Week 1 – Organisatiekunde
Organisatiekunde in historisch perspectief
Organisatiekunde
Positie van het vak
Doel van het vak
Waarom is het belangrijk voor HRM’ers?
Literatuur en leerdoelen
Agenda vandaag
1.1 Wat is een organisatie?
1.2 Ontwikkelingen in de organisatietheorie
1.3 Economisch kringloopmodel
1.4 Managementproces
1.5 Missie, visie, doelstellingen en strategie
1.6 7-S-model: vooruitblik komende hoofdstukken
Een organisatie = …?
Je kunt op verschillende manieren kijken naar organisaties.
Een organisatie is:
• Onstoffelijk (je kan het niet vastpakken). Je kan niet zeggen van ‘’dit gebouw is een
organisatie’’
•? Iets waarin mensen dingen doen?
• Niet heel concreet. Daardoor altijd subjectief, er zijn meerdere werkelijkheden
• Waarneming/ interpretatie speelt een grote rol, je kunt er op verschillende manieren naar
kijken…
Een organisatie is…
...het speelveld, binnen en buiten de lijnen
...het spel, samenwerken om te ‘scoren’
...de spelregels (geschreven en ongeschreven)
...voor de fans (oftewel de klanten)!
1.1 Een organisatie = …?
Alle organisaties beschikken over
• Mensen
• Middelen: machines, geld, voorraad, grondstoffen
• Doelstellingen: ervoor zorgen dat mensen bijdragen aan wat de organisatie wilt bereiken
Definitie Organisatie: Doelgericht samenwerkingsverband (meestal gericht op continuïteit =
doelstellingen dat ze willen voortbestaan, nodig om winst te kunnen maken anders kan je
niet groeien). Mensen die met elkaar aan de slag zijn om gezamenlijke doelen te bereiken.
1
,Indeling organisaties naar doelen
• Bedrijven (alle organisaties die afhankelijk zijn van klanten)
- Ondernemingen (gericht op winst) zoals ASML, Albert Heijn
- Non-profitorganisaties (meestal geen bedrijf), overheidsorganisaties, gemeente
Eindhoven, Catharina Ziekenhuis. Ze zijn niet gericht op winst maar ook zo min mogelijk geld
verspillen.
• Overige organisaties, zoals amateurverenigingen, kerk of moskee (hebben leden in plaats
van klanten, die de organisatie vormen)
Indeling naar juridische rechtsvormen
Tweedeling in verschillende organisaties
• Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid, zoals
Eenmanszaak (denk aan zzp’er): een juridische status maar is eigenlijk geen organisatie
- vennootschap onder firma
- commanditaire vennootschap
• Organisaties met rechtspersoonlijkheid, (uitgangspunt: de organisatie is een
persoonlijkheid die voor het recht geldt) zoals
- De naamloze vennootschap (nv, aandelen op de beurs te koop) Waarom naamloos
vennootschap: aandelen staan niet op naam, die zijn vrij te koop op de markt
- De besloten vennootschap (bv, beperkte groep aandeelhouders)
- Vereniging/ stichting
Besloten vennootschap heeft een aantal voordelen:
Voordeel voor de directeur: hij is niet persoonlijk aansprakelijk. Wanneer een bedrijf failliet
gaat, dan is de directeur zijn bedrijf wel kwijt maar niet zijn huis, auto etc.
Nadeel: veel meer verantwoording, accountant, KVK.
1.2 Ontwikkelingen in de organisatietheorie
Ontwikkelingen in de organisatietheorie (2)
1890 –1935:
ScientificManagement (Taylor): eerste stroming waarin over allerlei aspecten van
organisatie werd nagedacht. Kleine organisaties. Nog zichtbaar in fabrieken of organisaties
als McDonalds.
• Efficiency
• Taakverdeling
• Prestatiebeloning: je wordt betaald voor de aantal dingen die je hebt verkocht of hebt
presteert.
General Management Theory (Fayol)
Wat is nou belangrijk voor het management van organisaties?
• Plannen, organiseren, opdracht geven, coördineren (zorgen voor dat de samenwerking
goed verloopt), controleren (wel het resultaat behaalt dat je had bedacht)
Sturen en doen!
2
,Rationele organisatie (Weber)
Heeft de bureaucratie bedacht. Tegenwoordig is het negatief. De organisatie zo organiseren
dat het niet uitmaakt wie het werk uitvoert. Het moet niet afhankelijk zijn van wie het doet.
• Procedures: voor mensen die schoenen maken heel duidelijk beschrijven waardoor je
bevordert dat iedereen op dezelfde manier werkt.
• Eenheid van bevel: (in wel organisatiestelsel is dit niet het geval: matrix) het is onhandig als
er twee kapiteins op het schip zijn. Moet ik luisteren naar baas A of baas B. er moet maar
een leidinggevende zijn want dan weet je naar wie je moet luisteren.
Snel en efficiënt werken! Maar motivatie en ontwikkelingen was er nog niet, dat kwam later
1993-1995:
Human Relations (Mayo)
• Hawthorne experimenten: Experimenteren met arbeidsomstandigheden. Aandacht voor je
werknemers is erg belangrijk! Het maakt niet uit of het donkerder of lichter is. Onderlinge
uitwisseling is goed voor prestaties.
• Sociale aspecten
• Gesloten systemen
Revisionisme (Bennis): herziening van wat we ervoor deden. Sociale aspect is belangrijk
maar als we het werk geestdodend vinden dan halen we nog steeds niet het onderste uit de
kam.
• Combinatie van Scientific Management en Human Relations: mensen & organisatie
• Motivatie werd ontleend door zinvolle taken i.p.v. alleen de efficiency
Belang van de mensen en belang van de organisaties!
1995- nu:
Systeemtheorie
Steeds meer oog voor de belangen van de medewerkers. Het geheel is meer dan de som der
delen.
• Maatschappelijke veranderingen
• Technologische ontwikkelingen
• Internationale samenwerking
• Organisaties als open systemen, veel meer in uitwisseling met de maatschappij en de
markt.
Denkers over organisaties
Contingentiebenadering: dat we er langzaam achter kwamen dat het nooit een beste manier
is om het te doen. Situationeel leiderschap: de manier waarop je leiding geeft en de manier
waarom je werk geeft dat het moet passen bij de organisatie.
- Kennisrevolutie (Peter Drucker)
- Basisconfiguraties (Henry Mintzberg)
- Vijfkrachtenmodel (Michael Porter)
- Meer zelfsturing (Michael Hammer): past meer bij de waarden en normen van de
maatschappij.
3
, Trends voor organisaties: steeds meer, beter & sneller voor minder
2020: meer beleving, verbinding en kunstmatige intelligentie, connectieve firma. (De
firma die in staat is om connecties te leggen)
Steeds meer hogere eisen aan de organisatie, de snelheid waarop je producten zet op de
markt. Mensen namen steeds minder genoegen, er kwam meer aandacht naar kwaliteit. Het
is niet zo dat prijs werd vervangen door kwaliteit maar het kwam erbij. Kunnen inspelen op
de veranderingen in de markt werd steeds belangrijker. Innovatie, voorlopen op de
concurrentie.
1.3 Economische kringloop
Organisaties: producenten, overheid. Ze zijn continu in interactie met de omgeving.
Bedrijven hebben contacten met consumenten.
De open systeem dat het een belangrijk uitgangspunt is om te kijken naar organisaties. Je
kan het niet van je uitsluiten. Je moet ernaar kijken door de veranderingen die er zijn in de
samenleving. Je moet namelijk met veel factoren rekening houden.
4