliënt authentiek, transparant en
geïntegreerd te functioneren. Het gaat Rogers erom dat de hulpverlener in eerste plaats echt
en eerlijk is tegenover zichzelf.
3. Empathie: het vermogen om de privéwereld van de cliënt te beleven alsof het je eigen
belevingen en ervaringen waren maar zonder dit ‘’alsof’’ uit het oog te verliezen.
- Empathie draagt bij tot de veiligheid van de cliënt in de situatie met de hulpverlener.
- De hulpverlener geeft uitdrukking een betekenissen in de beleving van de cliënt, waarvan
deze zich veelal maar ten dele bewust is. Het gaat hierbij om weergave van direct bij de
beleving van de cliënt aansluitend reacties. Deze inzichten kunnen de cliënt tot nadenken
stemmen en mogelijkheden openen voor een oplossing van zijn problemen.
Kritiek op Rogers
Rogers te optimistisch:
1. Het eerste punt van kritiek heeft betrekking op de basisgedachte van Rogers dat de persoon
over een potentieel voor zelfverwerkelijking beschikt, dat onder gunstige omstandigheden
vanzelf tot ontplooiing komt. Dit wordt door met name psychologen uit de leertheoretische
hoek als te optimistisch geschetst. Zij vinden dat mensen juist gestimuleerd hiervoor worden.
2. Een tweede punt van kritiek is dat de vorm van werken van Rogers vereist dat de cliënt goed
kan nadenken over zichzelf, zijn gedachten en gevoelens kan verwoorden en het vermogen
heeft om inzichten vorm te geven in adequaat gedrag. Dit lukt mensen van een laag
intellectueel niveau niet.
3. Een derde punt van kritiek betreft Rogers zijn optimistische verwachting dat mensen in een
omgeving met veel ‘’onvoorwaardelijke acceptatie’’ vanzelf uitgroeien tot sociaal voelende
en handelende burgers. Dat is lang niet bij iedereen het geval. Mensen hebben elkaar ook
nodig als stimulans, toetssteen en corrigerende tegenspeler. Kortom de cliënt moet leren
inzien dat het leven geven en nemen is.
, Rogers te vaag:
1. Volgens de cognitieve psychologie moet bij problemen de oplossing ook gezocht worden in
een gerichte bijsturing van het informatieverwerkingsproces. De mens wordt dus meer
gezien als een individu dat zijn denken en voelen kan leren wijzigen en zo meer inzicht in en
beheersing van zijn eigen functioneren kan verkrijgen.
2. Gebrek aan directiviteit; er is te weinig gerichtheid op doelbewuste beïnvloeding van het
cognitieve proces. Deze beïnvloeding moet plaatsvinden door de cliënt te wijzen op
verkeerde en verwarde denkgewoonten en hem alternatieven voor te leggen.
3. Een derde bezwaar heeft betrekking tot de wijze waarop de zelfactualisering tot stand komt.
Het lijkt de cognitieve psychologen te vaag dat ‘’experience’’ vanzelf tot standkomt.
De kritiek op Rogers die er op neerkomt dat men in de hulpverlening meer moet doen dan de cliënt
‘’ruimte’’ bieden zich te ontplooien, is in veel gevallen terecht. Maar dat moet ons niet doen
vergeten dat zijn opvattingen en methoden van werken wel essentieel zijn als basis voor
hulpverlening.
- Patterson (1986) geeft bijvoorbeeld aan dat een goede relatie tussen hulpverlener en cliënt
erkend wordt als voorwaarde voor effectieve hulpverlening. Goede interpersoonlijke
vaardigheden van de hulpverlener zijn om die reden een vereiste voorwaarde.
- Ook erkent men dat het effect van een goede relatie tussen hulpverlener en cliënt verder
gaat dan het leveren van een goede basis voor samenwerking.
Een cognitieve theorie over het beleven
Net als Rogers gaat Wexler ervan uit dat de mens van nature beschikt over een neiging tot
ontplooiing, ook geestelijk. Ook hij stelt dat deze geestelijke ontplooiing plaatsvindt door het proces
van beleven en ervaren, experiencing. De zelfactualisering wordt bepaald door ieders eigen stijl van
beleven en ervaren. Maar over de manier waarop dit proces plaatsvindt verschilt Wexler sterk van
mening met Rogers.
In Rogers benadering wordt de indruk gewekt dat experiencing een passief proces is. Echter zei
Wexler dat uit onderzoek van waarnemingsprocessen en informatieverwerking bekend is dat het
waarnemen en beleven van informatie, zowel uit ons eigen organisme als uit de buitenwereld, een
actief proces is. de mens selecteert, ordent en geeft zelf betekenis aan wat hij ziet of hoort. De
mens moet zijn aandacht selectief vestigen op binnenkomende informatie.
Men probeert zijn wereld overzichtelijk en ordelijk te houden. Dat wordt bereikt door:
- Slechts een deel van de prikkels van buiten door te laten dringen,
- Die prikkels snel weer te vergeten,
- Of ze via een systeem van ordeningsprincipes te organiseren en er betekenis aan toe te
kennen.
Het proces van verwerken van informatie is dus een gecompliceerde aangelegenheid, die in dit boek
niet in detail uitgewerkt worden. Twee aspecten zijn echter van belang voor een goed begrip van wat
er gebeurt in het hulpverleningsproces:
1. Bij het verwerken van informatie speelt taal een belangrijke rol.
2. Bij informatieverwerking spelen twee principes een belangrijke rol: differentiatie en
integratie.
- Differentiatie: nuancering in opvattingen of interpretaties vindt plaats op grond van
binnenkomende informatie.
- Integratie: dit betekent dat de samenhang, het gemeenschappelijke in onderdelen van
informatie wordt gezien en er zo verband tussen wordt gelegd. Men maakt er een geheel
van, dat zich ook laat samenvatten, waardoor een ordelijk geheel ontstaat.