100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Complete samenvatting van de literatuur van Inleiding Islamitisch familierecht €6,99
In winkelwagen

Samenvatting

Complete samenvatting van de literatuur van Inleiding Islamitisch familierecht

1 beoordeling
 87 keer bekeken  8 keer verkocht

Samenvatting van het boek Inleiding in de shari'a.

Voorbeeld 8 van de 75  pagina's

  • Ja
  • 29 maart 2021
  • 75
  • 2020/2021
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alles voor dit studieboek (2)
Alle documenten voor dit vak (2)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: Nebih • 2 jaar geleden

avatar-seller
kellykempeners
Samenvatting inleiding
Islamitisch familierecht
HOOFDSTUK 1 – HET ISLAMITISCHE RECHT: INLEIDING

1.1 Algemene opmerkingen
1.1.1 Enkele opmerkingen vooraf
Het islamitische recht wordt ook wel de shari’a genoemd. De shari’a als rechtssysteem bestaat niet,
de islam kent geen algemeen geldend, wereldwijd uniform en tijdloos systeem van rechtsregels. De
shari’a is een reeks van islamitische voorschriften van velerlei aard: religieuze, morele, juridische en
andere, die, zo leert de islam, God door tussenkomst van met name de profeet Mohammed
geopenbaard heeft en die door de religieuze rechtsgeleerden minutieus bestudeerd, geïnterpreteerd
en gesystematiseerd zijn. Om die goddelijke oorsprong zijn alle moslims gehouden deze
gedragsnormen na te volgen.

Het islamitische recht, als regeling van de intermenselijke rechtsverhoudingen, heeft een bijzondere
status; het is het geheel van gedragsnormen dat geldt binnen de gemeenschap der gelovigen en dat
in het algemeen iedere moslim zowel jegens God als jegens de maatschappij gehouden is te volgen.

Vandaag de dag is het islamitische recht voor veel moslims het religieuze normenkader waaraan zij
zich gebonden achten en voor veel landen van de islamitische wereld het referentiekader voor de
nationale wetgeving, met name op het gebied van het familie- en erfrecht. Het hoogtij van het
islamitische recht ligt in de vierde, vijfde eeuw van het bestaan van de islam.

1.1.2 Ethiek en recht: de westerse visie
Menselijk gedrag wordt door meerdere factoren bepaald. Al de factoren die voor ons gedrag
normerend zijn – regels van moraal, religie, recht en zeden – vat men in de westerse rechtsfilosofie
samen onder de term ethiek.
Als individu zal de mens zich laten leiden door zijn morele overtuiging, zijn opvattingen over
wat goed en kwaad is, zijn visie op hoe hij zijn leven dient in te vullen. De moraal is dan ook
individueel en autonoom, de mens stelt zichzelf de norm waarnaar hij dient te leven. Bij de bepaling
van de inhoud van de morele norm, waaraan hij zich gebonden acht en gebonden wil zijn, speelt de
religie vaak een grote rol; het morele gedrag wordt dan door religieuze regels en doelstellingen
vormgegeven.
Als sociaal wezen, als lid van de gemeenschap, worden de gedragingen van de mens (mede)
bepaald door die gemeenschap; de mens krijgt vanuit die gemeenschap bevoegdheden toegewezen
en verplichtingen opgelegd.
Recht als ordening der samenleving onderscheidt zich van moraal en religie in de eerste
plaats door zijn doelstelling: waar moraal en religie alle kwaad verbieden en tot het goede
verplichten, verbiedt het recht slechts wat een gevaar oplevert voor de samenleving en verplicht
slechts in die gevallen waarbij het algemeen welzijn betrokken is.

1.1.3 Ethiek en recht: de shari’a
1.1.3.1 Inleiding
De islam is een wettenreligie. In de islam vindt de mens zijn levensvervulling in de verwerving van het
paradijs, dat in het algemeen alleen bereikt kan worden door het naleven van de religieuze
voorschriften. Die naleving, de orthopraxis, staat in de islam voorop: de mens heeft als voornaamste
opdracht Gods voorschriften na te leven; rechtzinnigheid in de naleving van de voorschriften wordt

,van groter belang geacht dan de orthodoxis, de rechtzinnigheid in de leer, ‘aqïda’, bij de
beantwoording van theologische vragen zoals naar de aard en eenheid van God, zijn almacht, zijn
openbaringen/bedoelingen, het geloof in engelen en profeten, in wilsvrijheid of predestinatie, in het
laatste oordeel. Het islamitische normencomplex, het geheel van de religieuze voorschriften, wordt
shari’a genoemd, wat vertaald betekent: de weg die naar de (lavende) bron leidt. De shari’a regelt op
gezag van Allah alomvattend het gedrag van de mens in al zijn facetten en is daarmee een religieus
rechtssysteem, of beter – zoals Snouck Hurgronje aangaf – een geheel van religieus-gebaseerde
menselijke gedragsnormen. Staat voor het overgrote deel van de islamitische gelovigen het naleven
van deze gedragsregels voorop, slechts enkele sekten van de islam hechten minder of geen waarde
aan de idee dat de islam zich kenmerkt door een geheel van min of meer vaste gedragsregels, de
shari’a, zij stellen de geloofsintenties voorop. Dit betreft onder anderen de ismaëlieten, de alevieten
en de alawieten.
Als religieus rechtssysteem onderscheidt de shari’a zich in twee principiële opzichten van de
westerse rechtsstelsels: zijn bron en zijn regelingsgebied.

1.1.3.2 Bronnen van het islamitisch recht
Met betrekking tot zijn bronnen moet de shari’a niet – als het westerse recht – gezien worden als het
resultaat van een contrat social, een autonome afspraak tussen mensen over hun onderlinge gedrag,
en dus door de menselijke gemeenschap veranderbaar, maar als uitdrukking van de goddelijke wil,
de wil van Allah. De shari’a is in beginsel heteronoom, zijn regels zijn door Allah aan de mensen
opgelegd en kunnen dan ook niet door de mensen worden veranderd. De islam verplicht zijn
gelovigen, de moslims, tot strikte gehoorzaamheid, tā’a, aan deze regels. En als beloning worden hun
paradijselijke genoegens in het hiernamaals beloofd.
In de islam – als prescriptieve religie – is het zoeken naar de juiste inhoud van Allah’s wil niet
in de eerste plaats het werk van algemene islamgeleerden die de openbaring onderzoeken en
verklaren, de ‘oelama (enkelvoud ‘alim), maar van (religieuze) rechtsgeleerden, van personen die
voorschriften interpreteren en toepassen. Hun werkterrein, de rechtswetenschap, heet de fiqh; de
religieuze rechtsgeleerden, de kenners van de fiqh, heten foeqaha (enkelvoud fakih).

1.1.3.3 Regelingsgebied van het islamitisch recht
Met betrekking tot zijn regelingsgebied heeft de shari’a een ruimere werking dan de niet-religieuze,
seculiere rechtssystemen van het westen. Recht is in de islam niet alleen de ordening van de
samenleving, maar van het gehele individuele leven; de shari’a geeft gedragsnormen voor 24 uur per
dag, zeven dagen per week, voor elke situatie en elke levensfase.

1.1.4 Gedragsnormering in de shari’a
1.1.4.1 Algemeen
De shari’a is dus zowel een systeem van wettelijke en sociale regels als een systeem van religieuze en
morele regels. De vraag of en wanneer een handeling behoort tot de verplichtingen jegens God
alleen dan wel ook jegens de maatschappij verplicht is, is vaak een punt van discussie.

1.1.4.2 Normwaardering
Zoals gezegd kent de shari’a normen voor elk moment van elke dag, elke dag van elke week, voor
elke situatie in het leven. In de fiqh wordt elk menselijk gedrag, zijn religieus of intermenselijk
handelen of nalaten, individueel of collectief, privé of publiek, genormeerd naar zijn morele
schoonheid, hoesn, of morele lelijkheid, qoebh. De gedragingen van een mens, zowel zijn goede
daden als zijn slechte, worden door twee persoonlijke engelen, een op de rechterschouder, een op
de linker, van minuut tot minuut genoteerd, aldus K.50:17/18; op de dag des oordeels volgt de
eindafrekening voor deze daden en volgt ook de eeuwige beloning of bestraffing. Het gaat voor
iedere moslim dan ook uiteindelijk om de vraag: ‘Werkt een bepaalde handeling of bepaald gedrag
gunstig of ongunstig uit op mijn toegang tot het paradijs?’ De shari’a kwalificeert de handelingen van

,de mens echter gedetailleerder dan met een enkel geoorloofd of ongeoorloofd. Die worden in een
van de volgende vijf religieuze waarderingscategorieën, al akham al khamsa, ingedeeld.

De vijf waarderingscategorieën zijn:

1.1.4.2.1 Verplicht: wādjib, fard
Verplichte handelingen kenmerken zich erdoor dat het doen beloond wordt en het niet doen
bestraft. Veelal volgt het verplichte karakter uit de bewoordingen die de Koran hanteert, zoals: ‘Het
is u voorgeschreven…’ ‘geeft…’ ‘volbreng…’. Verplicht zijn onder andere de naleving van de vijf zuilen
van de islam: de geloofsbelijdenis, de dagelijkse gebeden, het vasten tijdens de ramadan (K.2:183),
het betalen van de armenbelasting, zakāt, en de pelgrimstocht, en ook onder meer het onderhouden
van ouders en kinderen, en de bruidsgave bij de huwelijkssluiting (K.4:24). De hier genoemde
verplichtingen zijn voorbeelden van individuele, op iedere moslim berustende verplichtingen, fard
al-‘ain, zoals bijvoorbeeld het gebed en het vasten.
Verplichtingen zijn niet steeds individueel, soms rusten zij (alleen) op de
moslimgemeenschap, fard al-kifāya. Zulke collectieve verplichtingen zijn onder meer het gebed voor
de overledene, het blussen van branden en de heilige oorlog. Aan een collectieve verplichting is voor
de gehele gemeenschap voldaan als een voldoende aantal personen de verplichting vervult,
waarmee de overige leden van de verplichting ontheven zijn.

1.1.4.2.2 Aanbevolen, opgedragen: mandoeb, moestahab
Is een gedraging aanbevolen, dan wordt het doen beloond, maar het niet-doen niet bestraft. Het
aanbevolen karakter van een voorschrift blijkt vaak uit de gekozen terminologie: ‘Als je een schuld
aangaat met een vervaltermijn, schrijf hem dan op…’. Een aanbeveling kan sterk zijn; de niet-
nakoming leidt dan weliswaar niet tot bestraffing ,maar wel tot ernstige verwijten, zoals bij de
aanbeveling inzake het gezamenlijke vrijdagmiddaggebed.

1.1.4.2.3 Neutraal/toegestaan: moebāh; djā’iz
Neutrale handelingen worden noch beloond, noch bestraft. Veel voorschriften zoals die over het
overeenkomstenrecht en het handelsrecht, hebben grotendeels een neutraal karakter; zij zijn regels
van regelend recht, d.w.z. dat zij worden toegepast indien de betrokkenen zelf geen andere regeling
hebben getroffen.

1.1.4.2.4 Afkeurenswaardig, afgeraden: makroeh
Afgeraden handelingen worden uiteraard niet beloond als ze toch gedaan worden, maar het doen
wordt niet bestraft. Ook het afgeraden karakter van een voorschrift volgt veelal uit de gebruikte
bewoordingen, zoals: ‘het meest afkeurenswaardig van alle toegestane zaken is de echtscheiding’,
‘vermijd…’ enzovoorts.

1.1.4.2.5 Verboden: haram
Wie een verboden handeling verricht, wordt bestraft, wie die handeling nalaat wordt beloond. Vaak
maakt de bewoording die de Koran hanteert duidelijk dat een bepaalde handeling verboden is, zoals:
‘verboden is voor u…’, ‘het is u niet geoorloofd…’, ‘… ontwijk dat’, enzovoort.

1.1.4.2.6 Relativiteit van de normwaardering
De gebruikte kwalificaties zijn niet absoluut. Hier geldt onder meer de regel: noodzaak, daroera,
nood breekt wet.
Het hier gegeven normenstelsel is vrij algemeen aanvaard, maar de plaatsing van een
bepaald concreet gedrag binnen dit systeem kan tussen de richtingen en scholen van de islam
verschillen. Veel voorschriften van de shari’a zijn religieus neutraal, moebāh. In beginsel is alles
neutraal, tenzij het in een van de vier andere categorieën valt. Neutrale voorschriften zijn van

,regelende aard en laten toe dat de betrokken partijen of de overheid andersluidende afspraken of
voorschriften maken.
Handelingen worden ook naar hun rechtsgeldigheid gekwalificeerd. Handelingen zijn dan
geldig/gezond, sahieh: inhoud en vorm voldoen, of afkeurenswaardig, makroeh: inhoud en vorm
voldoen, maar er zijn ongeoorloofde omstandigheden, of ongeldig, fāsid: de kenmerkende vereisten
voldoen maar er zijn andere nietigheidsgronden en, hoewel daarom nietig, zijn er toch enige
rechtsgevolgen, of geheel nietig, bātil: de kenmerkende vereisten ontbreken.

1.1.4.3 Twee rechtsdisciplines: ‘ibādat en moe’āmalāt’
De shari’a onderscheidt een theologisch-dogmatisch deel, de ilm al-kalām, de wetenschap van de
geloofsleer, en een juridisch-praktisch deel, de ilm al-fiqh, de rechtswetenschap. De ilm al-kalām
bestudeert onderwerpen als de eenheid van Allah, zijn gerechtigheid, zijn profeten, de opstanding uit
de dood, de predestinatie. De ilm al-fiqh kent twee onderdelen, de ‘ibādāt en de moe’āmalāt’.
De ibādāt bevat religieuze regels, gedragsnormen die de relatie van de mens tot Allah
regelen, zoals die voor de vijf belangrijkste religieuze verplichtingen, de ‘vijf zuilen van de islam’. Tot
de ‘ibādāt’ behoren ook de regels inzake religieuze reinheid, vorm van gebed, wijze van
eedsaflegging, de begrafenis, de spijswetten en de regels inzake besnijdenis.
In de moe’āmalāt geeft de ilm al-fiqh gedragsnormen die intermenselijke relaties regelen.
Dat zijn in de eerste plaats regels op het gebied van he familierecht: huwelijk, huwelijksgevolgen,
huwelijksontbinding, relatie ouder-kind, en van het erfrecht. Bovendien zijn dat regels betreffende
het contracten- en handelsrecht (waaronder die over woeker/rente), het zakenrecht, het strafrecht,
het bestuursrecht, het procesrecht en het internationaal recht (waaronder het begrip djihād). De
moe’āmalāt bevat ook normen die wij niet direct als juridisch zouden bestempelen; ook regels van
morele aard, beleefdheidsnormen en groepsnormen behoren tot de moe’āmalāt.
Over de vraag welke verplichtingen jegens Allah alleen gelden en welke ook jegens de
maatschappij moeten worden nagekomen heerst, zoals te verwachten, onenigheid onder de
islamitische rechtsgeleerden.

1.1.4.4 Morele en juridische normen van de fiqh
De algemeen aanvaarde waardering van gedragsnormen in vijf categorieën is er een van religieuze en
morele aard, juridisch spelen daarvan alleen de categorieën ‘verplichtingen’ en ‘verboden’ een rol en
zijn rechtens dan ook te beoordelen. Een te strakke indeling van de shari’a in ‘niet-juridische’ en
‘juridische’ onderwerpen brengt het gevaar mee de gehele structuur van het islamitisch recht uit het
oog te verliezen.

1.2 Oesol al-fiqh – de rechtsbronnen
Om de shari’a te leren kennen, moeten eerst de bronnen, de wortels van de boom die islamitisch
rechtsgeleerdheid heet, bestudeerd worden, de oesol al-fiqh, dan de daaruit voortvloeiende
rechtsgebieden, de takken van de rechtsgeleerdheid, de foeroe’ al-fiqh.
Allah heeft zijn religie langs meerdere bronnen geopenbaard. De belangrijkste daarvan is de
Koran. Voor alle islamitische richtingen, scholen en sekten is de Koran de eerste bron van de shari’a.

1.2.1 Koran
1.2.1.1 Inleiding
De Koran is Gods woord, eeuwig bestaand en ongeschapen, aan de schepping voorafgaand, en heilig
naar inhoud en vorm (o.a. taal). Mohammed wordt in de eerste plaats gezien als rasoel,
boodschapper, spreekbuis, de persoon door wiens mond Allah tot de mensen spreekt, en pas daarna
als nabi, profeet.
De openbaringen begonnen in 610 AD, toen Mohammed zo’n 40 jaar oud was, en duurden
tot in 632 AD, als hij vrij onverwachts op 62-jarige leeftijd overlijdt. Volgens de overlevering zijn de
openbaringen aanvankelijk op allerlei materiaal neergeschreven, ook leerden veel volgelingen deze
openbaringen van buiten. Pas zo’n dertig jaar na Mohammeds overlijden zijn deze documenten en

,recitaties in opdracht van de derde kalief Othman ibn Affan in één boek samengebracht, en zijn alle
brondocumenten op zijn last vernietigd om interpretatiegeschillen te voorkomen.



1.2.1.2 Inhoud van de Koran
De Koran heeft 114 delen, soera genaamd, met in het totaal zo’n 6235 verzen, aya’s. De volgorde van
de soera’s loopt niet gelijk met het tijdstip van openbaring. Afgezien van de eerste soera, het
openingsgebed: de fātiha, zijn de soera’s – bewust of onbewust – geplaatst ongeveer in volgorde van
lengte, waarbij de langere soera’s vooropstaan en de verderop geplaatste soera’s minder verzen
hebben.
Soms bevatten verzen voorschriften die moeilijk met elkaar te verenigen zijn; in zo’n geval
wordt ervan uitgegaan dat het jongere vers het oudere vers opzij zet. En ook zal een regel die voor
een specifiek geval of voor een bepaald soort gevallen geschreven is, een regel van algemene aard
die ook op dat geval of dat soort gevallen zou kunnen worden toegepast, opzijzetten.

Om redenen van taal en stijl worden vier opeenvolgende verschijningsperioden van de Koran
onderscheiden, en wel de vroeg-, midden- en laat-Mekkaanse, en Medinische periode.

1.2.1.3 Methoden van interpretatie van de Koran
Tot de klassieke Koran-interpretaties behoren de tafsier en de ta’wiel. Beide termen worden soms in
de algemene zin van Koran-uitleg gebruikt, maar zijn van elkaar te onderscheiden: de term tafsier
ziet dan vooral op de grammaticale, systematische en historische vormen van Koran-interpretatie
zoals gegeven in de, eveneens tafsier genoemde, commentaren van oudere gezaghebbende auteurs
als at-Tabari en al-Baidawi, terwijl de term ta’wiel voor de meer norminhoudelijke interpretatie
gebruikt wordt.

1.2.1.3.1 Tekstuele interpretatie: tafsier
Tot de tafsier, de klassieke grammaticale, systematische en historische Koran-interpretatie, behoren
bijvoorbeeld enkele bekende interpretatieregels: (1) ieder woord moet overeenkomstig zijn
werkelijke betekenis worden uitgelegd, (2) ieder begrip dient in het licht van de gehele openbaring
gelezen te worden, en (3) interpretaties in strijd met de geschriften van de sahāba, de gezellen van
Mohammed, zijn niet toegestaan. Toepassing van deze regels is niet steeds eenvoudig: woorden
veranderen in de loop van de tijd van betekenis en van sommige is zelfs vanaf het begin onbekend
geweest wat hun precieze betekenis is.
Tot de klassieke interpretatieregels behoort verder de systematische ‘lex specialis derogat’-
regel, waarbij de specifieke regel, khās, de algemene regel, ‘āmm, opzijzet. Rechtshistorische
interpretatie is te vinden in onder andere de ‘lex posterior derogat’-regel, de regel dat een eerder
vers door een later vers terzijde gesteld kan worden, een regel die derogatie of abrogatie, naskh,
genoemd wordt. Bij contradictie tussen verschillende verzen heeft het jongere vers, de nasikh,
voorrang boven het oudere, geabrogeerde vers, de mansoekh.

1.2.1.3.2 Normatieve interpretatie: ta’wiel
Bij de norminhoudelijke interpretatie van de ta’wiel wordt naar de diepere betekenis van de in
verzen neergelegde gedragsnormen gezocht; de geschreven regel kan daartoe extensief of juist
restrictief, of analogisch of teleologisch worden uitgelegd.
Elke methode van interpretatie, en in het bijzonder die welke buiten de grammaticale,
systematische en historische gaat, staat vrijwel vanaf de eerste tijd zeer ter discussie. Dat betreft
vooral de methoden die verder gaan dan de letter van de koranregels en zoeken naar hun bedoeling.
Uitgangspunt daarbij is dat de geschreven gedragsregels van de Koran en van de hierna te bespreken
soenna berusten op impliciete grondslagen, maqāsid, die uitgangspunt van de shari’a zijn.

,1.2.1.3.3 Grondslagen van de shari’a: maqāsid
Als grondslagen van de shari’a, de maqāsid, gelden in de algemeen aangenomen volgorde van
belangrijkheid:
- Bescherming van het geloof;
- Bescherming van het leven;
- Bescherming van de rede en de redelijkheid;
- Bescherming van de afstamming;
- Bescherming van de eigendom.

1.2.1.4 In de Koran behandelende onderwerpen
Van de 6235 verzen die de Koran bevat, gaan slechts een beperkt aantal vezen, zo’n 350, over
‘juridische’ onderwerpen, de ayat al-ahkām.

1.2.2 Soenna
1.2.2.1 Inleiding
Naast de Koran neemt de soenna, de gewoonte, een belangrijkste plaats in: daar waar de Koran
zwijgt of in te algemene termen spreekt, volgt de soenna als rechtsbron. In zijn algemeenheid kan de
soenna worden gezien als de gewoonte die ten tijde van de profeet bestond en door hem en zijn
geloofsgenoten werd beoefend en uitgedragen. De ahādieth, tradities, vormen een bijzonder soort
gewoonten. Zij zijn niet onmiddellijk opgetekend, maar gingen aanvankelijk van mond tot mond.

1.2.2.2 Onderdelen van een hadieth: isnād en matn
In alle ahādieth zijn twee onderdelen te onderscheiden. Elke hadieth begint met de keten van
personen langs wie de woorden of gedragingen van de profeet of zijn gezellen zijn overgedragen en
uiteindelijk bij de auteur van de hadieth-verzameling terechtgekomen, de isnād en geeft vervolgens
de inhoud van die woorden of gedragingen, de matn, weer.
Vooral de isnād wordt belangrijk geacht bij het bepalen van de waarde van een hadieth: hoe
betrouwbaarder/belangrijker de opgevoerde zegslieden, de ashāb, of anderen: hoe betrouwbaarder
de personen die een door de zegsman vertelde hadieth doorgaven, hoe geloofwaardiger de
overgeleverde regel.

1.2.2.4 Classificatie van de ahādieth
Classificatie van ahādieth
In de islamitische rechtswetenschap worden Ahādieth nabawiyya - van de profeet
ahādieth primair geclassificeerd naar de Ahādieth qoedsiyya - waarin de profeet Allah citeert
Ahādieth moetawattira - door veel volgelingen verteld
geloofwaardigheid van die isnād: de Ahādieth mashhoera - door enkele volgelingen verteld,
geloofwaardigheid van de daarop volgende en door veel geloofwaardigen doorgegeven
normstelling, de matn, is zelden een punt van Ahādieth adiyya - door enkele volgelingen verteld,
en door enkele geloofwaardigen doorgegeven
discussie.

1.2.2.5 Verhouding tussen Koran en soenna
De functie van zelfstandige bron van de shari’a wordt de rechtsvindende soenna, al-soenna al
moe’assisa, genoemd. Zo bepaalt niet de Koran maar de soenna dat de overspelige door steniging
gedood moet worden en stamt ook het erfrecht van de grootmoeder niet uit de Koran, maar uit de
soenna.
Als de Koran gezien kan worden als de preambule van de islam, dan is de soenna de
uitwerking daarvan.

Voor sommige religieuze groepen zijn Koran en soenna de enige bronnen van het islamitische recht;
zij hebben zich in de loop der tijd van de hoofdstroom van de islam, de soennitische, afgescheiden.
De belangrijkste groep hiervan is de shiitische islam, die al in een vroeg stadium, in het jaar 48 AH, in
een andere richting gegaan is; zij kennen naast deze twee bronnen vooral waarde toe aan het eigen
inzicht, de ra’j, van de gelovige.

,1.2.2.6 Methoden van interpretatie van de soenna
Het mogelijk belangrijkste discussiepunt is wel de vraag naar de verhouding tussen de Koran en de
soenna. Waar het de koran betreft, wordt in het algemeen aangenomen dat die van God afkomstig is
en de daarin vervatte voorschriften dan ook eeuwig, niet-tijdgebonden geldend zijn en
onveranderlijk. Waar het de soenna betreft, wordt daarentegen gesteld dat de daarin verwoorde
gedragsregels, nu die door de profeet en zijn volgelingen gegeven zijn, wel tijdgebonden en dus
veranderlijk of mogelijk zelfs uitgewerkt zijn.
Wat de gelding van de ahādieth beteft, zullen moslims in het algemeen in ieder geval de
sahieh-verklaarde ahādieth aanvaarden.

1.2.3 Creatieve rechtsvinding: idjtihād
1.2.3.1 Algemeen
Iedere moslim had en heeft de taak zich tot het uiterste in te spannen, djahada, om op creatieve
wijze de juiste vervulling van zijn religieuze plichten te vinden; in beginsel kent de islam geen
religieuze hiërarchie. Deze taak van creatieve rechtsvinding, idjtihād, wordt onder meer ontleend aan
een hadieth waarin de profeet de door hem benoemde gouverneur van Jemen vraagt hoe hij denkt
te gaan regeren.
Het recht van idjtihād kwam al snel in handen van een groep gespecialiseerde religieuze
rechtsgeleerden, de moedjtahidoen, die het als een hun toebehorend exclusief recht zijn gaan
opeisen. Om moedjtahid te zijn diende men meerdere kwaliteiten te hebben, waaronder kennis van
de Arabische taal, van Koran en soenna, van de uit deze twee bronnen voortvloeiende
rechtsgebieden en van de rechtswetenschap, de fiqh, in het algemeen, van de regels en procedures
betreffende de analogische rechtsvinding, de qiyās, en bovendien van de algemene grondslagen van
de islam, de maqāsid. Met de moedjtahid vergelijkbaar is de moefti, de rechtsgeleerde die in
juridische adviezen, fatwa’s, de gelovigen vertelt wat naar zijn mening de shari’a voorschrijft.
Vanwege zijn functie in de rechtsbedeling diende hij, anders dan de moedjtahid, rechtschapen, ‘adl,
te zijn.
Bij het zoeken naar creatieve oplossingen van rechtsvragen waarvoor in de Koran en soenna
geen rechtstreekse beantwoording te vinden is, spelen de reeds genoemde tafsier-
interpretatietechnieken, zoals de grammaticale, de systematische, historische en analoge
interpretatie, een belangrijke ondersteunende rol. Daarnaast heeft steeds de vraag gespeeld, of ook
de ta’wiel-interpretatie voor deze rechtsbron een aanvaardbare methode is. Met de ta’wiel- of
teleologische interpretatie die zoekt naar de grondslagen, de maqāsid, waarop een koranvers of
hadieth berust, zou dan aan een koranvers of hadieth een extensieve of juist restrictieve toepassing
gegeven kunnen worden, waardoor ook niet expliciet geregelde rechtsvragen beantwoord kunnen
worden.
Als na drie-vier eeuwen islam de economische en culturele ontwikkeling van de Arabische
wereld stagneert, wordt door een groeiende traditionalistische ontwikkeling ook de creatieve
interpretatie door de individuele rechtsgeleerden – de idjtihād – steeds minder aanvaard; en wordt,
althans in de soennitische islam, de ‘deur van de idjtihād’ steeds verder gesloten ten gunste van de
taqlied, de strikte erkenning van het leergezag van geleerden uit eerdere generaties.
Idjtihād tracht dus door creatieve rechtsvinding een gefundeerd antwoord te geven op
gestelde rechtsvragen. Zijn beoefenaren, de moedjtahidoen, behoeven echter niet tot een
eenvormige oplossing te komen. het algemeen aanvaard beginsel van ikhtilāf, van
meningsverscheidenheid, laat meerdere oplossingen toe, die alle aanvaardbaar zijn mits voor elk een
geldige argumentatie is aan te voeren.

Twee in de soennitische islam belangrijke aanvullende rechtsbronnen zijn aan de idjtihād te danken:
(a) de idjmā’, de consensus over de juiste invulling van geconstateerde lacunes, en (b) de qiyās, de
analogische interpretatie van reeds bestaande rechtsregels.

1.2.3.2 Consensus als rechtsbron: idjmā’

, 1.2.3.2.2 Rechtsscholen
In de leer van de idjmā’ is het idee ‘gemeenschap der gelovigen’ te zien als de gehele islamitische
gemeenschap, gerepresenteerd door alle daartoe bevoegde rechtsgeleerden, de moedjtahidoen.
Zonder hun unanieme aanvaarding kon een fatwa geen deel van de idjmā’ worden. in feite bestaan
er binnen de soennitische islam meerdere rechtsscholen, madhab, mv. madhahieb; zij kennen in
beginsel elk hun eigen regels ter interpretatie en aanvulling van Koran en soenna. Vier soennitische
scholen zijn van bijzonder belang en hebben elk leergezag in een deel van de wereld van de
soennitische islam. Deze vier rechtsscholen zijn de hanafitische, de malikitische, de shafiitische en de
hanbalitische rechtsschool.

Hoewel verondersteld wordt dat een moslim zich blijft gedragen overeenkomstig de school
waarbinnen hij geboren is, de taqlied, heeft hij, nu de islam geen religieuze hiërarchie kent, de
vrijheid om de school te kiezen waartoe hij wil behoren, ikhtiyār of takhiyār genoemd.

1.2.3.2.3 Functie van de idjmā’
Naast de aanvulling van het door Koran en soenna ingestelde islamitische rechtssysteem heeft de
idjmā’ in het bijzonder de harde, rudimentaire regels van Koran en soenna aangepast aan de
aanwezigheid van die grote gemeenschap van gelovigen, die de islam binnen enkele decennia wist te
realiseren en zo het systeem verfijnd.

1.2.3.3 Analogie als rechtsbron
Qiyās betreft de interpretatie van bestaande rechtsnormen op een analogische, soms teleologische
wijze. Komt de rechter of een rechtsgeleerde in een bepaalde casus een rechtsvraag tegen waarvoor
hij geen rechtsregel kan vinden dan kan hij op grond van de feiten van die casus op zoek gaan naar
een redelijk vergelijkbare casus en naar de daarin gehanteerde rechtsnorm. Qiyās lijkt daarmee een
aan het common law precedentensysteem verwante structuur te hebben. De oorzaak, ‘illa, de
basisnorm van de in het eerdere geval toegepaste rechtsregel, wordt daarbij van doorslaggevend
belang: zij moet ruim genoeg zijn om analoog te worden toegepast, en niet gegeven zijn voor een
bepaald groep gevallen waartoe de te beslissen casus niet behoort, en ook moet zij redelijkerwijs
voor de casus bruikbaar zijn.
Ook qiyās is gebaseerd op een traditie van de profeet, waarin hij in een analogische of
teleologische interpretatie toestemt indien Koran en soenna zwijgen.

Qiyās wordt afgewezen door een deel van de hanbalistische school en ook door de shiitische islam.
Qiyās is historisch ouder dan de idjmā’, maar geniet minder prestige.

1.2.4 Andere religieuze rechtsbronnen
De vier tot nu toe genoemde bronnen van de fiqh zijn in de soennitische islam vrij algemeen
aanvaard. Naast deze vier kennen de meeste scholen nog aanvullende religieuze rechtsbronnen.
Zo ken t de hanafitische islam de istihsān, de discretionaire keuze die gemaakt wordt als twee
hogere normen beide toegepast zouden kunnen worden en slechts één ervan de voorkeur van de
rechtsgeleerden heeft.
De malikitische en ook de hanbalitische school nemen daarentegen als aanvullende bron het
algemeen nut, istislāh/maslaha al moersala. Alleen de shafieeten wijzen de toevoeging van
dergelijke aanvullende rechtsbronnen af, omdat naar hun mening begrippen als ‘algemeen nut’,
‘algemeen belang’ en ‘billijkheid’ een te zeer aan tijd en plaats gebonden interpretatie vragen.

1.2.5 Tussenstand
Zoals reeds vermeld, wordt de shari’a als een heteronoom religieus gedragsnormencomplex
beschouwd, als een geheel van door Allah aan de mensen opgelegde en door de mens dan ook niet
te veranderen regels. Wie de bronnen van de islam, de oesoel al-fiqh, bestudeert, kan echter niet
anders concluderen dan dat die beschouwing sterk gerelativeerd moet worden.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kellykempeners. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 51036 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,99  8x  verkocht
  • (1)
In winkelwagen
Toegevoegd