Ben de Pater- De ontdekking van de geografie
Wetenschappelijke Vorming, tentamen 2 (hoofdstuk 5 t/m uitleiding), Carlijn Ligterink, 2021
Hoofdstuk 5 Wetenschap en werkelijkheid
H.N. Ter Veen schreef een regionale monografie over Brielle. Hij zelf zal zijn beschrijving van de Brielse
samenleving hebben gezien als een ‘waar portret’, maar is Ter Veens portret van Brielle wel objectief?
Dit hoofdstuk gaat over de relatie tussen het kennende individu (het subject, de onderzoeker, hier Ter
Veen) en de werkelijkheid die het individu onderzoekt (het object, hier de bevolking van Brielle).
5.1 Het standaardbeeld van wetenschap in een notendop
Het standaardbeeld van de verhouding tussen wetenschap en werklelijkheid dateert uit de jaren 20 en
is ontwikkeld door de Wiener Kreis. Het staat bekend als het logisch positivisme of logisch empirisme:
• Er bestaat een werkelijkheid die onafhankelijk van de mens en zijn denken bestaat;
• Die werkelijkheid kan direct en objectief worden waargenomen, en kan worden beschreven in
waarnemingstaal (observational language): theorieloze, objectieve woorden;
• Aan die werkelijkheid kunnen hypothesen (en dus achterliggende theorieën, samengesteld uit
termen die behoren tot de theoretische taal) worden getoetst;
• Er is een scherpe scheiding tussen de waarnemingstaal en de theorietaal, die kan worden
overbrugd door te operationaliseren: het meetbaar maken van theoretische termen;
• De verhouding tussen taal en werkelijkheid is vergelijkbaar met de relatie tussen topografische
kaart en het gebied: dit is de correspondentieopvatting. Taal geeft/beeldt werkelijkheid
weer/af (representation);
• Er is een strikte scheiding tussen objectieve wetenschappelijke uitspraken en subjectieve niet-
wetenschappelijke uitspraken;
• Positivistische wetenschapsbeoefening brengt ook maatschappelijke progressie.
Dit standaardbeeld vindt haar hoogtepunt in de ruimtelijke analyse en was tot ver in de jaren zeventig
(met de opkomst van alternatieve benaderingen) het gangbare idee in de wetenschap.
De gereedschapskist van Brian Berry
Brian Berry was in de jaren zeventig en tachtig een gevierd geograaf, maar zakte daarna diep weg.
Toen een andere geograaf hem vertelde dat zij dacht dat hij dood was, stelde hij een ‘scientific
toolkit’ op, bestaande uit vier vragen met behulp waarvan men kan bepalen of een bepaalde
uitspraak of een claim wetenschappelijk genoemd mag worden:
• Kan ze worden getoetst?
• Wordt ze ondersteund met betrouwbare empirische gegevens?
• Is ze bevestigd?
• Is ze logisch?
Te verwachten is, aangezien veel artikelen in het begin van de 21e eeuw vanuit een ander
wetenschapsfilosofie zijn geschreven, dat lang niet alle uitspraken de test zullen doorstaan.
5.2 Hedendaagse visies: postposivistische stellingen
‘Postposivistische’ wetenschapsfilosofen hebben vanaf de jaren tachtig meer en meer het
standaardbeeld radicaal bestreden. Voortbordurend op de ideeën van onder meer Kuhn kwamen zij
met fundamentele kritiek, plus een alternatief.
1
,Lokale kennis en waarheden
Kennis is een product (constructie, artefact, creatie) van wetenschappers die gevangen zijn in
paradigma’s, gebonden zijn aan maatschappelijke contexten en aan de plaats en tijd waar(in) ze
werken, en ingeperkt door hun taal en door de groep (de wetenschappelijke gemeenschap) waartoe
ze behoren. Denk aan de situated knowlegde van Donna Harway en the localness of knowledge van
Trevor Barnes (zie kader hieronder).
Local knowlegde: de visie van Trevor Barnes
The localness of knowledge is volgens Barnes het idee dat ...:
• ... alle kennis geografisch en historisch begrensd is in termen van generatie;
• ... de lokale omstandigheden van de fabricage een wezenlijke invloed hebben op de aard
van de geproduceerde kennis. Lokale kennis verwijst in deze context naar de
omstandigheden waarin kennis wordt geproduceerd, en niet naar het geografische domein
waarop kennis van toepassing is.
Hij beschrijft de overgang van regionale geografie naar ruimtelijke analyse in de VS in de jaren
vijftig als een gevolg van de eisen die de Koude Oorlog en het daarmee verbonden ‘military-
industrial-academic complex’ aan wetenschap gingen stellen. Militairen, industriëlen en
bestuurders hadden behoefte aan wiskundige modellen: zo was er ook behoefte aan
kwantitatieve-wiskundige geografen. In 1955 werd daarom voor het eerst in de Amerikaanse
geografieopleidingen een cursus statistiek gegeven, door William Garrison.
Barnes wil laten zien dat zelfs locatiemodellen – die vaak worden beschouwd als logisch-wiskundig
redeneren en dus als universele kennis – sterk bepaald zijn door de omstandigheden van plaats en
tijd waaronder ze werden geformuleerd. Ze getuigen van een ‘contingent localness’.
Een geconstrueerde werkelijkheid
Er is volgens de postpositivsiten geen werkelijkheid die onafhankelijk van onze concepten bestaat. De
waargenomen werkelijkheid is dus gekleurd door onze begrippen en niet identiek aan de ‘echte’
werkelijkheid. De meeste ‘constructivisten’ erkennen wel het bestaan ervan, maar voegen er aan toe
dat we haar onmogelijk onbevangen kunnen zien, gestuurd als we zijn in onze waarnemingen door
onze mentale concepten. Deze visie is al veel ouder: ze werd al geformuleerd door Immanuel Kant in
1791. Deze Duitse filosoof stelde dat de werkelijkheid die mensen waarnemen een door zintuigen en
verstand geordende werkelijkheid is – de werkelijkheid zelf is niet geordend, het is de mens die ordent.
Die ordening was volgens Emile Durkheim niet universeel, maar verschilde van cultuur tot cultuur: het
is maatschappelijk bepaald, en dus naar plaats en tijd variabel.
De macht van taal in de politiek...
Taal is geen neutraal medium, maar een machtig middel. Teksten creëren werelden en construeren
samenhangen, en verleiden lezers meer of minder dwingend om die werelden en de daarin aanwezige
samenhangen als juist, logisch en ‘natuurlijk’ te accepteren. Politici weten dat al lang en gebruiken
krachtige metaforen om hun visie als dé waarheid en werkelijkheid te presenteren: dit is een vorm van
framing. Woorden vormen samen een verhaal, en hoe meer mensen dat verhaal accepteren als het
ware verhaal, hoe moeilijker het wordt er tegen in te gaan en iets anders te beweren.
... en in de dagelijkse werkelijkheid
Taal speelt ook een rol in de constructie van de alledaagse werkelijkheid. Gerhard Nijhof stelt dat in
taal de werkelijkheid wordt geïnterpreteerd: in taal wordt zo de sociale werkelijkheid gemaakt.
Materie op zich heeft geen betekenis: het krijgt pas betekenis als deze als teken fungeert.
2
, ‘Geografische beschrijving is moeilijker dan historisch verhaal: Darby’
Historisch geograaf Sir Henry Clifford Darby constateerde dat woordteksten lineair zijn – ze kunnen
niet als een standbeeld of schilderij op één moment worden bezien, maar moeten regel voor regel
worden gelezen (zoals muziek een tijdsduur heeft). Daardoor is taal geschikt voor historici die een
chronologisch verhaal presenteren, maar niet voor geografen die verschijnselen die zich tegelijkertijd
naast elkaar in de ruimte bevinden beschrijven. Kaarten en foto’s, die met één blik te zien zijn, zijn wat
dat betreft meer geografische instrumenten dan taal. Ook onderstreept Darby dat waarneming en
weergave afhankelijk zijn van de waarnemer: zo wordt Chicago verschillend geportretteerd door een
human ecologist, een ruimtelijk analist, een humanistisch, marxistisch of postmodern geograaf.
De nieuwe aandacht voor taal staat bekend als de linguistic turn in de sociale wetenschappen.
Wetenschappers dienen teksten (in de ruimste zin van het woord) op hun impliciete boodschappen te
analysereen: deconstructing is het devies.
Allen Pred en het Stockholm van 1890
Allen Pred werd in de jaren tachtig meer en meer gefascineerd door taal. In een van zijn boeken
evoceert hij de leefwerelden van de sociale groepen in Stockholm aan het einde van de
negentiende eeuw, door de volkstaal te bestuderen. Maar Preds boek bevat nog een tweede laag
over taal, namelijk zijn bezinning op de vraag hoe hij als tweetalige Amerikaans-Zweedse geograaf
uit het einde van de twintigste eeuw een boek moet schrijven over hoe het Stockholm van honderd
jaar geleden. De taal uit 1990 die Pred gebruikt om het Stockholm van 1890 te analyseren, beeldt
niet alleen de toenmalige wereld af, maar structureert die ook. In dichtvorm probeert Pred de
beperkingen in taal te trotseren.
Wiskunde als taal om de werkelijkheid te beschrijven
Niet alleen taal maar ook wiskunde creëert haar eigen werkelijkheden. Peter Gould, een Brits-
Amerikaanse geograaf uit de ruimtelijke analyse en gedragsgeografie, heeft op de mechanisering van
de sociale wereld gewezen. Hij gebruikte wiskundige modellen, maar onderkende ook de beperkingen
ervan. Als we klassieke wiskunde gebruiken om de sociale wereld te beschrijven, dan moeten we niet
verbaasd zijn dat we gelijkvormigheid (isoformie) ontdekken tussen de fysische en de sociale wereld,
in casu de wereld van de ruimtelijke analyse. Die ‘ontdekking’ is echter eigenlijk een product van de
gehanteerde taal. De wiskunde als dé taal van de universitaire sociale geografie heeft na de
bloeiperiode van de jaren zeventig terrein verloren.
Discourse analysis
De afgelopen decennia hebben meer en meer wetenschappers teksten geanalyseerd op hun
onderhuidse boodschappen: die analyse staat bekend als discourse analysis (vertooganalyse).
• Teksten door en voor geografen: bijvoorbeeld Orientalism in de koloniale tijd, Afrika als dark
continent of tropicalism;
• Teksten van anderen: bijvoorbeeld bestuurders, politici, actievoerders, ondernemers en
reclamemakers, die graag met containerbegrippen werken. Deze hebben weinig betekenis
maar hebben wel een positieve connotatie en een universele inzetbaarheid (bijvoorbeeld
‘vooruitgang’). Teksten met veel van dergelijke woorden creëren een wereld, die niet hoeft te
corresponderen met de ‘echte’ wereld: bijvoorbeeld een ‘tsunami’ aan migranten. Ook
planologen gebruiken vaak ‘plastic taal’ (bijvoorbeeld ‘integrale inpak’).
Discourse analyses zijn vaak casestudies van conflicten waarin twee of meer groepen tegenover elkaar
staan. Beide partijen creëren eigen werelden met eigen waarheden, en hopen dat hun vertoog
‘hegemoniaal’ zal worden, dus zal winnen.
3