,College 1
Literatuur
H1Sociologie, een inleiding: Sociologie heeft het bewustzijn van het contingente verspreid.
Zij hebben ons geleerd dat gewoonten, handelingswijzen en opvattingen en alle instellingen
die ons vanzelfsprekend lijken, elders vaak totaal anders zijn, en dus ook bij ons totaal anders
hadden kunnen ontwikkelen. Denk aan bijv het huwelijk. Polygamie/monogamie. Dit zijn
verschillende culturen, sinds de ontdekkingsreizen zijn we bewust geworden van de
diversiteit van culturen. ‘Wat geldt als waarheid aan de ene kant van de Pyreneeën, is
dwaasheid aan de andere kant.’ Keuzes die samenlevingen of culturen maken, de paden die
zij inslaan, beperken latere keuzemogelijkheden.
H2 Sociologie, een inleiding: De sociologie moet de sociale werkelijkheid voor de mensen
doorzichtig en beheersbaar maken. Socioloog heeft een empirisch-analytische, kritische en
praktische taak. Meisjes presteren beter in het onderwijs, dit omdat scholen beter aansluiten
bij houdingen als zorgzaamheid. Terwijl de arbeidsmarkt beter aansluit bij houdingen als
competitiviteit en agressiviteit. Empirisch-analytisch is vooral onderzoek doen, hoe komt dit,
hoe komt dat. Weerstand tegen nieuwe kennis is een wijdverbreid verschijnsel. Zodra in een
onderneming of door de overheid een maatregel wordt genomen, heeft een aantal mensen
daar belang bij. De socioloog zal tegen mensen en bestaande belangen en vooroordelen
ingaan. Achter de werkelijkheid zoals die lijkt, toont hij een dieperliggende werkelijkheid,
die mensen soms liever niet onder ogen zien. Dit is de kritische functie van de socioloog. De
praktische functie is om meer inzicht te bieden, en begrip voor anderen en waardering van het
samenleven vergroten. Kennis is voor hen niet alleen nodig om te beheersen en te veranderen,
even belangrijk is het leren begrijpen, waarderen en genieten. De houding van een socioloog
heeft 4 kenmerken: belangstelling voor samenhang, afstandelijke betrokkenheid, empirische
gezindheid en respect.
Wat is sociologie?
Sociologie is de studie van het menselijke, sociale leven, van menselijke groepen en
maatschappijen.
In je hele leven sta je in contact met andere mensen. Ouders, vrienden, leerkrachten. Wij
hebben andere mensen nodig en zijn van elkaar afhankelijk. We werken samen, denk aan
verzorgingsstaat, maar ook in kleinere groepen, zoals sportteam.
Het gaat vaak om de vraag tot welke sociale groep iemand behoort. Bijvoorbeeld sociale
economische status, hoogte opleiding. Hoor je bij de werkenden/werklozen. Is dus een proces
van in- en uitsluiten. Wij/zij ontstaat. Al deze groepen zeggen iets over ons, of verwachtingen
, van ons. Wordt gekeken naar ongelijkheden tussen deze groepen, hoog-/laagopgeleiden bijv
of man/vrouw.
Socioloog kijkt naar verschillen in en tussen deze groepen.
Microproces: gedrag van individuen
Macroproces: sociale systemen, groepen, instituties
Er is niet 1 definitie van wat is dé definitie van sociologie. Waarom is dit zo moeilijk? Het is
een vrij jonge wetenschap. Heel breed vakgebied, grote groepen, kleine groepen, en heel veel
onderwerpen. Uiteenlopende aanpak: causale relaties, ja/nee.
Stratificatie: Ongelijkheid tussen groepen
Het ontstaan van de sociologie
18e-20e eeuw grote maatschappelijke ontwikkelingen. In de 18e eeuw was de Westerse
omgeving een agrarische samenleving. Door de industriële revolutie industriele samenleving.
Van platteland vertrok men naar de stad, om in fabrieken te werken. Productiviteit en
welvaart nam toe. Deze veranderingen riepen vragen op over de samenleving. Onder invloed
van Franse revolutie en de Verlichting vond ook een verandering plaats. De
standenmaatschappij: adel, geestelijken, boeren. ging over naar klassenmaatschappij.
Scheidslijnen werden vager. Positie werd bepaald door sociale klasse: opleidingsniveau,
inkomen. Onderwijs werd toegankelijker, mensen kregen kansen om hogerop te komen. Ratio
(verstand) werd meer belangrijk. Wat de kerk zei werd niet standaard voor waar aangenomen.
De samenleving bleek meer ‘maakbaar’.
Modernisering leidde tot toename productiviteit en meer welvaart. Maar de ongelijkheid nam
dus ook toe. Werkenden leefden onder zeer slechte omstandigheden. Er ontstond de behoefte
naar meer kennis van de maatschappij. Verbetering was gewenst, daarvoor was kennis nodig.
Centrale uitgangspunten sociologie
Basis van de sociologie: besef van contingentie. Het had ook anders kunnen zijn. Onze
samenleving had er ook anders uit kunnen zien. Er is verschil in gewoontes, opvattingen. Dit
besef noemt men besef van contingentie. VB: hoger onderwijs VS en NL. VS: veel geld
nodig, men leeft op campus, verschil in kwaliteit onderwijs. NL: wordt gefinancieerd, weinig
verschil in kwaliteit onderwijs, we leven niet op campus. Invulling van hoger onderwijs is
dus anders. Het had ook anders kunnen zijn in NL.
Basis van de sociologie: niet arbitrair. Hoe onze samenleving er uit ziet is niet toevallig. VB:
hoger onderwijs VS en NL. VS: gelijke startkansen/uitkomsten minder van belang,
individueel presteren. NL: sprake van verzorgingsstaat. De manier waarop we samenleven is
niet vanzelfsprekend, maar ook niet toevallig.
Doel van de sociologie: onderzoeken hoe mensen samenleven en hoe het komt dat ze juist zo
samenleven.
Het probleem van de niet-arbitraire contingentie. (niet toevallig en niet vanzelfsprekend)
Mogelijke oorzaken (de legitimerende derden)