Inhoud
HC 1: Lichaamssamenstelling.................................................................................................................2
HC 2: Macronutriënten: energie uit voeding en koolhydraten...............................................................4
HC 3: Fysiologe van het darmkanaal.......................................................................................................9
HC 4: Macronutriënten: eiwitten..........................................................................................................14
HC 5: Micronutriënten: vitaminen en mineralen..................................................................................19
HC 6: Voedselconsumptiemethoden....................................................................................................25
HC 7: Klinische voeding.........................................................................................................................28
HC 8: Macronutriënten: vetten.............................................................................................................35
HC 9: Gezondheidsraad........................................................................................................................39
HC 10: De macht van het menu............................................................................................................40
HC 11 Energiebalans en overgewicht...................................................................................................43
HC 12: Voedselverdeling wereldwijd....................................................................................................48
,HC 1: Lichaamssamenstelling
Voeding bepaalt de lichaamssamenstelling, de lichaamssamenstelling kan invloed hebben op de
gezondheid en ziekten, en andersom kunnen gezondheid en ziekten ook weer de
lichaamssamenstelling beïnvloeden
Zichtbare lichaamssamenstelling = vetpercentage
Verder is bijvoorbeeld niet te zien hoeveel spieren iemand heeft, kwaliteit van de spieren/botten,
etc.
Waarom willen we lichaamssamenstelling weten?:
- Om gezondheidsrisico vast te stellen
- Om veranderingen in lichaamssamenstelling te volgen die geassocieerd
zijn met bepaalde ziekten
- Om de effectiviteit van voedings- of activiteiteninterventies te bepalen
- Om het ideale lichaamsgewicht vast te stellen
- Om voedingsadvies of trainingsadvies te geven
- Om groei en ontwikkeling te volgen
Lichaamssamenstelling is te bekijken op verschillende niveaus:
Meest gebruikte niveaus:
,Methoden voor het meten van lichaamssamenstelling
1. Directe methoden = de gouden standaard
a. Kadaver studie
Ontleding en chemische analyse van kadavers: bevindingen: variatie in lichaamsvet,
constant in samenstelling botmassa, vet-vrije weefsel en vetweefsel
b. In vivo neutronen activatie analyse (IVNAA):
Lichaam wordt bestraalt – in detector wordt uitgezonden straling bepaalt
Atomen als Na, Ca, Cl, P, N kunnen hiermee worden bepaald
2. Indirecte methoden = gebaseerd op directe methoden, valide, maar wat moeilijker in
gebruik, bv een mri
3. Dubbel indirecte methoden = gebaseerd op indirecte methoden: meer huis-tuin-en-keuken
apparatuur
a. Gewicht > met weegschaal (moet geijkt zijn, kleding uit, moment van de dag gelijk)
b. Lengte > meetlat (houding is belangrijk en stand van de rugwervels
alternatieve methoden voor wanneer iemand bijvoorbeeld niet meer rechtop kan
staan: kniehoogte of spanwijdte meten
c. Vetpercentage > kan geschat worden door:
i. BMI (body mass index) = gewicht/lengte^2
> Zegt niets over lichaamssamenstelling ook niet over vetpercentage ( is
bijvoorbeeld voor een ouder iemand met zelfde BMI veel hoger omdat zij
minder spier hebben) en vetverdeling
BMI moet bij kinderen gebruikt worden door middel van curves
ii. Middelomtrek: meetlijn is horizontaal en op vaste botpunten
> meet hoeveel vet er in de buikholte zit (abdominale/viscerale vet =
schadelijke vet)
Wanneer iemand ouder wordt, wordt de verdeling van het vet anders >
herverdeling waarbij vet vooral in de buikholte komt afkappunten
middelomtrek moeten bij ouderen voorzichtiger worden geïnterpreteerd
iii. Huidplooi = Meten van de dikte van subcutaan vet op diverse anatomische
plaatsen
huidplooi wordt exact gemeten > vetpercentage kan hiermee geschat
worden
Metingen kunnen veel variëren, zowel binnen-waarnemer en tussen-
waarnemer
iv. Bio-elektrische impedantie analyse (BIA)
Stroom gaat van je voet naar je hand en van je hand naar je voet
Principe: weerstand van vet is hoger waardoor stroom in vetweefsel veel
tegen wordt gehouden, spieren en water juist lagere weerstand.
Je meet de impedantie en voorspelt het vetpercentage, dit is ook afhankelijk
van de lengte
, HC 2: Macronutriënten: energie uit voeding en
koolhydraten
Metabolisme/stofwisseling = het omzetten van stoffen
- Anabolisme = van kleine eenheden grotere moleculen maken energie nodig
(fotosynthese)
- Katabolisme = afbreken van grotere moleculen energie komt vrij , wordt opgeslagen in
vorm van ATP (celademhaling)
Energieleveranciers zijn de macronutriënten: koolhydraten, eiwitten, vetten
Kcal = eenheid om energie te meten: energie (warmte) nodig om de temperatuur van 1 kg water 1
graden Celsius te doen stijgen.
Kan ook omgerekend worden in kilojoules > 1 kcal = 4,19 kJ (wordt niet gevraagd)