Goederenrecht
Hoorcolleges
,Week 1
Opbouw
1: Wat zijn goederen?
2: Wat houdt eigendomsrecht in? Alsmede bezit en houderschap
3: Hoe verkrijg/verlies je goederen?
4: Wat zijn de wettelijke vereisten voor een geldige overdracht van goederen?
5: Hoe word je beschermd tegen beschikkings-onbevoegdheid?
6: Beperkte rechten
7: Herhaling
Plaats Goederenrecht
• Publiekrecht: overheid – burgers
• Privaatrecht: Burgers - burgers
persoon – goed
(goederenrecht)
persoon – persoon
(verbintenissenrecht)
Goederen
Art. 3:1 BW:
Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten.
Zaken
Art. 3:2 BW:
Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.
Dus:
- voor menselijke beheersing vatbare
- stoffelijke
- objecten
Vermogensrechten:
Art. 3:6 BW
Rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of er
toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil
voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, zijn vermogensrechten.
Vermogensrechten samengevat:
• rechten
• overdraagbaar, OF
• stoffelijk voordeel verschaffen, OF
• verkregen in ruil voor verstrekt / in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
,Roerende en onroerende zaken
Art. 3:3 BW
• Onroerende zaken: grond of duurzaam met de grond verenigd
• Roerende zaken: alle zaken die niet onroerend zijn
Portacabin arrest: roerend of onroerend?
HR 31 oktober 1997, NJ 1998/97
3.3] voorts moet het volgende worden vooropgesteld:
[a] een gebouw kan duurzaam met de grond verenigd zijn in de zin van art. 3:3 BW, doordat
het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven; (...). niet van
belang is dan meer dat technisch de mogelijkheid bestaat om het bouwsel te verplaatsen.
(...)
[B] bij beantwoording van de vraag of een gebouw of een werk bestemd is om duurzaam ter
plaatse te blijven moet (...) worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze
naar buiten kenbaar is. Onder de bouwer moet hier mede worden verstaan degene in wiens
opdracht het bouwwerk wordt aangebracht.
[C] (...) de bestemming van een gebouw of een werk om duurzaam ter plaatse te blijven
[dient] naar buiten kenbaar te zijn. Dit vereiste vloeit voort uit het belang dat de
zakenrechtelijke verhoudingen voor derden kenbaar dienen te zijn.
[D] de verkeersopvattigen kunnen (...) niet worden gebezigd als een zelfstandige maatstaf
voor de beoordeling van de vraag of een zaak roerend of onroerend is. Zij kunnen echter wel
in aanmerking worden genomen in de gevallen dat in het kader van de beantwoording van
de vraag onzekerheid blijft bestaan of een object kan worden beschouwd als duurzaam met
de grond verenigd, (...)
[3.4] het hof heeft, door op grond van de [vaststaande] feiten te oordelen dat de portacabin
onroerend was, de onder 3.3 vermelde maatstaven geenszins miskend.
, Roerend of onroerend
Art. 8:1 lid 1 BW: In dit wetboek worden onder schepen verstaan alle zaken, geen
luchtvaartuig zijnde, die blijkens hun constructie bestemd zijn om te drijven en drijven of
hebben gedreven.
(per definitie roerend)
Registergoederen
• Art. 3:10 BW: “Registergoederen zijn goederen voor welker overdracht of vestiging
inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is.”
• Dus eerst het hele wetboek doorlezen om te zien of voor een overdracht een
registerinschrijving vereist is.
• Onroerende goederen
• Schepen
• Luchtvaartuigen
• Beperkte rechten op registergoederen
Hoofdzaken/bestanddelen
• Art 3:4 lid 1 BW: Al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak
uitmaakt, is bestanddeel van die zaak.
• Art 3:4 lid 2 BW: Een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij
daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt
toegebracht aan een der zaken, wordt bestanddeel van de hoofdzaak.
Zelfstandige zaak Bestanddeel
Goede trouw
Art. 3:11 BW: Goede trouw van een persoon, vereist voor enig rechtsgevolg, ontbreekt niet
alleen, indien hij de feiten of het recht, waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben,
kende, maar ook indien hij ze in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen.
Onmogelijkheid van onderzoek belet niet dat degene die goede reden tot twijfel had,
aangemerkt wordt als iemand die de feiten of het recht behoorde te kennen.
• Kennen (wetenschap van de feiten)
• Behoren te kennen
• Twijfel