Werkcollege
1. Contingentie; het besef van het contingente betekent dat men de organisatie van de
samenleving, de wetten en de vorm van instellingen als het huwelijk, niet langer op de
rekening van goddelijke wil of natuurlijke noodzaak kan schrijven. Wij mensen, zijn er de
makers van. Er zijn verschillende manieren hoe een samenleving ingericht kan zijn. Idee
komt uit de verlichting. Niet door god, maar de mens maakt de samenleving. Als iedereen
zijn eigen belang achterna gaat, dan wordt het een chaos. arbitrair. Samenleving had
ook anders kunnen zijn.
Inzicht van contingentie is een oncomfortabel bewustzijn. (staat niet vast)
2. Niet arbitrair: willekeurig De manier hoe NL in elkaar zit, heeft zo zijn goede redenen. Het
had anders kunnen zijn.
Waarin verschillen de positie van Luhmann en Habermas ten aanzien van het arbitraire
Luhmann: Het is zinloos om je af te vragen welke doelen de juiste zijn. Hij is van mening dat we met
het contingentie moeten leren leven door het arbitraire op een aantal punten te aanvaren. Denkt
niet dat mensen eens worden, omdat zij ieder zn eigen belangen volgt.
- Mensen worden het nooit eens en moeten dus met het arbitraire leven
- Door mederheidsregels, religie, natuur, respect voor traditie
- Sociologie kan inzichinten aanreiken. Mensen leren met het arbitraire leven
Habermas: Vrij optimistisch beeld van de mens. Je kan de willekeur tegen.
Wetenschap kan niet iets zeggen over normen en waarden. Wanneer je deze dusdanig verfijnd,
dan worden mensen uiteindelijk met elkaar eens
Habermas:
- Wetenschap verrijkt onze kennis, mar geeft geen richting aan ons handelen.
- Methode van de wetenschap verfijnen door open communicatie en redelijke, eerlijke
mensen worden het eens.
- Arbitraire verdwijnt
Vraag 2: welke regels of principes onderbouwen het geven van geschenken?
1. functionaliteit
2. Doelmatigheid
3. Reciprociteit - het is geven en nemen. Wederkerigheid. Soms verplicht om geschenk te
geven. Weder gift wordt verwacht binnen acceptabele termijn. Dit is het
reciprociteitsprincipe. Geschenken moeten naar verhouding zijn van o.a. de status van
mensen, koopkracht, de gelegenheid en relatie tot de ontvanger: proportionaliteit.
4. Vermogendheid
Giften maken sociale relaties mogelijk, en houden deze in stand. Het geven van geschenken is een
sociaal verschijnsel: regelt, sociale verhoudingen tussen mensen (Mauss). Zonder te geven, kun je
minder vrienden maken oid. Of een sterkere band opbouwen.
, Vraag 3: Hoe zullen aanhangers van de rationale keuze theorie solidariteit verklaren?
Wat houdt de rationele keuze theorie in?
Rationeel: je eigen plezier; nut. Plezier –
pijn. Alles zoveel in je eigen voordeel.
Wat het prettigst is voor jezelf, niet het
grote belang. Het grootste nut behalen,
door weinig te doen. Zo min mogelijk
pijn. Egoïsme!
Waarom lijkt solidariteit in strijd te zijn met deze theorie?
Je denkt aan het eigen. Solidariteit is juist iets voor anderen over hebben of aan anderen denken en
niet altijd aan je eigen belang/plezier te gaan denken.
Je kan je goed voelen als je wat voor een ander doet. Uiteindelijk kun je wat van mensen
terugverwachten als je iets voor hen doet.
Solidariteit en rationele keuze theorie: dwang en inspelen op persoonlijke belangen om toch
solidair te zijn. (verplicht stellen om iets voor sportvereniging te doen, staat kan ook dingen
verplichten: bv, basisverzekering.)
Vraag 4. De klassieke onderzoekscyclus schrijft een aantal stadia voor wetenschappelijke vooruitgang
voor. Welke stelling over deze onderzoekscyclus is fout?
1. In empirisch onderzoek moet een hypothese altijd empirisch getoets kunnen worde
2. Theorieen zijn algemene uitspraken over het menselijk gedrag, waarvan de verbijzondering
de geobserveerde werkelijkheid kan verklaren
3. Na De formulering van een hypothese wordt een algemene stelling opgesteld
4. Na toetsing en observatie volgt de aanpassing van de theorie.
Je kan maar 1 hypothese hebben en dit zijn toetsbare stellingen. Er zijn verschillende methodes
om te toetsen. Uiteindelijk concludeer je iets en op basis van die conclusie kun je de theorie
aanpassen als het nodig is.
1. Theorie (algemene uitspraaak over gedrag en samenleving
2. Verbijzodering van de theorie, toespitsing op specifieke situatie
3. Hypothese (toetsbare stelling)