Samenvatting te bestuderen stof: C = Consumptie
I = investering
Hfdst 3 Y = Nationaal inkomen (=Nationaal prod.)
3.1 Economische kringloop EV = Effectieve vraag, de macro-ec. Vraag
Begrippen:
- Autonome consumptie → Deel van het inkomen wat de consument blijft consumeren, ook al valt het
inkomen weg (boodschappen, vaste kosten, primaire levensbehoeften etc).
Economische kringloop: Een bedrijf produceert een product, dit product wordt verkocht aan de consument, De
inkomsten hiervan gaan naar het bedrijf, Het bedrijf kan met deze kosten de werknemers betalen, De
werknemers zijn vervolgens weer de consument die het product kopen. Zie afbeelding:
Evenwichtige economie→
Als de marcro-economische vraag, dat wil zeggen de totale vraag naar goederen en diensten in een land, gelijk
is aan de productie (EV=Y), is de economie in evenwicht.
In bovenstaande afbeelding ‘evenwichtige economie’, zie je dat de economie in evenwicht is. Mocht de
consument meer gaan sparen, dus i.p.v. 20% gaat de consument 30% sparen. Zal de consumptie dalen,
waardoor de productie ook daalt. Als gevolg hiervan komt er ook minder in het laatje van de
werknemer/consument, waardoor de koopkracht afneemt en de economie in een laagconjunctuur dreigt te
gaan.
De inkomensvorming komt voort uit de productie van een bedrijf, vrij logisch want er moet eerst geld verdiend
worden. Loonstijgingen kunnen dus niet harder stijgen dan de productie. Loonstijging wordt niet omgezet in
goederen, waardoor de prijzen van de goederen omhoog gaan omdat de totale kosten hoger worden. Doordat
de prijzen omhoog en dus inflatie intreedt, blijft de koopkracht hetzelfde en levert de loonsverhoging niets op.
Dit betreft alleen op de nationale markt.
Op de internationale markt werkt het anders. De opgelopen inflatie verslechtert de concurrentiepositie van
Nederland in het buitenland, wat gepaard kan gaan met marktaandeelverlies, lagere afzet, oplopende
werkloosheid en dalende investeringen.
, 3.1.1. Productie altijd gelijk aan bestedingen
Hoe de balans ook uitvalt, de kringloop blijft intact. Via bestedingen en besparingen worden uitgaande stromen
altijd gelijkgetrokken met binnenkomende geldstromen.
Productie is altijd gelijk aan bestedingen
Investeringen kunnen vrijwillig, maar ook gedwongen zijn. Gedwongen investeringen ontstaan als de
voorraden oplopen, omdat de afzet tegenvalt. Het vergroten van voorraden wordt beschouwd als een
onderdeel van de netto investeringen. Omdat een vergroting van de voorraad ongewenst is, zal dit spoedig
leiden tot een productieaanpassing. De economie krimpt. In het kort:
Investeringen → Gedwongen → Voorraden lopen op, omdat afzet tegenvalt → Vergroten voorraden = netto
investering → Dit is ongewenst → Productie wordt aangepast → Economie krimpt.
3.1.2. Verdeling van de besparing
Bruto investeringen worden gefinancierd uit besparingen en afschrijvingen. Afschrijvingen dienen om
vervangingsinvesteringen te financieren, terwijl met de besparingen netto investeringen worden betaald.
Op het moment dat je een spaaroverschot hebt, dus de overheid heeft geld ‘over’. Dus je hebt meer verdiend
dan dat je uitgeeft. Dit betekent dat de nationale bestedingen achter zijn gebleven op de nationale inkomsten.
Dit heet een nationaal spaaroverschot. Dit is gelijk aan het uitvoersaldo.
Wanneer van de netto toegevoegde waarde tegen marktprijzen, de nationale productie en het nationale
inkomen, de nationale bestedingen (Consumptie + Investering + producten/diensten van de overheid) worden
afgetrokken, resteert een nationaal spaaroverschot dat gelijk is aan het uitvoeroverschot.
Een spaaroverschot is ongewenst, omdat het betekend dat andere landen een tekort hebben en ertoe kunnen
overgaan de import en daarmee internationale handel te beperken.
Een nationaal spaartekort, ofwel een invoeroverschot, kan daarentegen duiden op een krachtige binnenlandse
groei die heeft geleid tot een sterke groei van de import. Het spaartekort ontstaat dan door een verschil in
groeitempo tussen verschillende landen. Aan het tekort kan echter ook een structureel probleem ten grondslag
liggen. Wanneer een land kwalitatief of prijstechnisch niet kan concurreren met het buitenland, zal dit de
import stimuleren en de uitvoer remmen, waardoor de handel met het buitenland afneemt.
3.1.3. Als sparen oppotten wordt…
Als een deel van het verdiende geld wordt gespaard, zorgen leningen ervoor dat het geld in de economische
kringloop blijft. Echter kan gespaard geld ook worden opgepot, hierdoor is het niet beschikbaar voor uitgaven
van een ander. Op dat moment wordt het verdiende geld niet uitgegeven, maar onttrokken aan het de
economische kringloop. Het geld is dan terechtgekomen in zogenaamde speculatiekassen of in de
voorzorgskassen.
Speculatiekassen zijn kassen waar het geld kan worden belegd. Dit hangt samen met de verwachting omtrent
de rente en het beursklimaat.
Voorzorgkassen zijn bedoeld voor zekere uitgave op onzekere tijdstippen. Denk bijvoorbeeld aan een kapotte
wasmachine.
Naast de speculatiekassen en de voorzorg kassen zijn er ook nog de Transactiekassen. Dit is geld wat dat
daadwerkelijk dienst doet als betaalmiddel in de economie. Het speelt een actieve rol in de economische
kringloop en wordt daarom ‘actief geld’ genoemd. Hieronder de economische kringloop. Het opgepotte geld
werkt verstorend op de economische kringloop.