Fysiologie blok 3
Mineralen zijn anorganisch -> Bevatten geen koolstof. 16 mineralen zijn essentieel
Vitaminen zijn organisch -> Bevatten wel koolstof. voor ons lichaam:
Vitaminen, mineralen en water bevatten geen energie. 1. Calcium
2. Fosfor
Bijna alle lichamelijke processen hebben op de een of
3. Kalium
andere manier vitamines nodig. Ze werken alleen als ze
onbeschadigd zijn, maar omdat het complexe 4. Natrium
organische stoffen zijn, zijn ze gevoelig voor hitte, licht 5. Chloride
en chemische stoffen. 6. Magnesium
7. Sulfaat
Omdat mineralen anorganisch zijn, zijn ze 8. IJzer *spr
onverwoestbaar en hoeven ze niet speciaal te worden
9. Jodium *spr
bereid als het om eten gaat.
10. Zink *spr
11. Selenium *spr
Hoe vitamines anders zijn dan macronutriënten: 12. Fluoride *spr
13. Molybdeen *spr
Structuur -> Het zijn individuele eenheden; ze zitten
14. Koper *spr
niet aan elkaar vast.
15. Mangaan *spr
Functie -> Bevatten geen energie, maar assisteren
16. Chroom *spr
wel de enzymen die belangrijk zijn bij de
energievrijkomst van macronutriënten.
Voedsel inhoud -> Komen voor in voedsel, maar worden gemeten in
microgram (µg) of milligram (mg).
Oplosbaarheid:
Hydrofiele vitamines (wateroplosbaar): De B-vitamines; thiamine,
riboflavine, niacine, biotine, panthotheenzuur, vitamine B 6, foliumzuur (folaat),
vitamine B12 en vitamine C.
Hydrofobe vitamines (vetoplosbaar): Vitamine A,D,E en K.
Wateroplosbare vitamines worden meteen in het bloed opgenomen. De vetoplosbare
vitamines worden opgenomen in de lymfe en komen daarna pas in het bloed terecht.
De wateroplosbare vitamines kunnen vrij en individueel door het lichaam en het bloed
bewegen. Vetoplosbare vitamines hebben hier een transport eiwit voor nodig.
Vetoplosbare vitamines worden opgeslagen in vetweefsel en in de lever tot dat ze
nodig zijn.
Biologische beschikbaarheid (Bioavailability): De
hoeveelheid die wordt opgenomen en gebruikt wordt
door het lichaam.
,Biologische beschikbaarheid van een vitamine is afhankelijk van:
Efficiëntie van de spijsvertering en tijd van doorvoer door het
maagdarmkanaal.
Vorige opname van voedingsstoffen en voedingsstatus.
De bereiding van voedsel (rauw, gekookt,
Hitte -> Maakt thiamine kapot
bewerkt, etc.). UV-straling -> Maakt riboflavine kapot
Bron van de voedingsstof. Zuurstof -> Maakt vitamine C kapot
Ander voedsel dat geconsumeerd wordt op dat
moment.
Precursors: Een precursor, ook
wel uitgangsstof, is een stof die als
voorloper dient voor een andere stof
en deel uitmaakt van de nieuwe stof.
Zo is β-caroteen (provitamine A)
een precursor van vitamine A en
progesteron van alle
steroïdehormonen, zoals cortisol,
aldosteron, testosteron, oestron en
oestradiol.
Vitamine C verliest gemakkelijk elektronen, een eigenschap die het
toelaat om te presteren als antioxidant. In het lichaam verdedigen
antioxidanten het lichaam tegen vrije radicalen. Een vrije radicaal is een
molecuul met een of meerdere ongepaarde elektronen, waardoor het
onstabiel en zeer reactief is. Antioxidanten kunnen deze neutraliseren door
1 of 2 elektronen te doneren. Hierbij wordt ascorbinezuur ->
dehydroascorbinezuur.
Vitamine C kan dus elektronen afstaan en vervolgens weer terugnemen
om weer geactiveerd te worden. Deze recycling van vitamine C is de
sleutel tot het beperken van verliezen en het in stand houden van een
reserve aan antioxidanten in het lichaam. Andere belangrijke antioxidanten
zijn vitamine E, bètacaroteen en selenium.
Vitamine is als een soort lijfwacht voor
wateroplosbare stoffen, het staat klaar om zijn
eigen leven op te offeren om dat van hen te
redden. In de cellen en lichaamsvloeistoffen
beschermt vitamine C weefsels tegen oxidatieve
stress van vrije radicalen en kan het dus een
belangrijke rol spelen bij het voorkomen van
ziekten. In de dunne darm verbetert vitamine C de
ijzeropname door ijzer te beschermen tegen
oxidatie.
, Vitamine en functie Symptomen bij tekort Symptomen bij Voedingsbron
(Wateroplosbaar) toxiciteit