Behandeling en interventies gericht op psychosociale problemen, leerproblemen en
ontwikkelingsproblemen
Inhoud
Week 1..................................................................................................................................................... 2
Hoorcollege 1: (Ortho)pedagogiek als handelingswetenschap + overzicht behandelperspectieven . 2
Johnson et al., 1997 (hf. 1) .................................................................................................................. 7
Tak et al., 2014 (pp. 38-43; 114-116; 133-141) ................................................................................. 13
De Bruyn et al., 2005 (hf. 9-10) ......................................................................................................... 20
Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk, Nederlands Instituut van Psychologen,
Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen, 2017 (hf. 4-5) .............................. 25
Week 2................................................................................................................................................... 37
Hoorcollege 2: Het leertheoretisch kader als behandelingsperspectief ........................................... 37
Prins et al., 2018 (hf. 1, 2, 3).............................................................................................................. 45
Week 3................................................................................................................................................... 67
Hoorcollege 3: Van interventieonderzoek naar richtlijnen ............................................................... 67
Veerman et al., 2006 (hf. 1, 2, 3) ....................................................................................................... 73
Prins et al., 2018 (hf. 12) ................................................................................................................... 87
Kennisclip: functieanalyse ................................................................................................................. 89
Kennisclip: betekenisanalyse............................................................................................................. 90
Kennisclip: holistische theorie ........................................................................................................... 91
Week 4................................................................................................................................................... 92
Hoorcollege 4: (Cognitieve) gedragstherapie nader uitgewerkt ....................................................... 92
Prins et al., 2018 (hf. 4, 5, 6).............................................................................................................. 98
Cladder et al., 2009 (pp. 34-36) ....................................................................................................... 113
Rijkeboer & Van den Hout, 2014 ..................................................................................................... 114
Kennisclip: registratieopdracht ....................................................................................................... 117
Week 5................................................................................................................................................. 118
Hoorcollege 5: Behandeling en interventies in het veld leerlingenzorg ......................................... 118
Kroesbergen & Van Luit, 2003 ......................................................................................................... 125
Van der Leij, 2017 ............................................................................................................................ 126
Ruijssenaars & Van Luit, 2009 (pp. 31-39) ...................................................................................... 129
Week 6................................................................................................................................................. 132
Hoorcollege 6: Protocollair versus Modulair................................................................................... 132
Chorpita & Daleiden, 2009 .............................................................................................................. 136
De Graaf et al., 2011 ........................................................................................................................ 137
Weisz et al., 2012 ............................................................................................................................ 139
,Week 7................................................................................................................................................. 140
Hoorcollege 7: Non-specifieke factoren van behandeling met het accent op gehandicaptenzorg 140
Van den Broek, 2017 (hf. 10)........................................................................................................... 142
Olivier-Pijpers et al., 2020 ............................................................................................................... 146
Bartelink et al., 2013 (hf. 4) ............................................................................................................. 149
Van Yperen et al., 2010 ................................................................................................................... 158
Prins et al., 2018 (hf. 7) ................................................................................................................... 162
Week 8................................................................................................................................................. 166
Hoorcollege 8: Het gezin als focus voor behandeling ..................................................................... 166
Byrne et al., 2016............................................................................................................................. 168
Carr, 2019 ........................................................................................................................................ 170
Lange, 2018 (Prins, hoofdstuk 10) ................................................................................................... 180
Rivett & Buchmüller, 2018 .............................................................................................................. 185
Overige hoofdstukken Prins ................................................................................................................ 192
Hoofdstuk 8 ..................................................................................................................................... 192
Hoofdstuk 9 ..................................................................................................................................... 196
Hoofdstuk 11 ................................................................................................................................... 199
Extra aantekeningen........................................................................................................................ 204
Week 1
Hoorcollege 1: (Ortho)pedagogiek als handelingswetenschap + overzicht
behandelperspectieven
De orthopedagoog als professional
De orthopedagoog dient kennis en kunde toe te passen over procedures en methodieken met als
doel om dat wat gewenst is te realiseren (normatieve gezichtspunt). Het oorspronkelijk object van de
orthopedagogiek is het afwijkende kind.
De term afwijkend
Hierbij gaat het om het moeilijk opvoedbare kind, een kind met leerproblemen of een fysiek of
mentaal beperkt kind. Het doel van het orthopedagogisch ingrijpen is het kind helpen bij de
maatschappelijke integratie.
Therapiecyclus
De indicatieanalyse is het scharnierpunt tussen diagnostiek en behandeling. De indicatie is de
aanleiding voor advies. Dit wordt gedaan met empirische punten en wetenschappelijk onderzoek. De
indicatieanalyse leidt tot het kiezen van een bepaald type interventie. Dan start de interventie of
therapie. Dit bestaat uit de planning, uitvoering en beoordeling van het effect.
,Fasen in het hulpverleningsproces
Orthopedagogiek als handelingswetenschap
De regulatieve cyclus is een modelmatige reconstructie voor een wijze van probleem oplossing.
Daarmee kun je de effectiviteit van de geboden hulp evalueren. Dit is beter geschikt dan de
empirische cyclus omdat het primaire doel van hulpverlening ‘verandering’ is en niet ‘beschrijven’. Er
wordt vaak gebruik gemaakt van een getrapte benadering. De hulp moet zo kort mogelijk, maar zo
lang als nodig.
Orthopedagogisch handelen
Binnen de onderscheiden fasen in het hulpverleningsproces zijn er beslissingsmomenten ingebouwd
(regulatieve cyclus) en voor de voortgang wordt bewaakt door onderzoeksmomenten in te bouwen
(empirische subcycli). Het hulpverleningsproces is dus regulerend en er zijn hierbinnen predictieve
onderzoeksmomenten.
Integratie cycli
Regulatieve cyclus heeft een handelingsgericht karakter. Het toetst aan de hand van de empirische
cyclus. Het onderzoekt of de gewenste verandering wel heeft opgetreden.
Fasen van de regulatieve cyclus
, - Probleemherkenning
- Probleemdefiniëring
- Bedenken en afwegen van behandelingsmogelijkheden (advies & overleg)
- Maken van een plan
- Plan uitvoeren (monitoren en bijstellen)
- Evaluatie
Complexiteit van behandeling
Er zijn veel factoren die een invloed hebben op het behalen van het uiteindelijke doel:
• Het integreren van gegevens wordt complexer naarmate de problematiek veelzijdiger is
en er meer disciplines zijn betrokken (sociaal, cognitief, etc.)
• Veel factoren van invloed op uiteindelijke resultaat (vragenlijst, observaties,
verschillende theoretische indicaties, etc)
• Dialogische gerichtheid van de orthopedagoog (risico op beschuldiging of
incompetentieverklaring, multiculturele gezinnen, belang contact)
Orthopedagogische invalshoek
Er is ook een verschil tussen kinderen en adolescenten. Je moet afstemmen op het
ontwikkelingsniveau. Het kind is namelijk nog afhankelijk van anderen. Bij kinderen ligt de nadruk op
non-verbale communicatie. Er wordt waarschijnlijk gebruik gemaakt van spel. Een interventie bij
kinderen is vaak gericht op het kind en de ouders. Of het kind in de behandeling blijft, ligt aan
ouderfactoren, kindfactoren en gezinsfactoren. Bij een adolescent zal dit een stuk minder afhangen
van de ouderfactoren. Ook spelen ethische kwesties een rol.
, Modellen
- Systemisch model
- Psychodynamisch model
- Client-centered model (humanistisch)
- Biomedisch model
- Leertheoretisch model (behavioristisch en cognitief)
Systemisch model
Het functioneren van het gezin als geheel staat centraal. Het gezinsfunctioneren heeft een invloed op
het gedrag van het kind. Veel probleemgedag wordt veroorzaakt door maladaptieve gedragingen van
het gezin. Een permissieve en autoritaire opvoedstijl kunnen leiden tot probleemgedragingen bij het
kind. Het hangt af van de warmte, controle en betrokkenheid tussen kind en ouders. Gedrag kan niet
geïsoleerd worden bekeken, omdat men het hele gezinsfunctioneren wilt onderzoeken. Het
geïdentificeerde kind voelt zich minder als het probleemkind. Dit kan worden gedaan met
gezinsobservatie, gezinsvragenlijsten, gezinsinterviews en door een genogram (soort van landkaart
maken van verschillende generaties en in hierin staan de relaties en patronen/eigenschappen). De
focus bij de diagnostiek ligt op het gezin.
De behandeling moet betrekking hebben op het hele gezin. Er moet worden gezorgd voor een
gezond en evenwichtig gezinssysteem. De hulpverlener is onderdeel van de behandeling. Ouders
moeten worden erkend als experts van het kind. Je moet ze zien als individu. De aangrijpingspunten
zitten in de gezinstherapie (systeemtherapie) en oudergroepen of oudertherapie. Het probleem is
dat gezinsleden soms willen afhaken en zijn soms lastig te motiveren.
Psychodynamisch model
Dit model is gericht op het ontwikkelingsproces. Het gaat om fasentheorieën. Voor persoonlijke
ontwikkeling moet men emotionele en angst crisissen doormaken. Er is een belang van personen in
vroege ontwikkeling. Ook is er aandacht voor intra-psychische aspect van een individu. De focus van
behandeling is de individuele interne perceptie. Persoonlijkheid is de uitkomst van een
ontwikkelingsproces: (1) id gaat om het lustprincipe; (2) ego gaat om het realiteitsprincipe; (3)
superego gaat om het ego-ideaal of te wel, het geweten.
De sociaal-emotionele ontwikkeling raakt verstoord door het niet succesvol oplossen van een conflict
(tussen id, ego en super-ego). Het conflict is ontstaan is de orale, anale of fallische fase. De orale fase
wordt gekenmerkt doordat kinderen bij vanaf de geboorte alles in de mond willen stoppen. Agressie
wordt geuit door bijten en spijgen. De anale fase wordt gekenmerkt door zindelijkheid, agressie
wordt geuit in driften en overgecontroleerd gedrag. De fallische fase wordt gekenmerkt door
nieuwsgierigheid. Jongens zijn trots met hun penis maar zijn bang voor het verdwijnen ervan. Meisjes
hebben enige afgunst en een gevoel van een gemis, maar zijn trots op het lichaam. Ze zijn bezig met
de relatie met hun ouders. Agressie wordt geuit door domineren. Elextracomplex is sterke seksuele
binding van een jong meisje aan de vader. Bij jongens noemen we dit opiduscomplex. Abnormaal
gedrag treed op bij fixatie van gedragingen ten gevolgen van conflict.
Voor de diagnostiek kunnen interviews over de vroege ontwikkeling worden afgenomen. Er wordt
hierin besproken hoe de psychoseksuele ontwikkeling is verlopen. Het kan ook met
projectiemateriaal zoals vertelplaten, zinaanvullijsten, tekening en spel. Geblokkeerde ontwikkeling
kan weer op gang worden gebracht door het kind inzicht te geven in tegenstrijdige wensen en
gevoelens. Ook moeten de objectrelaties (relaties met significante anderen) worden beïnvloeden.
Een interventie is opgesteld door Melanie Klein (1930). Eerste analytica die de rol van ‘spel’