Hoofdstuk 15
Functie cardiovasculair systeem → het leveren van voedingsstoffen en zuurstof aan actieve spieren.
Zorgt voor een snel transpoort van energie en reductie van metabolieten in de spieren.
Anatomie
Hart spier = myocardium, bestaat uit hartspiervezels die de
eigenschappen hebben van gladde spiervezels en
dwarsgestreepte spiervezels. Myocardium ligt tussen het endocard
en pericard (hartvlies).
Kleppen
Atrioventriculaire valve/kleppen = mitrasklep (linker harthelft) en
tricuspidalisklep (rechter harthelft). Dit zijn de kleppen die het
atrium van het ventrikel scheiden.
Semilunaire kleppen = halvemaanvormige kleppen, ookwel
pulmonaire klep en aorta klep.
Bloedvaten
Superior vena cava = veneuze terugstroom van hoofd, nek, schouders, thorax en een deel
buikspierwand.
Inferior vena cava = veneuze terugstroom van buikspieren, nieren, pelvis, en onderste extremiteiten.
Pulmonaire slagader = transport van bloed uit de rechter ventrikel langs de longen
Pulmonaire ader = transport van longen naar linker atrium
Aorta = hoofdslagader, ontvangt bloed uit het linker ventrikel.
Coronary sinus (posterior en anterior) = kransslagaders, deze ontspringen uit het ventrikel net boven
de semilunaire klep van het linker atrium.
Figuur 1: Coronary sinus
Vertakking bloedsomloop = Aorta → arteriën → arteriole → metarteriolen → capillaire
Arterie = wanden bestaan uit tunica intima (endotheel en elastisch membraan), tunica media (gladde
spiervezels) en tunica externa (elastisch membraan en adventitia = buitenste wand)
Capillaire = gemiddeld 7 tot 10 µm groot, kleinste 3-4 µm groot. De wanden bevatten 1 laag
endotheel cellen, hierdoor is uitwisseling makkelijk.
Vena = Zelfde als opbouw als de arterie. Vena heeft alleen een grotere diameter, kleppen en minder
gladspierweefsel in de wand. Hierdoor is de wand minder dik.
Circulaties hart
Pulmonaire circulatie = Rechter atrium → rechter ventrikel → longen → linker atrium
Systematische circulatie = Linker atrium → linker ventrikel → lijf → rechter atrium
Coronaire circulatie = Linker ventrikel → coronary sinus → hart → rechter atrium
,Verdeling bloed bij 5 L
Hart 7.2 %
longen 6.8 %
Arterie 2.8
Capillaire 2.2
Vene 4.0
Systeem 84.0 %
Arterie 14.0
Capillaire 6.0
Vene 64.0
Bloedstroom
Arterie door:
Pompkracht/druk hart
Contractie en relaxatie gladde spiervezels =
vasoconstrictie (vernauwen) en vasodilactatie
(verwijden)
Figuur 2: Precapillaire sphicter
Capillaire door:
Precapillaire sphincter = Spiertjes om het begin van de arteriole capillaire, deze regelen de diameter
van het bloedvat en reguleren zo de bloedstroom en bloedverdeling. Factoren die de spieren
stimuleren meer open te gaan:
Lokaal verhoogde bloeddruk + intrinsieke neurale controle
Lokale metabolieten die geproduceerd zijn bij activiteit
Vena door:
volume capaciteit vaten (64%)
kleppen
Groot lumen (vaatholte) t.o.v wand, geeft weinig weerstand
spierpomp (bijvoorbeeld kuit)
ademhalingspomp → door inademen krijg je onderdruk in borstholte, hierdoor wordt hartzakje groter
dit geeft een zuigende werking.
Bloeddruk
Systolische bloeddruk = Linker ventrikel trekt samen (120 mm Hg)
Diastolische bloeddruk = relaxatie fase hart, het geeft de perifere weerstand weer. Dit is de druk in de
capillaire (60-80 mm Hg)
Bloeddruk (∆p) = hartminuutvolume (F) x totale perifere weerstand (R)
ŋL x c
Wet van poiseuille → perifere stromingsweerstand (R) =
r4
Ŋ = viscociteit, L = buis lengte, r = straal en c = constante
∆P
F=
R
Gemiddelde arteriële druk (MAP) = diastolische druk + (0,333(systolische druk – diastolische druk)
Cardiac output = MAP : perifere weerstand
Perifere weerstand = MAP : Cariac output
Hartminuutvolume ookwel cardiac output (CO)= de hoeveelheid bloed die het hart per minuut
wegpompt
Cardiac Output (f) = hartfrequentie (HF) x Slagvolume (Sv)
Slagvolume = end diastolisch volume (EDV) - end systolisch volume (ESV)
EDV = het volume in het ventrikel tijdens de preload
ESV = bloed dat achter blijft in het vetrikel na contractie
Slagvolume wordt bepaalt door
Volume → grote van het hart
, Preload → Vullingsdruk kamers, rek hart = Frank Starlingmechanisme*
Afterload → Druk die het hart moet overwinnen om te pompen
Contractiliteit → kracht van de pompfunctie
*Frank starlingmechanisme = toenemende preload zorgt voor meer rek op de hart spier. Hierdoor
komen actenine en myiosine op rek. Door ↑ Rek is er een ↑ kracht waarmee het hart kan samen
trekken in de ventrikelaire systolische fase.
Workload van het hart
RPP = SBP x HR
Rate pressure product = systolic blood pressure x heart rate
Fysieke activiteit met het bovenlichaam geeft een hogere systolische en diastolische druk dan fysieke
activiteit met het onderlichaam. Dit komt door de nauwere slagaderen in de armen.
Hypertensive response= de verlaagde bloeddruk na het sporten, dit kan tot 12 uur aanhouden.
Venous pooling = het zorgen voor veneuze terugstroom door de spierpomp, bij plotseling opstaan.
Door de zwaartekracht blijft het bloed in de benen bij plotseling opstaan, dit kan zorgen voor
flauwvallen. De spierpomp is een snel reflex om dit te voorkomen, na twee slagen wordt
vasoconstrictie toegepast, dan is de venous pooling niet meer nodig / verminderd.
Aandoeningen hart
Hypertensie = verhoogde bloeddruk → door dichtslippen aderen, hoge perifere weerstand door
neurale hyperactiviteit en/of nieren die niet goed functioneren
Er zijn 4 fases hypertensie:
1) Systolisch 140-159 mm Hg diastolisch 90-99 mm Hg
2) Systolisch 160-179 mm Hg diastolisch 100-109 mm Hg
3) Systolisch 180-209 mm Hg diastolisch 110-119 mm Hg
4) Systolisch > 210 mm Hg diastolisch 120 mm Hg
Angina pectoris = pijn op de borst
Thrombus = bloedprop
Myocardiaal infarct = hartaanval/hartinfarct door blokade van een thrombus dit geeft agona pectoris.