Medische kennis 2.1
Week 1
Benoemen hoe de fysiologie van pijn in elkaar steekt en weet daarbij aan te geven
welke soorten en oorzaken van pijn bestaan:
1. Daarbij aangeven welke categorieën pijn er bestaan
Je hebt nociceptieve pijn en neuropathische pijn. Van nociceptieve pijn is de oorzaak
vaak te achterhalen (snee in je vinger), hierdoor is de behandeling eenvoudiger. Het
wordt veroorzaakt door weefselschade (ontsteking, stoten). Bij weefselschade komen
ontstekingsmediatoren vrij, onder andere prostaglandines. Bij nociceptieve pijn kun
je uitgaan van somatische pijn of viscerale pijn.
- Somatische pijn: pijn die uitgaat van de huid, spieren, bot, etc. De pijn is
duidelijk gelokaliseerd. Scherpe en stekende pijn
- Viscerale pijn: gaat uit van de organen in de borstholte of buikholte. De pijn is
niet duidelijk gelokaliseerd. Drukkende en krampende pijn.
Neuropathische pijn is de pijn die veroorzaakt wordt door een beschadiging of een
functiestoornis van het somato sensorische zenuwstelsel. De pijn ontstaat doordat
een beschadigde zenuw zelf een prikkel (actiepotentiaal) afgeeft. De oorzaak is vaak
niet bekend en het is bijna altijd een chronische aandoening. Het kan maanden
blijven of zelfs voor altijd. De pijn is schietend, stekend en brandend.
- Hyperalgesie: verhoogde gevoeligheid voor pijnlijke prikkels.
- Allodynie: normaal niet pijnlijke prikkels worden als pijnlijk ervaren.
Acute pijn is een pijn dat plotseling optreedt en heeft een aanwijsbare oorzaak,
namelijk weefselschade en de pijn neemt na tijd af (verstuiken van je enkel). Men
spreekt van chronische pijn als de pijn langer dan drie maanden aanwezig is. Vaak is
de oorzaak niet meer te vinden.
2. Hoe het eigen pijnstillingssysteem van het lichaam werkt
Het pijnstillingssysteem zorgt voor een kortdurende toestand van pijnloosheid, zodat
iemand die zwaargewond is toch kan vluchten in een gevaarlijke situatie waar hij dat
normaal gesproken niet zou kunnen. Dit gaat in drie stappen:
1. Efferente neuronen komen bij synapsen tussen afferente nociceptieve
neuronen uit.
2. Hier geven de efferente neuronen opioïd-peptiden af.
3. Deze opioïd-peptiden blokkeren de overdracht tussen de afferente
nociceptieve neuronen, zodat er geen pijn wordt gevoeld.
, 3. Welke vormen van hoofdpijn er bestaan
Hoofdpijn kent vele oorzaken. Een te hoge spierspanning of een ontsteking in hoofd,
hals en schouders kunnen hoofdpijn veroorzaken. Andere oorzaken van hoofdpijn zijn
verwijding of vernauwing van de hersenvaten, etc.
- Clusterhoofdpijn manifesteert zich als een plotselinge eenzijdige scherpe,
stekende pijn, vaak rondom een van de ogen of slapen. De oorzaak van
clusterhoofdpijn is nog onbekend, maar heeft mogelijk te maken met
drukverschillen in de hersenvaten. Het treedt aanvalsgewijs op. De aanvallen
treden meerdere keren per week tot wel acht keer per dag op, gedurende
clusters van enkele weken tot maanden. Patiënten kunnen ook lange tijd
klachtenvrij zijn. Soms komt de aandoening familiair voor, maar het precieze
genetische defect is nog niet ontdekt.
- Migraine komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen en begint meestal
tussen de vijftien en vijfendertig jaar. De symptomen zijn een vaak enkelzijdige
bonzende hoofdpijn, misselijkheid en overgevoeligheid voor licht, geluid en
bepaalde geuren. Soms wordt de migraineaanval voorafgegaan door een aura
of een prodroom. De aanval duurt enkele uren tot enkele dagen en kan
bijvoorbeeld maandelijks of eens in de paar jaar terugkeren. De oorzaak is nog
niet bekend.
4. Aangeven welke hersengebieden / neurotransmitters betrokken zijn bij
pijnwaarneming
Pijn wordt net als andere waarnemingen verwerkt in de cortex cerebri
(hersenschors). De lokalisatie, de aard en de ernst van de pijn worden verwerkt in de
lobus parietalis of wandbeenkwab. Verder is de thalamus een belangrijk
schakelstation voor alle zintuiglijke waarnemingen, van waaruit informatie van de
zintuigen naar de betreffende hersenkwab wordt gestuurd.
De meest breed geaccepteerde theorie over pijn is de gate control-theorie of
poorttheorie. De basis wordt gevormd door een nociceptorcomplex op drie niveaus
wat bepaalt wanneer, waar en hoe pijn wordt waargenomen. De betrokken
neuronen: de dikste zenuwvezels zijn de gemyeliniseerde A-bètavezels voor fijne
tast, druk en vibratiezin; deze vezels geleiden geen pijnprikkels. De dunnere
A-deltavezels, die eveneens gemyeliniseerd zijn, en de ongemyeliniseerde C-vezels
bevinden zich in de huid en de diepere organen. Deze vezels geven pijnprikkels door.
Prikkeling van de snelle A-deltavezels geeft een duidelijk gelokaliseerde scherpe pijn,
terwijl prikkeling van de langzamere C-vezels een doffe, brandende of zeurende pijn
geeft. De A-deltavezels reageren vooral op mechanische prikkels zoals knijpen of