ZES PSYCHOLOGISCHE
STROMINGEN EN ÉÉN
CLIËNT SAMENVATTING
LEERJAAR 2, KWARTIEL 3 (2020-2021), HOGESCHOOL SAXION,
TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE
VAK: PERSOONLIJKHEIDSLEER
BOEK: ZES PSYCHOLOGISCHE STROMINGEN EN ÉÉN CLIËNT, 5 E DRUK
ISBN: 9789024402465
,HOOFDSTUK 4.1 T/M 4.3 & 4.6 T/M 4.6.3 & 4.6.5
4.1 INLEIDING
Behaviorisme en cognitieve psychologie
De wortels van de cognitieve gedragstherapie liggen in twee psychologische stromingen, het behaviorisme en
de cognitieve psychologie. Het behaviorisme vormt het theoretisch kader van de gedragstherapie, de
cognitieve psychologie dat van de cognitieve therapie.
De cognitieve psycholoog ziet de mens als een informatie verwerkend systeem, als een soort computer: we
hebben vaak allerlei automatische verklaringen, gedachten over de wereld en onszelf.
Ons gerag wordt beïnvloed door onze interne software die bepaalde interpretaties genereert voor datgene wat
we meemaken. Als we ons naar onze interpretaties gedragen, worden ze ook vaak bevestigd. Op deze manier
kunnen vicieuze cirkels ontstaan.
Attributies
De gebeurtenissen die we meemaken, kunnen we op veel verschillende manieren verklaren. Het toeschrijven
van een gebeurtenis aan een bepaalde oorzaak noemen we attributie. Bij het attributieproces worden drie
dimensies onderscheiden:
1. Stabiel vs instabiel
Is de oorzaak permanent aanwezig (stabiel) of tijdelijk (instabiel)?
2. Intern vs extern
Wordt de oorzaak aan jezelf toegeschreven of aan de omgeving?
3. Globaal vs specifiek
Voor elke gebeurtenis zijn verschillende combinaties van attributies mogelijk.
Locus of control
De manier waarop je gebeurtenissen attribueert, heeft te maken met je ‘’locus of control’, het geeft aan waar
je het controlepunt legt over de zaken die je meemaakt. Als je een ‘interne locus of control’ hebt, heb je het
idee dat je invloed hebt op de dingen die je meemaakt. Bij een ‘externe locus of control’ denk je dat de dingen
je overkomen, dat je er niks aan kan doen.
Aangeleerde hulpeloosheid (Seligman)
Als je denkt geen invloed te kunnen uitoefenen op je situatie, kun je in een toestand kamen van ‘geleerde
hulpeloosheid’. Er is hierbij sprake van een ‘externe locus of control’.
Automatische verklaringen
Vaak hebben we niet in de gaten dat we een bepaalde verklaring kiezen voor wat we meemaken ten koste van
andere verklaringen. Dat gebeurt automatisch. We zijn ons er meestal niet van bewust dat onze
hersensoftware ons waarnemen en denken stuurt. De cognitieve psychologie gaat ervan uit dat
niet de dingen zelf bepaalde emoties en gedrag oproepen, maar dat onze emoties en ons
gedrag voortkomen uit de manier waarop we over die dingen denken.
Tandwielschema (Schacht & De Raedt)
,Gebeurtenissen, gewaarwordingen, gedachten, gevoelens, gedrag en de gevolgen hiervan grijpen in elkaar en
kunnen als een systeem worden gezien dat elkaar in positieve of negatieve zin in gang houdt.
Executieve functies
Het controleren van gedrag wordt geregeld door de executieve functies in de hersenen. Het gaat hier om twee
functies:
1. Koude functies
Zijn gericht op het kunnen remmen of controleren van verschillend gedrag.
Het gaat om controle van vaak automatische processen.
2. Hete functies
Hangen samen met het kunnen nemen van besluiten over het al dan niet vertonen van
gedrag.
4.2 GEDRAGSTHERAPIE
De gedragstherapie is geënt op het behaviorisme.
Allerlei emotionele problemen kunnen volgens de behavioristen veel beter worden opgelost door cliënten
ander gedrag aan te leren. Gedragstherapeuten stellen dat iemand met problemen op de een of andere manier
verkeerd gedrag heeft geleerd, of bepaald gedrag helemaal niet heeft geleerd. Gedragstherapeuten zien
emotionele problemen (bv. Depressie) als gedragsproblemen.
Over gevoelens praten is niet effectief
Gedragstherapeuten lossen problemen niet op door met cliënten veel over gevoelens te praten zonder dat dat
leidt tot gedragsverandering. Veel praten over pijnlijke gevoelens houdt het probleem volgens hen juist in
stand als je verder niets veranderd aan je situatie of je gedrag. Praten over je gevoelens heeft alleen zin als dat
informatie oplevert over de manier waarop je je gedrag kunt veranderen.
Exposure
Volgens gedragstherapeuten moeten cliënten juist die dingen leren doen die zij niet kunnen, die zij vermijden,
waar zij bang voor zijn of waar zij geen puf voor hebben.
Gedragstendens
Door exposure kun je ook leren omgaan met een gedragstendens (neiging tot gedrag) die je juist niet wil
uitvoeren.
Vermijden is soms nuttig
Soms is het vermijden van situaties wel aan te bevelen, je kan zo soms problemen voorkomen. Vermijden moet
je niet doen als het leidt tot problemen die je dagelijks functioneren belemmeren.
Exposure: ‘in vivo’ en ‘in vitro’
Er bestaan twee vormen van exposure:
1. Exposure in vivo
Je zoekt in het echte leven datgene op waar je bang voor bent of datgene wat fout gaat.
2. Exposure in vitro
Houdt in dat je gedrag in een kunstmatige situatie leert.
, 4.2.1 KLASSIEKE CONDITIONERING
Pavlov. Het gaat om een vorm ban reflexmatig associatief leren.
Klassiek conditioneren van emoties
Klassieke conditionering bleek niet alleen reflexmatige responsen te kunnen conditioneren, maar ook bij het
ontstaan van emotionele reacties werkzaam te zijn Watson (kleine Albert).
Contiguïteit bij klassieke conditionering niet altijd nodig
4.2.2 OPERANTE CONDITIONERING
Skinner. Bij deze vorm van leren gaat het om gedrag dat in frequentie toeneemt, afhankelijk van het gevolg van
het gedrag.
4.2.3 VERSCHILLENDE OPERANTIE TECHNIEKEN
1. Belonen
2. Negeren
3. Straffen
4. Shaping
4.3 MODEL-LEREN
Bandura. Hij ontdekte dat mensen ook veel leren door imitatie.
4.6 COGNITIEVE PSYCHOLOGIE (T.M 4.6.3 & 4.6.5)
De cognitieve psychologie ontwikkelde zich vooral vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw. Het ontstond als
een reactie op het behaviorisme. Cognitief psychologen ontdekten dat cognitieve zaken, zoals aandacht,
geheugen en waarneming, verschillend zijn bij mensen met verschillende problemen dat dat die bij hen tot
eenzijdige cognities leiden. De cognitieve gedragstherapeutische benadering (CoGB) heeft het
gedragstherapeutische leerprincipe geïntegreerd in de cognitieve interventies.
4.6.1 DE MENS ALS COMPUTER
Binnen de CoGB ziet men de mens als een informatie verwerkend systeem, een soort computer met de
hardware (hersenen) en software: de denkprogramma’s die iemand tijdens zijn leven ingeprogrammeerd heeft
en die meer of minder functioneel kunnen zijn. Zowel de hardware als de software kunnen verstoord zijn. Bij
een afwijkende of beschadigde hardware is de waarneming, aandacht, snelheid of samenhang van het denken
verstoord.
Emotionele problemen, gedragsproblemen en stoornissen ontstaan volgens deze visie uit slecht aangepaste,
disfunctionele cognitieve schema’s. Een schema is een gedachte, een idee, dat je steeds gebruikt om dingen die
je meemaakt te begrijpen. De schema’s beïnvloeden het gedrag vaak op zo’n manier dat het schema in stand
blijft. Je zit zonder je het in de gate hebt in een vicieuze cirkel.
Onze informatie verwerkend systeem bestaat uit een netwerk van cognitieve schema’s, die zich tijdens ons
leven gevormd hebben en die geactiveerd worden door wat er in het hier en nu gebeurt. Dit activeren wordt
ook wel ‘triggeren’ genoemd. Schema’s komen voort uit een aantal kernopvattingen, die je meestal niet meer