Inleiding
Er zijn twee hoofdinvloeden die de ontwikkeling vanaf de bevruchting vormen:
erfelijke invloeden en omgevingsinvloeden. Erfelijke invloeden samen met
omgevingsinvloeden in de baarmoeder bepalen de eigenschappen van kinderen bij
de geboorte. Met deze aangeboren eigenschappen beginnen kinderen hun
ontwikkeling buiten de baarmoeder en is de basis gevormd waarmee zij activiteiten
ondernemen in een materiële en sociale omgeving.
De omgeving waarin een kind of adolescent opgroeit kan in drie niveaus worden
geordend:
1. De directe omgeving. Deze bestaat uit het gezin, de crèche, de school,
leeftijdsgenoten of de buurt.
2. Sociale en economische factoren. De omgeving van kinderen van het eerste
niveau wordt beïnvloed door sociale en economische factoren zoals de
kwaliteit van onderwijs en gezondheidszorg, of de aanwezigheid van
sportvoorzieningen en de kenmerken van de buurt.
3. De culturele context. Ten slotte speelt de culturele context zoals de
maatschappelijke houding en waarden ten opzichte van opvoeding en gedrag
van kinderen een rol in hun ontwikkeling.
Genotype en fenotype
Het van ouders meegekregen erfelijke materiaal via het genenpakket wordt
genotype genoemd. De observeerbare kenmerken van een individu worden fenotype
genoemd. Het fenotype bestaat uit lichamelijke kenmerken en gedragskenmerken.
Samen met het genotype beïnvloedt de omgeving de aard van het fenotype. Het
genotype bestaat uit evolutionair bepaalde eigenschappen die mensen met elkaar
delen, zoals taal, abstract denken of het vermogen rechtop te lopen, maar ook uit
eigenschappen die mensen van elkaar onderscheiden, zoals de kleur van de ogen.
O1
→ O2
→ O3
↑ ↑ ↑
↓ ↓ ↓
F1
→ F2
→ F3
↑ ↑ ↑
↓ ↓ ↓
, G1
→ G2
→ G3
Biologische invloeden
Erfelijke invloeden
Uit de bevinding dat gedrag en intelligentie voor een deel erfelijk bepaald zijn wordt
vaak geconcludeerd dat er geen beïnvloeding van dat gedrag mogelijk is en dat alles
wat erfelijk is onveranderlijk is vastgelegd voor het leven. Dat is niet juist. Eventuele
risico’s die het gevolg zijn van erfelijke invloeden kunnen worden vermeden,
bijvoorbeeld door preventieve maatregelen. Bovendien is er geen direct verband
tussen genen en gedrag, maar speelt de omgeving een cruciale rol in een
samenspel tussen genen en omgeving.
Hoe weet men dat gedrag wordt beïnvloed door erfelijke factoren?
De meeste eigenschappen van mensen zijn gradueel, zoals lengte, IQ, of de mate
van verlegenheid of agressiviteit. Binnen een grote groep mensen is er variatie in de
mate waarin dit soort eigenschappen voorkomen. Deze zijn het best te beschrijven
als kwantitatief, in tegenstelling tot eigenschappen die categoriaal zijn, zoals het
biologische geslacht. Als een psychologische eigenschap bij meerdere leden binnen
een familie voorkomt, is dit een aanwijzing dat er erfelijke factoren in het spel zijn.
Deze aanwijzing is sterker naarmate de gelijkenis groter is voor eerstegraads dan
voor tweedegraads of derdegraads familieleden.
Eeneiige tweelingen (Monozygote) delen alle genen die zij van hun ouders hebben
geërfd, twee-eiige tweelingen (Dizygote) delen gemiddeld 50% van hun genen die zij
van hun ouders hebben geërfd.
Tweeling- en adoptieonderzoeken maken het mogelijk de invloeden op complexe
eigenschappen vereenvoudigd weer te geven in het onderstaand model:
Fenotype = gezamenlijke genetische invloeden + gedeelde omgeving + niet-
gedeelde omgeving.
DNA en de biologische codering van gedrag
Iedere cel in het lichaam bevat 23 chromosoomparen, van elk paar één uit een eicel
van de moeder en één uit een zaadcel van de vader en dus in totaal 46
chromosomen. Eén paar vormt de geslachtschromosomen: XX voor meisjes en XY
voor jongens. De andere 22 chromosoomparen worden autosomen genoemd. De
geslachtscellen worden gameten genoemd en bestaan uit 23 chromosomen.
Gameten worden gevormd in de testes van de man en de eierstokken van de vrouw.
Bij de vorming van gameten uit gewone cellen krijgt iedere gameet een van de twee
chromosomen van ieder paar. Welke dat zijn, berust op toeval.
De genetische code van een gen bestaat uit een reeks subeenheden. De genetische
code bepaalt de vorming van eiwitten in de cel. Soms verandert de genetische code
spontaan. Dan spreekt men van een mutatie.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper juliavoogsgeerd1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.