College 1 – Wat is taal? / Kritische periodes (11 pagina’s)
Saxton H2 en H3, Keenan p. 214-222
Vergelijking baby en een volwassenen. Grote verschillen. Om iets te weten hoe kinderen deze
ontwikkeling doormaken, moeten we eerst duidelijk maken wat we met taal bedoelen.
Leerdoelen:
- De belangrijkste eigenschappen van taal benoemen en beschrijven.
- De eigenschappen en verschillende standpunten t.a.v. de kritische/ sensitieve periode over
taalontwikkeling beschrijven.
Bijzonder hoe een kind zonder enige expliciete instructie in staat is om taal te leren. De taalverwerving
begint eigenlijk al voor de geboorte van een kind. Het is voor een groot deel al voltooid voor het kind
naar school gaat en zonder dat het kind enige expliciete regels aangeboden heeft gekregen. Baby’s
worden echt geboren als universele taalleerders. Ze zijn in staat om alle talen in de wereld te
herkennen, maar ook om ze uiteindelijk te leren. Ze beheersen de taal al voor een groot deel zodra ze
ongeveer 4 jaar oud zijn.
Wat is taal?
Wat zeggen taalkundige en taalpsychologen nou eigenlijk over taal? Taal wordt beschreven als een
systeem waarmee een relatie kan worden gelegd tussen signalen en concepten (Fitch, 2011). Dat is
wel heel abstract. Signalen aan de ene kant, bijvoorbeeld een akoestisch signaal, heeft op zichzelf
geen betekenis. Een concept dat is iets wat wel een betekenis heeft. Daar hebben we het vooral over
spraak.
Zes taaldimensies binnen de taalkunde.
1. Pragmatiek > relatie tussen taaluitdrukkingen en de
specifieke situatie waarin een bepaalde uitspraak of een
bepaald woord past. Bv. you have a green light > groen
stoplicht of dat er een groen licht op jou schijnt.
2. Semantiek > betekenis. Bv. de betekenis van woorden
en zinnen, maar ook de betekenisverandering over de tijd.
Taalevolutie > talen veranderen over de tijd.
3. Syntaxis > zinsleer. Onderliggende structuur van
zinnen en zinsdelen. Manipulatie van zinsstructuur.
Gewone zin > vraag maken > bepaalde structuren in de
zin te manipuleren om een vraagzin te maken.
4. Morfologie > structuur van woorden. Morfemen >
kleinste betekenisvolle eenheden van woorden.
5. Fonologie > klanksystemen van verschillende talen.
Grammatica die te maken heeft met klanken.
6. Fonetiek > fylogische eigenschappen van
spraakproductie. Hoe het productiesyteem werkt en hoe
het perceptiesysteem werkt (bv. gehoor).
1
, Herbert Clark is een vooraanstaand taalkundige. Hij beschrijft
taal niet alleen als manier om te communiceren, maar ook als
een manier om effectief samen te kunnen werken door
gedachte uit te wisselen. Door vooruit te plannen en
gezamenlijk op te bouwen.
Hockett’s kenmerken
In hoeverre is de mensentaal nou uniek? Dat is nou een vraag die is gesteld door Hockett. Hij heeft 16
eigenschappen van de menselijke taal geformuleerd.
Hockett’s kenmerken (4 van de 16): andere kenmerken zelfstandig bestuderen (kunnen benoemen en
beschrijven)
- Creativiteit (creativity)
- Semanticiteit (semanticity)
- Arbitrariteit (arbitrariness)
- Verplaatsing (displacement)
Hockett’s kenmerken: creativiteit
Mensen zijn creatief met taal. Taalgebruikers doen dit onder andere door het samenvoegen van
bestaande woorden. Twee losse woorden die vervolgens samengesteld worden. Voordeel hiervan is
dat je als luisteraar meteen weet wat er met deze nieuwe woorden wordt bedoeld.
Hockett’s kenmerken: semanticiteit
Een ander kenmerk van mensentaal is dat mensen kunnen referen aan objecten, acties maar ook
ideeën. Gibbon is ook in zekere mate in staat om betekenis aan diens gevaarroep. Als er gevaar is kan
die door middel van een bepaald geluid aangeven om wat voor diersoort het gaat. Zodat andere
gibbons ook weten in hoeverre er gevaar is. Of het gevaar uit de lucht komt of vanuit de grond. De
semanticiteit komt voor een deel ook voor bij dieren.
Hockett’s kenmerken: arbitrarteit
Er is in principe een arbitrare (willekeurige) relatie tussen woordbetekenis en hoe een woord klinkt.
Een uitzondering op deze regel vormen de zogeheten onomatopeeën, zoals bijvoorbeeld kwaken.
Bij onomatopeeën is de manier waarop het woord klinkt, verwijst of beschrijft wat het woord inhoudt.
Relatie hoe je een woord uitspreekt bv. fiets en de betekenis van het woord. De klanken van fiets
zeggen niks over hoe een fiets eruit ziet of wat voor een soort geluid een fiets maakt. Die relatie is
volledig arbitrare. Bij onomatopeeën is die relatie er wel. Kikker > kwaakt > kwak kwak > die klank
noemen we kwaken. Relatie waar het naar refereert en het woord zijn niet arbritaire overlap in
klankstructuur.
Hockett’s kenmerken: verplaatsing
Uitingen verwijzen in taal niet altijd naar datgene wat er staat. Bijvoorbeeld fictie. Het verwijst ook
niet altijd naar het hier en nu. Bijvoorbeeld sprookjes. Dit is te vergelijken met de waggeldans van de
honingbij. Dus met de waggeldans is de bij in staat om te verwijzen naar objecten die zich ergens
anders bevinden. We zien dus dat de communicatiesystemen van dieren dus wel degelijk bepaalde
eigenschappen van de mensentaal bevatten. Maar lang niet al deze eigenschappen tegelijkertijd. Dus
er is wel degelijk een duidelijk verschil te zien tussen de eigenschappen van dierentaal en mensentaal.
2
,Met de waggeldans is de bij dus in staat om te verwijzen naar objecten die zich ergens anders
bevinden. We zien dus dat de communicatiesystem van dieren wel degelijk eigenschappen van
mensentaal bevatten, maar lang niet al deze eigenschappen tegelijkertijd. Mensentaal biedt dan ook
veel meer mogelijkheden dan de communicatiesystemen die in de rest van het dierenrijk te vinden
zijn.
Kunnen dieren taal leren?
Maar vervolgens rijst dan de vraag: in hoeverre zijn dieren nou in staat om mensentaal te leren? Als
we ze het expliciet aanleren. Daarbij komen we eigenlijk bij het hele vraagstuk nature vs nurture
(aangeboren vs aangeleerd). Als we dieren menselijke taal kunnen aanleren dan zou dat erop kunnen
wijzen dat alleen mensen taal hebben onjuist is. En dat er dus waarschijnlijk ook geen genetische
component is die een rol speelt bij de menselijke taalverwerving. Wordt veel onderzoek naar gedaan.
Syntaxis, perceptie.
Als we dieren menselijke taal kunnen leren, dan zou dit erop wijzen dat:
- het idee dat alleen mensen taal hebben onjuist is.
- de bewering dat taal in de menselijke genen verankerd ligt (en niet in de genen van andere
dieren) niet houdbaar is.
Dieren leren syntaxis (grammatica): apen
• Washoe > chimpanzee
• Koko > gorilla
• Nim > chimpanzee
• Kanzi > bonobo
Er zijn in de loop der tijd pogingen ondernomen om dieren taal aan te leren. Allereerst zijn er een
aantal studies gedaan bij apen. Waarbij apen onder andere de syntaxis, de grammatica van taal,
aangeleerd kregen.
Dieren leren woorden: Chaser
Nou eigenlijk het belangrijkste vanuit de filmpjes is dat dieren wel degelijk in staat zijn om bepaalde
elementen van de taal te leren. Dus bijvoorbeeld apen. Na heel veel trainen zijn ze in staat om
gebarentaal te leren en de syntaxis voor een deel te leren. Honden zijn in staat om relaties te leggen
tussen een klankrepresentatie en een object. Dat doen ze met behulp van exclusion learning, met
andere woorden wanneer een hond objecten ziet en vervolgens een onbekend woord hoort zal de
hond het object kiezen dat hij nog niet kent. En daarbij is het dus in staat om woord leren dat voor een
deel na te bootsen.
In dit filmpje zagen we Rico, een Border collie die namen van meer dan 200 objecten kon
onderscheiden. De hond gebruikt exclusion learning, ofwel wanneer de hond meerdere objecten ziet
en een onbekend woord hoort zal de hond het object kiezen dat hij niet kent. Het gebruik van deze
strategie zie je ook bij jonge kinderen.
Dieren leren syntaxis: Vogels
Dan papegaaien, dat is ook een bijzonder geval. Er zijn papegaaien die in staat zijn om betekenissen te
leren. Nou ja goed, je ziet dat papegaaien wel degelijk in staat zijn om bijvoorbeeld op zekere hoogte
te weten in welke context bepaalde woorden worden gebruikt. Maar de vraag rest volgens; zijn ze ook
in staat om grammatica te leren. De syntaxis van de mensentaal bijvoorbeeld te doorgronden. In de
3
, studie van Stobbe (2012) kregen papegaaiachtige vogels (kea vogels, duiven) verschillende patronen
te zien die onderliggende grammaticale patronen bevatten. (hoeft niet precies te weten wat die
patronen nou zijn, maar het is vooral van belang dat je weet wat globaal hier het idee is) Dus wanneer
de vogels de juiste patronen selecteren door op een linker of rechte scherm te pikken, kregen ze een
klein beetje voedsel als beloning. Uit deze studie bleek dat vogels niet in staat zijn om een sterk
vereenvoudigde vorm van grammatica te doorgronden. Dit is een vorm van conditionering. Met
andere woorden; vogels zijn niet in staat om syntaxis te leren. De grammatica zoals die in de
mensentaal voorkomen.
Kunnen dieren taal leren?
Daarnaast is onderzocht in hoeverre dieren kunnen leren om klanken te onderscheiden op de manier
waarop wij dat doen. Dus mensen laten zogeheten categorische perceptie zien. Oftewel klanken die
hoorbaar van elkaar verschillen wordt soms toch aangemerkt als dezelfde klank. Bijvoorbeeld R >
verschilende manieren, maar toch allemaal dezelfde fonemen. In hoeverre zijn ook dieren in staat om
deze vaardigheid aangeleerd te krijgen is dan de vraag. Dit is onderzocht en aangetoond bij de
Chinzilla, de Makaka en bij de grasparkiet. Dus die drie dieren lijken dus inderdaad in staat te zijn om
categorische perceptie toe te passen. Nou eigenlijk kunnen we op basis van deze voorbeelden wel
concluderen dat er niet één unieke eigenschap is van taal, van mensentaal die te leren is voor dieren.
Maar toch zijn er wel degelijk verschillen in de manier waarop mensen en dieren categorisch
waarnemen en ook andere onderdelen van de taal leren. Zo blijken, als we het hebben over de
categorische waarneming, de grenzen tussen klanken sterk te verschillen met die van mensen en
bovendien verloopt die categorische perceptie helemaal moeiteloos bij baby’s. Die laten dat al bij 8
maanden zien, terwijl dieren heel lang getraind moeten worden om uiteindelijk categorische perceptie
toe te passen.
Hebben dieren taal of kunzzen ze taal (of delen ervan) leren?
Dus met andere woorden kunnen we zeggen dat er wel degelijk overlap is tussen
taallerenvaardigheids van dieren en van mensen, maar de communicatiesystemen van dieren zijn veel
beperkter dan die van mensen. Het aanleren van taalleervaardigheid kost veel meer tijd bij dieren dan
bij mensen.
• Communicatiesystemen van andere dieren delen veel van de kenmkeren van de menselijke
taal, maar:
- De overlap is zeer selectief
- Mensen maken veel sterker gebruik van alle mogelijkheden die de kenmerken bieden
• Er is overlap in de manier waarop mensen en dieren
spraakklanken verwerken, maar mensen doen dit met een
veel groter gemak
- Categorische perceptie
- Statistisch leren (Saxton, 44-46)
Wat is taal?
Als we het hebben over taalvermogen dan kunnen we onderscheid
maken tussen taalvermogen breed en taalvermogen smal.
Taalvermogen breed bestaat uit die aspecten van onze biologische
capaciteit om taal te verwerven die gedeeld zijn met andere
dieren.Taalvermogen smal zijn die aspecten van onze biologische capaciteit om taal te verwerven die
uniek zijn voor taal en voor mensen.
4