100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Samenvatting Alles dat je moet weten voor Normatieve Professionaliteit €9,99
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Alles dat je moet weten voor Normatieve Professionaliteit

2 beoordelingen
 47 keer verkocht

Dit is een samenvatting met aantekeningen van hoorcolleges, de stof die we uit het boek moesten lezen en de artikelen. De samenvatting is bijna helemaal in het Nederlands, behalve een enkel artikel die al in het Engels was geschreven.

Laatste update van het document: 3 jaar geleden

Voorbeeld 8 van de 53  pagina's

  • 1 april 2021
  • 1 april 2021
  • 53
  • 2020/2021
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (30)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: loesdegroot53 • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: christallyc • 2 jaar geleden

avatar-seller
celinel30
Werken aan normatieve professionaliteit
Pedagogische wetenschappen – Universiteit Utrecht




Inhoud
Week 1...................................................................................................................................................2
Hoorcollege introductie en argumentatieleer....................................................................................2
H10 Redeneren en argumenteren (Krabbe) p237-265.......................................................................2
Week 2...................................................................................................................................................7
Hoorcollege rechten en plichten........................................................................................................7
H1 Over het goede en het juiste (van Hees) p13-34...........................................................................8
Why should states fund denominational schools? (De Jong & Snik)................................................11
Week 3.................................................................................................................................................15
Hoorcollege onderwijsvrijheid vs autonomie van het kind: artikel 23 ter discussie.........................15
The common School (Pring)..............................................................................................................16
Common schools and multicultural education (Levinson)................................................................20
Teaching autonomy: the obligations of liberal education in plural societies (Kerr)..........................24
Week 4.................................................................................................................................................30
Hoorcollege mensbeelden en de invloed daarvan op het professioneel handelen..........................30
H4 De opvoedbare mens (Bransen) p89-109....................................................................................31
Week 5.................................................................................................................................................37
Hoorcollege wetenschappelijke kennis als noodzakelijke of voldoende voorwaarde?....................37
H6 Over de aard en grenzen van kennis (Mackor) p135-158............................................................38
Evidence-based education policies: transforming educational practice and research (Slavin).........42
Why “what works” won’t work: evidence-based practice and the democratic deficit in educational
research (Biesta)...............................................................................................................................44
Week 6.................................................................................................................................................48
Hoorcollege is wetenschap ook maar een mening?.........................................................................48
H7 over wetenschap en evolutie (Buskes)........................................................................................48
Terugblik...........................................................................................................................................53

,Week 1
Hoorcollege introductie en argumentatieleer
Pedagogen moeten kritisch reflecteren op het denken en handelen. Heel veel zaken die je
vanzelfsprekend vind zou je kritisch moeten doordenken. Kritisch nadenken over je adviezen.
- Doordenking van grondslagen en vooronderstellingen (twijfel bij vanzelfsprekendheid).
- Mogelijkheid vs wenselijkheid.
- Effectiviteit vs normativiteit.
- “Heb ik het goed gedaan” vs “heb ik er goed aan gedaan” = pedagogische prudentie = de
wenselijkheid van je handelen

Argumentatieleer (onderdeel van logica) = oplossen van meningsverschillen
1. Meningsverschillen
Gemengd geschil (beide nemen positie in) versus niet-gemengd geschil (één persoon neemt
standpunt in, maar de ander vraagt alleen naar houdbaarheid van stelling)
Enkelvoudig versus meervoudig
Strijdige proposities:
o Tegengesteld: niet beiden waar, niet beiden onwaar (1 twistpunt dus enkelvoudig)
o Contrair: niet beiden waar, wel beiden onwaar (2 of meer twistpunten dus
meervoudig)
2. Regels van de kritische discussie
Diegene die standpunt inneemt is verplicht om argumenten te noemen
Drogreden = onjuist argumenteren, bijvoorbeeld:
o Ontduiken bewijslast: “om toch niet”
o Beroepen op autoriteit
o Persoonlijke aanval
3. Dialectische argumentatie = auteur is aan het argumenteren met zichzelf, standpunt met
voor- en tegenargumenten met weerlegging, meestal in artikel
4. Argumentatieschema (hoef je voor het tentamen niet precies te kunnen maken, maar kan je
wel helpen)
5. De grenzen aan de kritische discussie
Een vorm van een kritische discussie is het wetenschappelijke debat. Een kritische houding
en deelname aan een kritische discussie is een principiële houding die je in moet nemen.
Maar de pedagogiek is een handelingswetenschap. Er is altijd een praktische grens = je kan
niet afwachten. Je moet handelen op basis van wat op dat moment de beste kennis is. Maar
er is geen principiële grens = je moet altijd bereidt zijn om je handelen en kennis ter discussie
te stellen.
Praktische grens, geen principiële grens.
o Er is gebrek aan tijd
o Gebrek aan volledige/ onbetwijfelbare/ ‘ware’ kennis
Keuze voor het (voorlopig) beste antwoord/ advies, de voorlopig beste interventie

H10 Redeneren en argumenteren (Krabbe) p237-265
De deeldisciplines van de filosofie die zich bezighouden met de vragen welke redeneringen nu wel of
niet kloppen en onder welke omstandigheden een argumentatie hout snijdt heten logica en
argumentatietheorie. Logica maakt studie van redeneringen, argumentaties, betogen en discussies
en richt zich daarbij op de vraag wat er op het gebied als correct en wat er als incorrect moet worden
beoordeeld. Sommigen menen dat logica een onderdeel van de argumentatietheorie is, anderen dat
de argumentatietheorie een onderdeel van de logica is, of dat ze elkaar overlappen.

,Argumentatietheoretische invalshoek = een invalshoek waarbij het oplossen van meningsverschillen
centraal staat.

Meningsverschillen en discussies: voor een verschil van mening is het niet nodig dat alle betrokkenen
een mening hebben over het onderwerp in kwestie, voldoende is dat iemand een mening heeft die
iemand anders niet heeft. De argumentatietheorie heeft een geuit meningsverschil, bestaande uit
tenminste één meningsuiting van één gesprekspartner en een uiting van een andere gesprekspartner
waaruit blijk dat deze die mening (nog) niet deelt, nodig.
Kwestie = kan worden weergegeven door een vraag van de vorm: is dit of dat wel het geval of niet?
Met als antwoorden ‘ja dat is wel het geval’ of ‘nee, dat is niet het geval’
Strijdige proposities = ze kunnen niet allebei waar zijn
Tegengestelde proposities = ze kunnen niet allebei waar zijn en ook niet allebei onwaar. Het gaat
steeds om dezelfde twee meningen / gedachte-inhouden = enkelvoudig
Contraire proposities = ze kunnen niet allebei waar zijn, maar wel allebei onwaar

Geschil Gemengd Niet gemengd = één persoon
heeft mening, ander twijfelt
Enkelvoudig = één kwestie aan Een geschil waarin meer dan Een geschil waarbij slechts één
de orde één gesprekspartner een gesprekspartner een
standpunt inneemt standpunten inneemt
Meervoudig = meerdere Een geschil waarin meer dan Een geschil waarbij slechts één
kwesties aan de orde één gesprekspartner gesprekspartner standpunten
standpunten inneemt over inneemt over meerdere
meerdere kwesties kwesties

Van een gesprekspartner die in een geschil een propositie voor zijn rekening neemt zeggen we dat hij
een standpunt inneemt. Je hebt een positief standpunt ten aanzien van de propositie. Of een
negatief standpunt ten aanzien van diezelfde propositie = een positief standpunt ten aanzien van de
tegengestelde propositie.
Een goed onderscheid maken tussen zuivere twijfel, twijfel met een tegengesteld standpunt en
twijfel met een contrair standpunt is van groot belang voor een vruchtbare discussie, die immers
over de werkelijke geschilpunten moet gaan en niet over wat men elkaar zoal in de schoenen schuift.
Het ideaal dat de argumentatietheorie voor ogen heeft, is dat de gesprekspartners steeds, door
redelijke discussie en kritische toetsing van het er discussie staande standpunt, tot overeenstemming
komen over de houdbaarheid of onhoudbaarheid van dat standpunt. Alleen als een geschil op die
manier is beëindigd, zegt met dat het is opgelost. In andere gevallen spreekt men van beslechten.
Kritische discussie = discussie waarbij iedere gesprekspartner de ander met een serieuze
overtuigingspoging probeert over te halen tot de eigen positie (het eigen standpunt of de eigen
twijfel aan een standpunt).
Discussies die niet over een geschil gaan:
- Informatieve discussie = de ene gesprekspartner beschikt over kennis die de ander door
vragen op tafel probeert te krijgen
- Onderzoeksdiscussie = geen van de gesprekspartners neemt nog een standpunt in
- Beraadslagingen = over hoe te handelen of over de te volgen koers
Discussies die wel over een geschil gaan, maar niet de oplossing van het conflict tot doel hebben:
- Ruzies
- Twistgesprekken = het doel de schijn te wekken winnaar van de discussie te zijn, waarbij de
redelijkheid er niet toe doet
- Onderhandelingen = het doel niet zozeer de ander echt te overtuigen, maar wel een
compromis te bereiken waar iedereen mee akkoord kan gaan

,Drogredenen:
- Ontduiken van bewijslast. Verdedigingsplichtregel: ‘een discussiant die een standpunt naar
voren brengt, is verplicht dit desgevraagd te verdedigen’. Wanneer hij dit niet doet, probeert
hij zijn bewijslast te ontduiken.
- Verschuiven van bewijslast. In plaats van zelf met argumenten te komen, proberen om de
ander met die taak op te zadelen (“Hoezo niet?”)
- Stroman. Wanneer iemand ervan uit gaat dat de ander ook een standpunt heeft ingenomen,
zodat het conflict gemengd zou zijn. In werkelijkheid is het conflict niet gemengd. Hij valt dus
een standpunt aan dat helemaal niet is ingenomen. Standpuntregel: ‘een aanval op een
standpunt moet betrekking hebben op het standpunt dat ook werkelijk door de andere partij
naar voren is gebracht’.
- Ignoratio elenchi = het aanvoeren van geheel irrelevante argumenten. Het is een overtreding
van de relevantieregel: ‘een standpunt mag alleen worden verdedigd door argumentatie
naar voren te brengen die op dit standpunt betrekking heeft’.
- Argumentum ad hominem = argumentatie gericht op de mens, persoonlijke aanval. Het is
een overtreding van de vrijheidsregel: ‘de discussianten mogen elkaar niet beletten
standpunten of twijfel naar voren brengen’
o Tu quoque = jij ook, erop wijzen dat de bewering of kritische vraag van je
gesprekspartner niet in overeenstemming is met zijn of haar gedrag
- Argumentum ad populum = argumentatie gericht op het volk, inspelen op emoties
- Argumentum ad verecundiam = argumentatie gericht op schroom, jezelf naar voren schuiven
als iemand die het allemaal wel weet
- Cirkelredenering = uitgangspunt is gelijkwaardig met het hoofdstandpunt

Kritiek:
- Houdbaarheidskritiek = kritiek gericht op een mogelijk gebrek aan houdbaarheid van het
argument op zichzelf, los gezien van de vraag of het argument het standpunt ondersteund.
De criticus neemt zelf geen standpunt in.
Hoofdgeschil  hoofdstandpunt
Sub-geschil  sub-standpunt
Om het eerste geschil op te lossen moet nu eerst het tweede geschil worden opgelost.
- Bewijskrachtkritiek = kritiek gericht op een mogelijk gebrekkige bewijskracht van de
argumentatie. Criticus neemt zelf geen standpunt in.
- Actieve kritiek = criticus neemt wel een standpunt in, maar vindt de argumentatie als
discussiezet toelaatbaar.
o Tegenwerping = bijvoorbeeld een retorische vraag
o Tegenargumenten = standpunt dat tegengesteld is aan het hoofdstandpunt
- Drogredenkritiek = de ander beschuldigen van het gebruik van drogredenen. Kritiek hebben
op de manier waarop de discussie wordt gevoerd = standpunt op metaniveau. Het tweede
geschil dat hiermee aan de orde komt, is dus een geschil op metaniveau = discussie over
discussie.

Argumentatiestructuren:
De verdediger van het hoofdstandpunt (proponent/ protagonist) probeert gedurende de discussie
een argumentatie op te bouwen die dat standpunt ondersteunt. De criticus (opponent/ respondent/
antagonist) probeert door kritische discussiezetten de mogelijkheid van twijfel aan het
hoofdstandpunt open te houden.

,Verzwegen argument = argument die impliciet blijft
Complementaire argument = ondervangt een bezwaar tegen het hoofdargument




Dialectische




argumentatietheorie = de richting in de
argumentatietheorie die argumentatieve monologen als impliciete kritische discussies interpreteert.

Bij het deelnemersperspectief beoordeel je uitgangspunten en redeneringen vanuit je eigen inzicht
Bij een theoretisch perspectief ga je uit van de inzichten die gelden voor de gesprekspartner of voor
het gezelschap (de discussiecultuur) waarvan ze deel uitmaken. Bij het interpreteren en beoordelen
van argumentatie is het raadzaam je te houden aan het welwillendheidsbeginsel (Principle of Charity)
= de keuze tussen twee interpretaties, één waarbij de argumentatie drogredelijk is en één waarbij zij
sterk of zwak, maar in ieder geval redelijk is.
Als we argumentatieve teksten beschouwen als impliciete kritische discussies moeten we ons
allereerst afvragen of er in de discussie die aan de tekst ten grondslag ligt soms drogredenen, dat wil
zeggen: overtredingen van de discussieregels, voorkomen.
Als tweede stap in de evaluatie kun je je afvragen of de verzameling van beweringen die de schrijver
in zijn betoog naar voren brengt logisch consistent is: bevatten deze beweringen geen strijdigheden?
Kunnen alle beweringen tegelijk waar zijn?
De derde stap heeft betrekking op de uitgangspunten. Kijken of de uitgangspunten aanvaardbaar zijn
voor de deelnemers maar ook voor andere leden van het gezelschap.
Ten slotte bekijken we in de vierde en laatste evaluatiestap de afzonderlijke argumentatiestappen.
Deductief geldige argumentatie = het is onmogelijk dat (A2) wel klopt, maar (A1) niet
Inductief argument = kan alleen een zekere (soms zeer grote) waarschijnlijkheid verlenen aan het
verdedigde (sub)standpunt.
Causale argumentatie = oorzaak – gevolg. Daarbij past de kritische vraag of de genoemde oorzaak
altijd het genoemde gevolg heeft, of dat er ook uitzonderingen zijn.
Negatief causale argumentatie = als de oorzaak er niet is, is het gevolg er niet
Autoriteitsargument = iemand wordt als deskundige aangehaald
Analogie-argumentatie = de situatie van de één lijkt op die van de ander en voor de één is iets het
geval, dus voor de ander ook.

Logische (of deductieve) geldigheid uit de logica is een noodzakelijk verband waarbij het onmogelijk
is dat (A2) wel klopt, maar (A1) niet.
Mededelende zinnen = zinnen die in de eerste plaats geschikt zijn om een al dan niet ware propositie
tot uitdrukking te brengen

,Redenering bestaat uit mededelende zinnen (ten minste één). Eén van die zinnen is de conclusie, de
andere heten premissen. Het kan dus voorkomen dat er geen premissen zijn ( dat de premissenklasse
leeg is)
Bij iedere argumentatiestap kan een onderliggende redenering worden geformuleerd, waarbij de
premissen de proposities die als argument dienen, tot uitdrukking brengen en waarbij de conclusie
de propositie waar het standpunt betrekking op heeft, tot uitdrukking brengt.
Logische redenering = een redenering is logisch geldig precies wanneer het onmogelijk is dat de
premissen waar zijn terwijl de conclusie onwaar is.
Logisch mogelijk = mogelijke werelden

,Week 2
Hoorcollege rechten en plichten
Analyseren van argumentatie:
- Structuur analyse
- Inhoudelijke analyse
o Is het wel een argument?
o Wat voor een soort argument?
- Kritische analyse
o Hoe houdbaar is het argument?
o Ondersteunt het argument het standpunt?

Ethiek gaat over het goede en juiste handelen. Welk handelen is rechtvaardig?
Niet de inhoud van het antwoord maakt iets ethisch, maar manier van redeneren.
Antwoord mogelijkheden:
Juridisch = mag het volgens de wet?
Praktisch = werkt het?
Ethisch = welk handelen is juist, en wat is rechtvaardig?

Wat is moreel handelen?
- Utilitarisme  je moet doen wat leidt tot het beste resultaat voor zoveel
mogelijk mensen, tot de beste consequenties, tot het beste netto geluk,
tot de maximalisatie van geluk. Bezwaren:
o Voorspelbaarheid uitkomst, je kiest iets over wat er in de toekomst
gaat gebeuren maar dat weet je nooit zeker.
o Rechtvaardigheid (mag ik de belangen van mijn eigen kind zwaarder
wegen?) Meerderheidsprincipe: weegt het geluk van de meerderheid
zwaarder dan de minderheid? Dan is altijd het recht van de meesten
leidend.
o Is geluk zo waardevol dat het als richtlijn voor handelen mag
gelden? Is geluk eigenlijk wel een waarde die zo belangrijk is?
- Deontologie (Kant)  absolute geboden: gaan uit van het principe. We
moeten niet kijken naar de gevolgen maar naar uitgangspunten en
principes waarop we ons handelen baseren. Zijn er geboden/ principes/
handelingsrichtlijnen te vinden op basis waarvan wij ons handelen kunnen
rechtvaardigen? categorisch imperatief = zijn er regels die altijd en voor
iedereen op gaan, waardoor we het sociale verkeer goed kunnen regelen?
Soms zijn ze met elkaar in conflict. Categorisch imperatief: je kiest voor
dat categorisch imperatief dat je ook als wet zou willen hebben. Bezwaren:
o Overschatting redelijkheid. Kant is een denker uit de Verlichting. Zijn
mensen wel zo in staat om een rationele afweging te maken? Kant
denkt dat mensen het maatschappelijk belang kunnen nastreven.

Waarden = zaken die we belangrijk vinden in het leven, het goede leven.
- Vrijheid
- Authenticiteit
- Geluk (het gevolg van het nastreven van andere waarden)
Normen = handelingsrichtlijn, het juiste leven
Deugden = waarde als karaktereigenschap

Mag je je eigen kind voortrekken?
“normale mensen” gaan er van uit dat je je eigen kind mag voortrekken

, Probleem voor ethici: partijdigheid is in strijd met ethiek. Je kan niet het belang
van één individu voorrang geven op de rest.

Eigen kring eerst (De Jong en Snik):
In Nederland financiert de staat het openbaar onderwijs én het bijzonder
confessioneel onderwijs.
Dilemma: kan en moet een liberale staat alle scholen financieren of is dit in strijd
met de liberale neutraliteit? Liberale educatieve visie vs standaard liberale visie
Conclusie: bijzonder onderwijs mag/moet gefinancierd worden, mits ze aan de
volgende voorwaarden voldoen: het zijn basisscholen, zij segregeren niet, zij
indoctrineren niet, zij benadrukken autonomie en zij ondersteunen de moraliteit
van de dominante cultuur.

H1 Over het goede en het juiste (van Hees) p13-34
Ethiek bestudeert normen en waarden. Deze spelen een essentiële rol in het
menselijk bestaan. De ethiek richt zich op de vraag welke normen en waarden we
belangrijk zouden moeten vinden. De ethiek richt zich niet primair op de
beschrijving van bestaande normen en waarden (positieve moraal), of op de
verklaring van het ontstaan van bepaalde normen en waarden, maar richt zich op
de vraag welke normen en waarden we kunnen rechtvaardigen
Waarden zijn aspecten van het leven die we belangrijk vinden. Het drukt een
beoordeling of evaluatie uit, en verwijst meestal op een meer algemene wijze
naar aspecten van het leven die we belangrijk vinden. Soms verwijst een waarde
naar een specifieke karaktereigenschap = deugden.
Normen zijn directe gedragsbepalingen het is een oordeel over wat wel of niet
het geval zou moeten of mogen zijn.
- Plicht-stellende normen: de norm drukt een plicht uit wanneer je iets zou
moeten doen.
- Permissies of toestemmingen: je mag iets doen of nalaten
Als we spreken over een moraal verwijzen we naar een stelsel van normen en
waarden, dat betrekking heeft op het handelen van mensen.
Positieve moraal = de normen en waarden die in een bepaalde cultuur of
maatschappij bestaan. Ook het recht – door de overheid in regelgeving
vastgelegde normen en waarden – is als een positieve moraal te beschouwen
De vraag naar de rechtvaardiging voor een norm is geen vraag naar de oorzaken
voor het ontstaan ervan, maar naar de redenen die voor de norm gegeven
kunnen worden. De ethiek bestudeert niet alleen bestaande normen en waarden,
maar is zelf ook normatief: ze probeert tot een oordeel over die normen en
waarden te komen
a-morele uitspraak = uitspraak zonder besef van wat goed of slecht is, die geen
waarde of norm uitdrukt en ook geen morele uitspraak is
immorele uitspraak = uitspraak die in strijd is met gedrag dat als goed word
beschouwd
morele uitspraak = de uitdrukking van normen of waarden waarmee we kunnen
instemmen, waar in onze ogen goede redenen voor zijn

Logische kloof tussen zijn en behoren = uit de constatering dat iets het geval is,
volgt niet dat we iets zouden moet doen of nalaten. Uit een feit kan niet zonder
meer een normatieve stellingname worden afgeleid. Om de redenering gelding te
laten zijn, moeten we een extra argument gebruiken
Funderingsprobleem = de opvatting dat het niet mogelijk is morele
stellingnamen te funderen en dat een ‘objectieve’ ethiek derhalve een illusie is.
Het lijkt onmogelijk tot een ultieme fundering voor ethische stellingnamen te
komen.

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper celinel30. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 68175 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€9,99  47x  verkocht
  • (2)
In winkelwagen
Toegevoegd