Anatomie en fysiologie
Inhoudsopgave
Werkgroep 1.................................................................................................................................................. 2
Hoofdstuk 7 Spijsverteringsstelsel.................................................................................................................. 2
7.1 Voedingsstoffen..............................................................................................................................................2
7.1.1 koolhydraten...........................................................................................................................................2
7.1.2 Lipiden.....................................................................................................................................................3
7.1.3 Eiwitten...................................................................................................................................................4
7.1.4 Mineralen................................................................................................................................................4
7.1.5 vitaminen................................................................................................................................................5
7.1.6 Water......................................................................................................................................................5
7.2 Spijsverteringskanaal......................................................................................................................................5
7.2.1 Algemene bouw van de wand................................................................................................................5
7.2.2 Mondholte..............................................................................................................................................6
7.2.3 Keelholte.................................................................................................................................................6
7.2.4 Slokdarm.................................................................................................................................................7
7.2.5 Maag.......................................................................................................................................................7
7.2.6 Dunne darm............................................................................................................................................9
7.2.7 Dikke darm............................................................................................................................................12
7.3 Spijsverteringsklieren en galwegen..............................................................................................................13
7.3.1 Alvleesklier............................................................................................................................................13
7.3.2 Lever.....................................................................................................................................................14
7.3.3 De galwegen.........................................................................................................................................17
Werkgroep 2................................................................................................................................................ 17
Kennisclip glucosespiegel....................................................................................................................................17
Kennisclip diabetes.............................................................................................................................................17
3.1.3 Klierepitheel...............................................................................................................................................18
11.1 Algemene werking van hormonen..............................................................................................................18
11.7 Eilandjes van Langerhans...........................................................................................................................19
Voorbereidingsopdracht 2..................................................................................................................................20
1
,Werkgroep 1
Hoofdstuk 7 Spijsverteringsstelsel
7.1 Voedingsstoffen
Ons voedsel bestaat uit zes verschillende voedingsstoffen: suikers, vetten, eiwitten, mineralen,
vitaminen en water. Het lichaam gebruikt de voedingsstoffen als brandstoffen, als bouwstoffen of als
hulpstoffen ter ondersteuning van de stofwisseling. Voedingsstoffen zijn opgebouwd uit organische
(gemaakt in of door levende organismen) en anorganische (oorsprong in de niet-levende natuur)
moleculen.
De voedingsstoffen en hun algemene functies
Voedingsstoffen Functie(s) voor het lichaam
Koolhydraten (suikers) Brandstof; in mindere mate: bouwstoffen
Lipiden (vetten) Bouwstoffen en brandstoffen; isolatie, oplosmiddel voor bepaalde
vitaminen
Proteïnen (eiwitten) Bouwstoffen en hulpstoffen; in noodgevallen: brandstoffen
Mineralen (zouten en Bouwstoffen en hulpstoffen
sporenelementen)
Vitaminen Hulpstoffen
Water Oplosmiddel, transportmedium, warmtebuffer, steunstof, vulmiddel
Organische en anorganische moleculen
Organische moleculen Anorganische moleculen
Groot van formaat Klein van formaat
Energierijk (leveren energie op bij verbranding) Energiearm
Komen voor in organismen Komen in levenloze en levende stoffen voor
Bevatten altijd de volgende atomen: Kunnen alle soorten atomen bevatten
- C (koolstof), H (waterstof), O (zuurstof)
- Ook: N (stikstof), S (zwavel), P (fosfor)
Hebben een koolstofskelet Hebben geen koolstofskelet, structuur varieert
Belangrijke organische stoffen: Belangrijke anorganische stoffen:
- Koolhydraten (C, H en O) - Koolstofdioxide (CO2)
- Vetten (C, H en O) - Zuurstof (O2)
- Aminozuren (C, H, O, N, soms S) - Water (H2O)
- Eiwitten (C, H, O, N, soms S) - Keukenzout (NaCI)
- Nucleïnezuren, zoals DNA en RNA - Ammoniak (NH2)
- ATP - Waterstofcarbonaat (H2CO2)
- Vitaminen
7.1.1 koolhydraten
Koolhydraten (suikers) zijn de belangrijkste energieleveranciers van de cellen. Naast de functie van
brandstof worden koolhydraten ook gebruikt voor de aanmaak van belangrijke organische
verbindingen. Koolhydraten bestaan uit ringvormige moleculen. Elke ring heeft een koolstofskelet
van ze (C6) of vijf (C5) koolstofatomen. Er zijn drie groepen: monosachariden, disachariden en
polysachariden.
2
, Monosachariden
Een monosachariden bestaat uit één ringvormig molecuul. Drie typen monosachariden hebben een
C6-ring, namelijk glucose (druivensuiker), fructose (vruchtensuiker) en galactose.
Ribose is een monosacharide met een C5-ring. Monosachariden zijn kleine moleculen die via de
poriën in de celmembraan gemakkelijk de cel in diffunderen. Alle koolhydraten in het voedsel
worden afgebroken tot monosachariden.
Disachariden
Disachariden zijn koolhydraten die uit twee monosachariden zijn opgebouwd. De molecuulformule
is C12H22O11. De drie meest voorkomende disachariden zijn: maltose (glucose + glucose), lactose of
melksuiker (glucose + galactose) en sacharose (glucose + fructose). Disachariden worden in het
spijsverteringskanaal gesplitst in de monosachariden waaruit ze bestaan.
Polysachariden
Polysachariden zijn koolhydraten die uit veel tot zeer veel monosachariden bestaan. De
molecuulformule is (C6H12O5)n. De n geeft aan hoeveel monosachariden erin zitten. De belangrijkste
polysachariden in ons voedsel zijn zetmeel, glycogeen en cellulose. Zetmeel en cellulose zijn
gekoppelde glucosemoleculen. Glycogeen is een dierlijk polysacharide. Glycogeen wordt in de lever
en de skeletspieren gevormd en dient als glucoseopslag. In het spijsverteringskanaal worden
glycogeen en zetmeel omgezet in glucose.
Afbraak van koolhydraten
De polysachariden en disachariden worden tijdens de spijsvertering tot monosachariden afgebroken.
Dit gebeurt mechanisch (kauwen) en chemisch. Voor elke chemische omzetting is een ander enzym
actief:
- Amylase: ‘knipt’ de zetmeelketen in disachariden (maltose).
- Maltase: splitst de maltosemoleculen in twee glucosemoleculen.
- Lactase: splitst lactose in glucose en galactose.
- Sacharase: splitst sacharose in glucose en fructose.
7.1.2 Lipiden
Lipiden zijn vetten en vetachtige stoffen. Ze zijn niet in wateroplosbaar. Lipiden kunnen als brandstof
gebruikt worden. In het lichaam dienen lipiden verder als energiereserve (vetweefsel), als bouwstof
(bijvoorbeeld in celmembranen), als oplosmiddel voor bepaalde vitaminen en als elektrische isolatie
rondom zenuwuitlopers. Lipiden worden in drie groepen verdeeld: triglyceriden, fosfolipiden en
sterïoden.
Een triglyceridemolecuul bestaat uit één molecuul glycerol en drie vetzuurmoleculen. Verzadigde
vetzuren hebben de algemene molecuulformule CnH2n+1COOH. In onverzadigde vetzuren zijn er
minder H-atomen gebonden, omdat er tussen een of enkele C-atomen een dubbele binding zit.
Fosfolipiden zijn vetten waarbij aan de glycerol behalve vetzuren ook een fosfaatmolecuul vast zit.
Aan de ene kant zitten de vetzuren; deze kant is hydrofoob (waterafstotend). Aan de andere kant zit
een fosfaatmolecuul; deze kant is hydrofiel (wateraantrekkend).
Sterïoden zijn vetachtige stoffen die in tegenstelling tot de twee andere soorten lipiden een
ringstructuur hebben. Een belangrijkste sterïode is cholesterol. Deze stof vormt een belangrijk
bestanddeel van celmembranen.
3