Maj Olde Benneker
Theoretische Kwesties
Samenvatting een bewogen fundament – Rob Withagen
Hoofdstuk 1 Introductie
De filosofische kanten van een wetenschapsgebied liggen vaak niet aan de
oppervlakte van het bewustzijn en worden in de wetenschap dan ook weinig ter
discussie gesteld. Toch dienen deze filosofische grondvesten als het
fundament van het denken.
1.1 De motor-actie controverse
Motortheorie voorstanders van deze theorie beschouwen het lichaam als een
stom en passief instrument die aangestuurd wordt door het enkel intelligente
brein. Volgens deze theorie zijn functionele bewegingen het resultaat van
motorprogramma’s die in het brein zitten en het weinig intelligente lichaam
aansturen.
Zij stellen ook dat de hersenen vooral werken volgens de sense-model-plan-
action architectuur door input van sensoren construeren mensen een
representatie van de wereld die ze vervolgens waarnemen. Die representatie
wordt gebruikt om een actieplan te maken, dit plan wordt weer vertaald in een
motorprogramma dat het lichaam aanstuurt.
Actietheorie beginnende bij de Amerikaanse psycholoog Gibson. Hij
ontwikkelde een nieuwe waarnemingstheorie die sterk verschilt van de
motortheorie. Hij stelde dat mensen geen representatie van de omgeving
waarnemen, maar de omgeving zelf. Bewegingen van mensen worden niet
gestuurd door het brein, maar door informatie uit de omgeving. Gibson heeft met
zijn benadering verschillende wetenschappers en filosofen geïnspireerd en zij
hebben zijn gedachten verder ontwikkeld tot de actietheorie.
Hoofdstuk 2 de mechanisering van de natuur
Een korte beschrijving van Aristoteles en zijn leermeester Plato. Ook komen 4
belangrijke grondleggers van de wetenschappelijke revolutie aan bod:
Copernicus, Kepler, Galilei en Newton.
1.2 Aristoteles
Aristoteles heeft een alomvattend en coherent wereldbeeld ontwikkeld,
hierdoor wordt hij gezien als een van de grootste filosofen van de geschiedenis.
Leermeester Plato was sterk beïnvloed door de presocratische filosoof
Parmenides. Deze filosoof had in een gedicht over de natuur beweerd dat er geen
verandering bestaat. Verandering is ondenkbaar, we mogen het dan wel
waarnemen, maar onze perceptie is naar zijn idee doordrenkt met illusies.
- Zeno – een leerling van Parmenides, illustreerde dit met de paradox van
Achilles en de schildpad. Als de schildpad bij een hardloopwedstrijd een
ruime voorsprong krijgt, is het volgens de wetten van logica onmogelijk
dat Achilles de schildpad inhaalt.
Parmenides had een grote invloed op Plato. Naar Plato’s idee is de wereld zoals
wij hem waarnemen, vol met verandering en beweging, slechts een imperfecte
schaduw van een eeuwige, onveranderlijke realiteit. Als voorbeeld nemen we een
cirkel, zoals op school geleerd, is deze rond. Maar geen enkele cirkel in de
buitenwereld is exact rond, ook al heb je hem met een geavanceerd CAD-
,Maj Olde Benneker
systeem gevormd. De enige cirkel die exact rond is, is de cirkel die zich laat
denken.
Aristoteles was in tegenstelling tot Plato een man van de empirische wetenschap;
willen we kennis vergaren, dan moeten we volgens hem de natuur zo nauwgezet
mogelijk bestuderen met behulp van onze zintuigen. Hij beweerde ook dat
verandering die hij in de natuur waarnam geen illusies zijn (zoals Plato wel
beweerde). De wereld is in beweging.
Aristoteles gebruikte het woord ‘bewegen’ om te verwijzen naar iedere overgang
van Potentieel Zijn naar Actueel Zijn en onderscheidde 4 vormen. Voorbeeld; een
eikel is in potentie een eik.
1. Het ontstaan en vergaan van objecten – appel groeit en rot
2. Het veranderen van hoedanigheid – een rups verandert in een vlinder
3. Het veranderen van hoeveelheid – vermeerderen van zaden
4. Het veranderen van plaats – appel valt van de boom op de grond
Aristoteles introduceerde de ‘leer van vier oorzaken’ om de natuur en
veranderingen te duiden.
1. De materiële oorzaak verwijst naar de materie waar iets van is gemaakt.
De materiële oorzaak van een tafel is bijvoorbeeld hout.
2. De formele oorzaak de oorzaak verwijst naar de essentie van iets. Dit
kan letterlijk de vorm zijn, maar ook, zoals bij een octaaf, een verhouding
tussen twee noten.
3. De werkoorzaak verwijst volgens Aristoteles naar de eerste oorsprong
van verandering. En komt overeen met de mechanische oorzaak die we in
het moderne denken erkennen. Zo is de werkoorzaak van brekend glas
een hamer die erop viel en de werkoorzaak van een stoel, de timmerman
die hem heeft gemaakt.
4. De doeloorzaak de oorzaak verwijst naar het doel van een object of
gebeurtenis. De doeloorzaak van hardlopen is het verliezen van gewicht.
De doeloorzaak is een zeer belangrijk aspect van de aristotelische leer. Volgens
hem moest al het zijnde in de levende en de levenloze natuur wel een intrinsieke
doelgerichtheid in zich dragen, omdat anders de regelmatigheden in de natuur
niet begrepen kunnen worden.
We zullen vooral zien dat Aristoteles’ doeloorzaak en de teleologische
verklaringen het moeten ontgelden tijdens de mechanisering van het
wereldbeeld.
2.2 De mechanisering van het wereldbeeld
In de 16e en 17e eeuw ontstond er een nieuw wetenschappelijk denkkader, de
mechanisering van het wereldbeeld, waarin er definitie afstand werd genomen
van de aristotelische leer. De 4 grondleggers van die denkkader zijn: Copernicus,
Kepler, Galilei en Newton. Ze beschikten allen over 2 belangrijke eigenschappen;
streven naar nauwgezette observaties en deinsden niet terug om scherpe
hypothese op te stellen, ook al gingen die tegen het gevestigde gedachtegoed in.
Hun radicale denkbeelden hebben ons wereldbeeld voorgoed veranderd.
Copernicus
Al vroeg in zijn leven bedacht hij dat de aarde niet het centrum van het heelal
was; de aarde draait om de zon en om zijn eigen as. Dit wereldbeeld strookt
alleen niet met de waarneming; we voelen de aarde niet bewegen; we zien de
zon opkomen en niet de aarde wegdraaien etc.
, Maj Olde Benneker
Later bleek dat Copernicus zijn planeetbanen niet juist beschreef. Ook was er het
grote probleem van vallende objecten. Men redeneerde dat als Copernicus het bij
het rechte eind had, objecten niet loodrecht naar beneden zouden moeten vallen,
maar als de aarde draait in oostelijke richting, het vallende object een stuk ten
westen zou moeten belanden. Andere grondleggers hadden hier oplossingen
voor, Copernicus helaas niet.
Kepler
Kepler was een aanhanger van Copernicus’ heliocentrische wereldbeeld (zon als
middelpunt) en hij gebruikte de observaties van astronoom Deen Brahe om dat
wereldbeeld verder te ontwikkelen en onderbouwen. Kepler bedacht 3 wetten
van de beweging van de planeten. We bespreken enkel de eerste. Volgens Kepler
bewegen planeten niet in cirkelvormige, maar ellipsvormige banen. De
wiskundige kennis van Kepler werd sterk betrokken op de realiteit en de
voorspellingen van modellen werden kritisch getoetst aan de waarneming.