Studiestof Week 2
Procedures algemeen
Videocollege(s)
Videocollege 1
Voordat je aan een zaak begint
- Als je tot de conclusie bent gekomen dat je wilt gaan procederen, is het ook nog de vraag of je echt een reële
vordering hebt. Wanneer jij als advocaat vind dat het een kansloze zaak is, moet je dat tegen de cliënt
vertellen. Stel dat er een heel kleine kans is dat je een zaak kan winnen, en die cliënt weet dat ook, maar dat
hij dat risico toch wil nemen, dan is er niets op tegen om te gaan procederen. Maar dit moet je wel heel
duidelijk aan je cliënt mededelen en afstemmen.
- Een tweede vraag is tegen wie? Er kan soms verschil van mening over mogelijk zijn wie die
persoon/rechtspersoon is. Dat is van belang voor de procedure zelf, want als je de procedure start tegen de
verkeerde persoon, en de rechter gaat mee in die opvatting, dan verlies je de procedure.
o Het is belangrijk om altijd de KvK te controleren, of de informatie klopt die je hebt qua adres,
rechtspersoon etc.
- Maar ook als het wel tot een toewijzend vonnis leidt, moet je je afvragen of er iets te halen valt. Als de
onderneming leeg of bijna failliet is, heb je er weinig aan.
o Het kan geen kwaad om vooraf jezelf al te verdiepen in de vraag of er wel iets te halen valt bij de
wederpartij. Niks zo frustrerend als een vonnis wat niet geëxecuteerd kan worden.
- Soms kun je voorzien dat twee partijen zich achter elkaar gaan verschuilen, bijvoorbeeld als ‘misschien’
sprake is van een OVO van A naar B. Jij kunt als werknemer een procedure starten tegen A, maar die voert
dan wellicht aan dat sprake is van OVO, en je je tot B had moeten wenden. Was je naar B gegaan dan had die
wellicht het omgekeerde betoogd. Het kan dan verstandig zijn de procedure tegen beiden tegelijk te voeren.
Dan zal de rechter in ieder geval 1 van beiden tot werkgever moeten bestempelen.
- Zijn er alternatieven? (bijv. art. 62 e.v. WW).
o Bijv. biedt de sociale zekerheid alternatieven? De WW biedt bijv. een voorziening voor de situatie
waarin de werkgever is opgehouden het loon uit te betalen. Dat is een voorstadium van faillissement.
Als die werkgever structureel niet meer betaald, dan kun je in afwachting van het faillissement, voor de
laatste drie maanden van het niet betaalde loon naar het UWV gaan. Wanneer je langer wacht dan 3
maanden, zal het UWV het meerdere van 3 maanden niet meer betalen.
- 1001 mogelijke problemen (goede relatie, onduidelijke afspraak, ingewikkeld bewijs, onduidelijke regels etc
etc).
o Je moet je afvragen tegen welk soort problemen je kunt aanlopen. Wat doet dat met de relatie met de
wederpartij? Misschien is het een vaste klant waar je goed contact mee had, en er één keer een geschil
is ontstaan over bijv. een levering, maar de leveringen daarna waren weer in orde. Is het dan verstandig
om te procederen over die ene keer? Dan zet je misschien die goede handelsrelatie op het spel.
- Snelheid (korte 686a-termijnen).
o Soms moet je er snel bij zijn. Als het gaat om ontslagzaken, dan gelden daarvoor korte termijnen
waarbinnen je een procedure moet starten. De meeste vorderingen moeten binnen twee maanden aan
de kantonrechter worden voorgelegd. Daar moet je dus goed op letten.
Hoe gaat een procedure?
- Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de dagvaarding- en verzoekschriftprocedure. Dit
onderscheid komt op termijn echter te vervallen. Dan is er nog maar een soort procedure, maar dat is nog
niet helemaal ingevoerd (eenvormige procedure - KEI). Dus op dit moment moet je nog een onderscheid
maken tussen deze twee procedures.
- Door middel van een dagvaarding roep je iemand op om ‘in rechte’ te verschijnen. Dat moet dan op een
voorgeschreven plaats en datum, afhankelijk van de bevoegde rechter, en de datum waarop die
rechter/rechtbank zijn zittingen organiseert. De dagvaarding wordt uitgebracht door een deurwaarder. Als de
dagvaarding is uitgebracht moet je er zelf voor zorgen dat de rechtbank ook weet dat jij iemand voor die
zitting hebt opgeroepen. Meestal zorgt de deurwaarder er voor, maar het is in ieder geval niet de rechter die
dat doet: die rechter weet niet dat jij iemand hebt opgeroepen voor een bepaalde (rol)zitting.
o Er kunnen twee dingen gebeuren: de gedaagde komt wel of niet. Als de gedaagde komt, dan kan het zijn
dat hij onmiddellijk op die dag antwoord geeft, maar hij kan ook om uitstel van antwoord vragen. Het
komt ook voor dat de gedaagde zich alleen stelt, en alleen tegen de rechtbank zegt dat hij mee wil doen
in de procedure en ik wil u vragen mij een termijn te geven om een antwoord in te dienen.
o Als dat antwoord dan komt, is de standaardprocedure dat er dan een mondelinge behandeling
plaatsvindt. Het kan zijn dat er daarna nog een tweede schriftelijke ronde komt, maar uiteindelijk leidt
het tot een vonnis.
1
, - Bij de verzoekschriftprocedure is het zo dat jij als verzoeker een brief schrijft aan de rechtbank, met daarin
jouw verzoek. Dan is het aan de rechtbank om die andere partij op te roepen. Meestal bepaalt de rechtbank
eerst de datum van de mondelinge behandeling, en aan de verweerder vraagt om (bijv.) 4 weken voor deze
datum het verweerschrift in te dienen. Daarna volgt een mondelinge behandeling, en de zaak eindigt dan met
een beschikking.
- Bij de dagvaardingsprocedure is het de deurwaarder die controleert of de tegenpartij woont of gevestigd is
op het door jou genoemde adres. De deurwaarder raadpleegt daarvoor de gemeentelijke basisadministratie.
- In een dagvaardingsprocedure worden op vaste tijdstippen (vaste dagen in de week) handelingen verricht, de
zogenaamde ‘rol’. Bij het gerechtshof Amsterdam bijvoorbeeld is de rol op dinsdagen. Je dagvaart iemand op
een dinsdag, vervolgens krijg je als appellant te horen dat je op een dinsdag x-weken later je memorie van
grieven moet inleveren. Vervolgens moet de wederpartij zijn antwoord ook weer op een dinsdag inleveren en
aan het eind wordt de uitspraak op een dinsdag gedaan.
o De verzoekschriftprocedure kent geen rol, en dus ook geen systeem van vaste dagen waarop dingen
gebeuren. Dus je kunt als verweerder op elk moment van de week je verweerschrift insturen. De
verzoekschriftprocedure is wat dat betreft veel moderner en informeler.
- Let op de verschillende namen: een dagvaardingsprocedure begint met een dagvaarding, uitgebracht op
verzoek van de eiser (in vrouwelijke vorm en voor iedere rechtspersoon: eiseres). De tegenpartij is gedaagde
(m/v). De uitspraak heet een vonnis als het om de rechtbank gaat, en arrest als het van een gerechtshof of de
HR afkomstig is.
- In de verzoekschriftprocedure wordt het verzoek ingediend door de verzoeker/verzoekster. De tegenpartij
heet verweerder/verweerster. De uitspraak is een beschikking. Alle ontslagzaken zijn sinds de Wwz
verzoekschriftprocedures. Alle Wwz-uitspraken zijn dus beschikkingen, zowel van rechtbank, hof of HR. Je
hebt het dus over de Kolom-beschikking van de HR; niet het Kolom-arrest.
Dagvaarding: uitgebreide regels
- Belangrijk is wie ben jij en wie is de wederpartij is? Op zichzelf is in arbeidszaken de werkgever verplicht jou
daarover te informeren (o.g.v. art. 7:655 BW). Dat zou moeten staan in de arbeidsovereenkomst, maar het
kan zijn dat op grond van OVO een ander bedrijf de nieuwe werkgever is geworden.
o Je moet dus niet zomaar afgaan op briefpapier of de loonstrook (in beginsel wel op schriftelijke
arbeidsovereenkomst, maar art. 7:662 BW e.v.). Je moet dit goed controleren.
- Hoofdregel in dagvaardingszaken is dat de rechter bevoegd is waar de gedaagde is gevestigd of woont. De
gedachte daarbij is dat die gedaagde dan niet hoeft af te reizen naar een afgelegen plaats. In een
dagvaardingsprocedure is er namelijk altijd een gedaagde.
- Bij de verzoekschriftprocedure is er niet altijd een verweerder, bijv. in geval van het verzoek tot
naamswijziging. Daarom is in een verzoekschriftprocedure in beginsel de hoofdregel dat de rechter bevoegd
is waar de verzoeker woont of is gevestigd. Maar in ontslagzaken is in art. 7:686a BW (Wwz) een uitzondering
opgenomen. Daarin staat dat de regels van de dagvaardingsprocedure gelden, dus dat je ook moet aansluiten
bij de woonplaats of vestigingsplaats van verweerder. In arbeidszaken is het bovendien zo dat bevoegd is de
rechter die hoort bij de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht (of werd verricht, als het
dienstverband intussen is afgelopen).
Welk soort rechter?
- Bij welke rechter moet je zijn? Dat zijn vragen naar de ‘competentie’. Je hebt de absolute en de relatieve
competentie art. 93 en 94 Rv.
- De absolute competentie is welk soort rechter, en gaat over het ‘niveau’ van de rechter: kantonrechter,
rechtbank, gerechtshof of HR. Het is zo dat bij arbeidszaken de kantonrechter bevoegd is. Dat is ook zo bij
huurzaken.
o De kantonrechter is sinds 2002 onderdeel van de rechtbank, en die heet daarmee rechtbank, bijv.
Rechtbank Utrecht, sector kanton.
o Als het om de kantonrechter gaat gelden bijzondere regels (bijv. dat hij altijd alleen zit, dat je als
gedaagde in persoon mag procederen, dat de gedaagde geen griffierecht hoeft te betalen etc.).
o In arbeidszaken is de kantonrechter altijd de bevoegde rechter, en dat is zo omdat het een
aardvordering betreft. Aardvorderingen gaan naar de kantonrechter, ook als het financieel belang hoger
is dan 25.000 euro. Wanneer iets geen aardvordering is, moet je kijken naar de financiële grenzen.
o Soms kun je een combinatie hebben van een aardvordering en een niet-aardvordering. In dat geval
prevaleren aardvorderingen (als uitgangspunt).
- De relatieve competentie is bij welke rechter: dus in welke plaats. Je hebt in de regel altijd de keuze tussen
de rechter waar de wederpartij is gevestigd of de plaats waar jij je arbeid gewoonlijk verricht. Omgekeerd, als
de werkgever de procedure begint, kan hij ook kiezen tussen waar jij als werknemer woont, of waar jij
gewoonlijk je arbeid verricht.
Videocollege 2 - dagvaardingsprocedure
2
, Verloop dagvaardingsprocedure
- Je begint met een processtuk, in dit geval de dagvaarding. Een logische indeling van een processtuk (dus ook
van het verzoekschrift) is dat je eerst de feiten uiteenzet, vervolgens weergeeft wat de juridische grondslag
van de vordering is (noemen van de relevante rechtsregels en toepassing daarvan op de casus), en dat je
eindigt met een eis/verzoek. Het is belangrijk goed te formuleren wat je wilt en dat je daar duidelijk in bent.
- Je gaat ervan uit dat de andere partij verschijnt en reageert. Als dat niet zo is, dan is het in de
dagvaardingsprocedure zo dat er verstek wordt verleend. Dat wil zeggen dat de rechter constateert dat de
gedaagde op de juiste manier is opgeroepen, en dat hij toch niet komt. In dat geval zal die vordering
(meestal) worden toegewezen. Er vind een hele marginale toets plaats, of het echt een totaal onrechtmatige
vordering is, maar er wordt maar heel summier naar gekeken. Als geen sprake is van onrechtmatigheid, dan
wordt de vordering bij verstek toegewezen. Dat is belangrijk, omdat dat betekent dat het voor de niet
gekomen gedaagde makkelijk is om alsnog een inhoudelijk oordeel van de rechter te krijgen. Dat heet verzet.
Dat betekent dat je de zaak aan dezelfde rechter als de rechter die het verstekvonnis heeft uitgesproken,
opnieuw kunt voorleggen.
o Dat verzet moet binnen 4 weken nadat je op de hoogte bent gesteld van het verstekvonnis worden
aangetekend. Dit is dus eenvoudiger dan dat je bij het gerechtshof in hoger beroep komt.
o Deze mogelijkheid bestaat niet in de verzoekschriftprocedure.
- We gaan er nu vanuit dat de gedaagde wel verschijnt, antwoord geeft en de vordering betwist. Het kan ook
zijn dat de gedaagde de vordering volledig erkent, kan er meteen een vonnis komen en wordt de gedaagde
veroordeeld. Maar als de gedaagde er tegenin gaat en de vordering betwist, is de hoofdregel dat er een
mondelinge behandeling plaatsvind (werd comparitie genoemd, maar sinds 2019 is het een mondelinge
behandeling!). De mondelinge behandeling is heel belangrijk: het wordt gezien als de ‘kern’ van de
procedure. De mondelinge behandeling heeft drie functies:
o De rechter zal inlichtingen inwinnen over punten die de rechter nog niet duidelijk zijn.
o In de tweede plaats zal de rechter onderzoeken of het mogelijk is tot een schikking te komen.
o Als dat niet kan, zullen er afspraken worden gemaakt over het doorprocederen. Kan er direct vonnis
worden gewezen of is er nog meer nodig (bijv. extra schriftelijke ronde of bewijsopdracht)?
Vanwege deze drie functies is het als rechtshulpverlener van groot belang dat je zo’n mondelinge
behandeling goed voorbereid. Er zullen vragen worden gesteld aan cliënt, als het op schikking aankomt moet
je al hebben nagedacht over of je dat zou willen etc., of over nader te leveren bewijs kun je al nadenken of je
dat kunt aanbieden etc.
- Dit neemt niet weg dat je je inhoudelijke argumenten al wel in je eerste processtuk naar voren moet brengen:
de eiser dus in de dagvaarding en de gedaagde in zijn antwoord. In hoger beroep geldt dat nog veel sterker
dan in eerste aanleg. Maar tijdens de mondelinge behandeling kun alles nog eens uitleggen, kan de rechter
vragen stellen over onduidelijkheden, en wordt bekeken waar nu het echte probleem in zit.
Comparitie of zitting
- ‘hart van de procedure’
- Boek van De Groot/Steenberghe 2019 – ‘De mondelingen behandeling in civiele zaken’
- Een van de redenen waarom de mondelinge behandeling zo belangrijk wordt geacht is dat uit allerlei
onderzoeken is gebleken dat het voor partijen heel belangrijk is dat zij gehoord worden. Dus dat ze het idee
hebben dat er echt naar hen geluisterd is. Ook als iemand een negatieve uitkomst krijgt, maar wel het idee
heeft dat de rechter echt naar hen heeft geluisterd, kan hij die negatieve uitkomst veel makkelijker
accepteren. Dat is dus ook als advocaat belangrijk. Stel cliënt in de gelegenheid dat hij gehoord wordt. Laat
hem ook zijn verhaal doen of bespreek het als dit niet heel handig is in een zaak.
- Dat een uitspraak wordt geaccepteerd door de verliezende partij is ook van belang voor de naleving van de
uitspraak. Uitvoering lukt beter wanneer de andere partij die uitspraak enigszins kan accepteren, dan
wanneer de verliezer de indruk heeft te hebben verloren omdat hem de een of andere streek is geleverd.
Taak rechter en ‘de waarheid’
- De rol van de rechter is ook aan discussie onderhevig. Je kunt daarin een ontwikkeling zien, namelijk van de
rechter uitsluitend als geschilbeslechter naar ‘de rechter ook als probleemoplosser’.
- Bij de klassieke rol van geschilbeslechter past het dat de rechter lijdelijk is. Hij wacht af welke argumenten
hem worden voorgelegd, en daar kiest hij uit en dat is de oplossing.
o Als je als rechter meer oog wil hebben voor de achterliggende problematiek, dan zou je kunnen
doorvragen etc. De rechter zal dus veel actiever moeten zijn. De invoering van art. 22 Rv past daarbij.
Dat ziet op door de rechter kunnen opvragen van nadere informatie.
- Met het toenemende belang van de actieve rol van de rechter komt het dat het belang van waarheidsvinding
in de procedure veel belangrijker wordt. Dus dat de echte feiten op tafel komen. Als een rechter de klassieke
rol aanneemt, dan wacht hij af met welke feiten beide partijen komen, en als niemand daar meer iets over te
zeggen heeft, dan zijn dat de feiten waar je het als rechter zijnde mee doet. Je hakt op basis daarvan een
knoop door.
3