100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Nectar Biologie 5 vwo Hoofdstuk 15 Kwetsbare ecosystemen €3,48   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Nectar Biologie 5 vwo Hoofdstuk 15 Kwetsbare ecosystemen

1 beoordeling
 257 keer bekeken  3 keer verkocht

In dit document vind u een samenvatting van Hoofdstuk 15 Kwetsbare ecosystemen uit het 5 vwo biologieboek van Nectar.

Voorbeeld 2 van de 6  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 15
  • 2 april 2021
  • 6
  • 2019/2020
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (5441)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: 11595637 • 1 jaar geleden

avatar-seller
cooorsn
Hoofdstuk 15 - Kwetsbare ecosystemen
Paragraaf 1 - Energiestromen
 Ecosysteem = een begrensd gebied met een wisselwerking tussen organismen onderling
(biotische factoren) en hun omgeving (abiotische factoren).
 In elk ecosysteem gebruiken organismen energie om organische stoffen (stoffen met het
element C waaraan H-atomen gekoppeld zijn, gemaakt door een organisme) te vormen.
 Door fotosynthese maken planten (en sommige bacteriën) m.b.v. zonlicht energierijk
C6H12O6 (glucose) uit CO2 en H2O. De energie die planten via fotosynthese vastleggen, is
beschikbaar voor alle andere organismen in het ecosysteem. (Insecten en kraagdieren
leven er direct van, vossen en roofvogels indirect).
 Elk organisme gebruikt een deel van de organische stoffen als bouwstof of als
energiebron.
 CO2 en H2O zijn anorganische stoffen, omdat ze geen C-H-verbindingen hebben en omdat
ze vrij in de natuur voorkomen.
 Aan het begin van elke voedselketen staan de producenten van het ecosysteem, zij zijn de
organismen die energie vastleggen in organische verbindingen.
 Planten zijn foto-autotrofe organismen (= organismen die m.b.v. lichtenergie organische
stoffen maken uit anorganische stoffen). BINAS 93A1
 Heterotrofe organismen = consumenten van het ecosysteem
 Heterotrofe organismen gebruiken een deel van de organische stoffen uit hun voedsel als
bouwstof en ander deel is bouwstof.
 De vrijgekomen energie gebruiken heterotrofe organismen voor hun celprocessen en
lichaamsactiviteiten. Daarbij verlaat een deel van de energie de consumenten als warmte.
 Schimmels en bacteriën leven van gestorven organismen en hun organische
afvalproducten. Zij zijn reducenten en staan het eind van een voedselketen.
 Wat er uiteindelijk overblijft, zijn alleen anorganische stoffen. De vrijgekomen warmte
verlaat het ecosysteem.
 In bodems leven bacteriën die ook hun eigen organische stoffen bouwen uit anorganische
stoffen (dus planten zijn niet de enige autotrofe organismen in een ecosysteem).
 De bacteriën gebruiken geen licht, maar chemische energie die vrijkomt bij de oxidatie van
stoffen als NH4+ (ammonium) en NO2- (nitriet). Dit is chemosynthese.
 Chemosynthese = het opbouwen van organische stoffen uit anorganische stoffen m.b.v.
energie die vrijkomt ij een chemische reactie met anorganische stoffen.
 Nitrietbacteriën gebruiken de vrijkomende energie om glucose te vormen uit CO2 en H2O.
 Andere bacteriën oxideren NO2- verder tot NO3- (nitraat). De vrijgekomen energie
gebruiken ze om organische stoffen te maken. Dit zijn nitraatbacteriën.
 Nitraat- en nitrietbacteriën zijn chemo-autotroof en spelen een belangrijke rol in het
hergebruik van stikstof door planten. BINAS 93G
-
 Voor nitraatbacteriën is NO3 een afvalstof. Planten nemen het op om eiwitten te maken.
De eiwitten komen na korte of langere tijd in het milieu. Na rotting ontstaat NH 4+ dat de
nitrietbacteriën weer gebruiken.


Paragraaf 2 - Populaties

,  Fitness = het vermogen om bepaalde allelen door te geven aan de volgende generatie.
 Een gevarieerde genetische samenstelling van de populatie verhoogt de overlevingskans
van de populatie
 Inteelt = kruisen van nauwverwante dieren, waarbij afwijkingen kunnen ontstaan.
 Met de wolven op een eiland ging het slecht, dit kwam 1) omdat hun fitness laag was, 2)
omdat de wolvenpopulatie erg klein was en alle leden van de populatie nauw verwant
waren, waardoor er inteelt was.
 Alleen strenge winters konden de wolven nog redden, omdat het meer dan bevriest,
waardoor wolven van het vasteland via het ijs het eiland kunnen bereiken. In het verleden
gebeurde dat regelmatig, maar nu niet meer.
 Inteelt was niet het enige probleem, want in 1980 bracht een hond het canine parvovirus
naar het eiland (deze ziekte is vrijwel ongeneselijk).
 Ook de populatie elanden is niet stabiel op het eiland. Door predatie van de wolven daalde
de populatie, maar door de dood van de wolven (door het virus) groeide het aantal
elanden.
 Ongunstige biotische (levende) en abiotische (niet-levende) factoren beïnvloedden de
populatie negatief.
 Populaties nemen af door sterfte en emigratie.
 Populaties groeien door geboorte en immigratie.
 Hoeveel soorten maximaal op een eiland kunnen leven, hangt af van de grootte van het
eiland. Een groot eiland heeft vaak meer habitats en ecologische niches dan een klein
eiland.
 Als de omstandigheden op een eiland veranderen, dan kunnen er andere habitats en
ecologische niches ontstaan.
 De grootste biodiversiteit vind je in een landschap waar ecosystemen langzaam in elkaar
overgaan. Het tussenliggende gebied vormt een gradiëntecosysteem (= een ecosysteem
met geleidelijke veranderingen van soortensamenstelling en milieufactoren dat zorgt voor
een grote biodiversiteit).
 Voorbeelden van een gradiëntecosysteem: het verloop van hoog naar laag, van nat naar
door, van de ene naar de andere bodemsoort of van voedselrijke, naar voedselarme
bodem (dat leidt tot verschillen in begroeiing en verschillen in bewoners).
 Eilandtheorie = theorie die het verband beschrijft tussen de biodiversiteit en factoren als
de grootte van het eiland en de afstand die organismen moeten afleggen om er te komen.
BINAS 93C
 Dynamisch evenwicht (S*) = bewegend evenwicht
 De plaats van het evenwicht hangt af van een aantal factoren:
1. De grootte van het eiland (op een groot eiland (L) kunnen meer soorten er kunnen
leven dan op een klein eiland (S)).
2. De afstand van een eiland tot het vaste land (migratie naar een eiland dichtbij (C) gaat
sneller dan wanneer een eiland verder weg is (D)).
 Wat geldt voor eilanden, geldt ook voor andere gescheiden gebieden, zoals bergtopen en
meren. Of andere organismen zo’n gebied koloniseren hangt af van de afstand en de
hoeveelheid soorten die er al zijn.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper cooorsn. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,48. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 76669 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,48  3x  verkocht
  • (1)
  Kopen