Hoofdstuk 1 Inleiding Blz 1 t/m 7
Kinderen die met 20 maanden nog niet lopen of nog geen 2 woordzinnen kunnen spreken of
kinderen die met 30 maanden nog geen sociaal contact maken, hebben een achterstand in
hun ontwikkeling ten opzichte van hun leeftijdsgenoten. Wanneer er van tevoren een
achterstand verwacht wordt kunnen er preventieve maatregelen genomen worden om een
achterstand te voorkomen.
Ontwikkeling in drie basisprincipes:
1. Verloopt in een vaste volgorde en dat in normale omstandigheden onomkeerbaar is.
2. Ontwikkeling is cumulatief. Dat wil zeggen dat elke fase in de ontwikkeling al het
voorgaande bevat.
3. Ontwikkeling gaat altijd in de richting van eenvoudig naar complex. Van een
grijpreflex naar het kunnen vasthouden en tekenen met een potlood.
Ontwikkeling kan worden gezien als een product van drie ontwikkelingen:
1. De genen
2. De voorgaande ontwikkeling, de zogenoemde ontwikkelingsgeschiedenis van het
kind, waarin zowel genetische als omgevingsinvloeden een rol hebben gespeeld
3. Actuele omgevingsinvloeden
Borstelmann heeft geschreven over kinderen met het doel beter op te voeden dan te
onderwijzen maar ook om de menselijke aard beter te begrijpen.
Ariès, in de middeleeuwen werden kinderen niet als kinderen beschouwd, maar als
miniatuurvolwassenen.
Erasmus, legde grote nadruk op het onderwijs en op de taalontwikkeling.
Tegenwoordig ligt de band niet meer alleen op het overleven, maar vooral op de emotionele
band tussen volwassenen en tussen ouders en kinderen.
Twee filosofen die in de voorwetenschappelijke periode het denken over de
kinderontwikkeling sterk hebben beïnvloed zijn de Engelsman John Locke en de Fransman
Jean- Jacques.
John Locke: Hij stelde dat de ontwikkeling van kinderen hoofdzakelijk wordt bepaald door de
opvoeding en dat alle kennis voortkomt uit ervaringen. Van hem komt de opvatting dat een
kind moet worden gezien als tabula rasa, ook wel een onbeschreven blad. Volgens Locke
worden kinderen gevormd door ervaringen van beloning en straf en hebben ouders de taak
het onredelijke in het kind te beteugelen. Het doel is om van kinderen volwassenen te
maken die zich verantwoordelijk gedragen.
Jean- Jacques Rousseau: Hij was van mening dat kinderen van nature goed zijn en dat de
neiging zich in positieve zin te ontwikkelen juist door volwassenen kan woorden verstoord.
Kinderen straffen had in zijn ogen geen zin. Hij zag kinderen als actieve onderzoekers van de
omgeving en niet als passieve ontvangers van door volwassenen aangedragen oplossingen
en voorbeelden. Zijn opvattingen stonden dus haaks op die van Locke. Rousseau vond het de
,taak van de maatschappij kinderen de gelegenheid te bieden zich op natuurlijke wijze te
ontplooien.
Kinderontwikkeling als onderwerp van wetenschappelijk onderzoek
De evolutietheorie van Charles Darwin, is van grote invloed geweest op het ontstaan van de
wetenschappelijke interesse in de kinderontwikkeling en heeft andere onderzoekers
geïnspireerd de kinderontwikkeling te bestuderen en om zo inzicht te krijgen in de
menselijke aard. Darwin heeft zijn eigen zoon zijn ontwikkeling nauwkeurig beschreven.
De Fransman Alfred Binet, is vooral beroemd geworden door de door hem en zijn collega
Theodore Simon geconstrueerde intelligentietest. De bedoeling was om kinderen met een
ontwikkelingsachterstand te herkennen. Het bleek bij de invoering van de leerplicht dat er
verschillende kinderen niet mee konden komen. Door de prestaties van ieder individueel
kind in kaart te brengen kon er een eventueel verschil tussen de mentale leeftijd en de
chronologische of kalenderleeftijd worden aangegeven. Op basis van dit principe werd het
begrip intelligentiequotiënt (IQ) geïntroduceerd.
De Amerikaanse Stanley Hall, maakte in zijn onderzoeken gebruik van vragenlijsten.
Hiermee verzamelde hij gegevens over gedrag, attitudes en interesses van kinderen en
adolescenten. De Weense zenuwarts Sigmund Freud was geïnteresseerd in het ontstaan en
de behandeling van neurotische stoornissen bij volwassenen. Freud heeft nooit direct
kinderen onderzocht of behandeld maar zijn theorieën en behandelmethoden zijn lange tijd
van grote invloed geweest op de behandeling van kinderen met psychiatrische stoornissen.
De Amerikaanse Arnold Gesell is bekend om het zeer gedetailleerd in kaart brengen van de
motorische ontwikkeling van kinderen.
Jean Piaget heeft aandacht besteed aan cognitieve ontwikkelingstheorie.
Lev Vygotsky heeft zich gericht op de taalontwikkeling in de sociale context.
Hersenimagining, een techniek om de structuur en de functie van de hersenen zichtbaar te
maken.
Belangstelling voor de afwijkende ontwikkeling
Aanvankelijk beperkte de aandacht voor psychische stoornissen bij kinderen zich tot
kinderen met een verstandelijke beperking, vroeger zwakzinnige kinderen genoemd.
De Franse arts Jean Itard was de eerste die een systematische beschrijving gaf van een
poging tot behandeling van een jongen met een algemene ontwikkelingsachterstand. In
1799 werd er in het bos bij Aveyron een twaalfjarige jongen gevonden door een groep
jagers, de jongen was waarschijnlijk verstoten door zijn ouders. Hij sprak niet, luisterde niet
en was agressief. Deze jongen werd de ‘Wilde van Aveyron’ genoemd en Itard probeerde
hem te trainen met behulp van methoden die gebruikt werden bij de training van dove
kinderen. Volgens Itard was de achterstand van deze jongen het gevolg van een tekort aan
normale menselijke interactie, waardoor hij ervaringen miste. Itard dacht dat deze jongen
,nog normaal zou functioneren na behandeling, maar het resultaat viel tegen. Itards
conclusie was dan ook dat de jongen waarschijnlijk in aanleg verstandelijk beperkt was,
tevens ook de waarschijnlijke reden waarom ouders hem verlaten hebben. Mensen met een
verstandelijke beperking werden in het verleden verwaarloosd en opgesloten in gestichten.
Tegenwoordig maakt men een onderscheid tussen kinderen met een verstandelijke
beperking, die dus een algemene ontwikkelingsstoornis hebben, en kinderen met
psychiatrische stoornissen, zoals autisme, hyperactiviteit, depressie of angst.
Krafft-Ebing toonde aan dat ‘Dementia paralytica’ veroorzaakt werd door een ontsteking van
de hersenen. Deze ontsteking werd veroorzaakt door de geslachtsziekte syfilis. Dementie
bestaat uit vergeetachtigheid, stoornissen in het oordeelsvermogen en verlies van
spierkracht, uiteindelijk leidde deze ziekte tot iemands dood.
De Duitse psychiater Emil Kraepelin was ervan overtuigd dat ook andere psychische
stoornissen werden veroorzaakt door afwijkingen in de hersenen.
Zo werd aan het begin van de twintigste eeuw de term ‘dementia praecocissima’
geïntroduceerd voor kinderen met ontwikkelingsstoornissen zoals autisme.
, Hoofdstuk 2 Ontwikkelingstheorieën
De cognitieve ontwikkeling: de theorie van Piaget
De cognitieve ontwikkeling gaat over een veelheid van functies zoals waarneming, aandacht,
geheugen, redeneren, probleem oplossen, taal en intelligentie. Zie het verschil tussen een
baby en een adolescent op het gebied van denken en praten. Piaget was vooral
geïnteresseerd in de ontwikkeling van het denken van normale kinderen. Volgens Piaget
doorlopen alle kinderen stapsgewijs en in vaste volgorde de stadia van de cognitieve
ontwikkeling. Door te experimenteren, te observeren en te concluderen doen kinderen
kennis op.
Organisatie en adaptatie
Een voorbeeld van het innerlijk denkproces is dat bij twee jarige een puzzel voornamelijk
gemaakt wordt door het te blijven proberen, maar op oudere leeftijd kijken de kinderen echt
naar het stukje en waar het zou kunnen passen.
Eén van de principes van Piaget is dat van adapteren. Adapteren is het proces waarmee
kinderen veranderen in gedrag of denken om effectiever te kunnen functioneren.
Bijvoorbeeld een baby met zijn eerste hapje vast voedsel, de baby is gewend om te zuigen,
dus na een tijdje merkt het kind dat het effectieve is om met de mond het eten binnen te
krijgen is. Door deze adaptatie (verandering) kan hij beter functioneren.
Adapteren bestaat uit twee complementaire processen:
1. Assimilatie: het proces waarmee bestaande vaardigheden of kennis worden gebruikt in
nieuwe situaties. Zoals bij de baby, eerst zuigen ze en daarna gingen ze accommoderen.
2. Accommodatie: het proces van aanpassingen van bestaande vaardigheden of kennis om
met een nieuwe situatie te kunnen omgaan. De baby moet zijn mondbeweging
veranderen.
Door een continu proces van assimilatie en accommodatie ontwikkelen kinderen nieuwe
vaardigheden. Voor zowel het handelen als het denken. De drijvende kracht om te blijven
ontwikkelen heet ook wel equilibratie (proces van vernieuwing van de cognitieve structuur)
volgens Piaget. Dit is een zelfregulerend proces dat voor steeds betere adaptatie zorgt.
Bijvoorbeeld een jong kind is gewend om alles in zijn mond te doen, maar op het strand zal
hij dit niet herzien dat niet alles in zijn mond kan.
Cognitieve ontwikkelingsstadia
Leeftijd Periode Betekenis
0-2 jaar Sensomotorische periode Baby’s functioneren uitsluitend op
(onderverdeeld in zes lichaamsniveau met tasten, voelen en
stadiums) proeven als belangrijkste manier om
de omgeving te verkennen.
0-1 maand Stadium 1: reflexen Pasgeboren baby’s hebben een
beperkt aantal aangeboren reflexen,
bijvoorbeeld een zuigreflex. Dit doen
baby’s ook als ze verzadigd zijn, als
een soort oefenen.
1-4 maanden Stadium 2: primaire circulaire In dit stadium gaan kinderen gedrag
reacties vertonen dat een interessant of