Studiestof Week 3
Bijzondere procedures
Videocollege(s)
Procederen in arbeidszaken – Bijzondere procedures
Kort geding
- Drie soorten: los bij ‘president’ (art. 254 lid 1); los bij de kantonrechter (art. 254 lid 5) en tijdens de procedure
(art. 223 Rv).
o Los kort geding – er is geen hoofdzaak aanhangig, en je begint een kort geding procedure bij de president
van de rechtbank (dat is dus veel minder dan dat je kantonrechters hebt). Voordeel is dat als je niet zeker
weet bij welk soort rechter je moet zijn, je bij de president altijd terecht kunt. Je moet uiteraard wel bij
de goede president zijn. Deze voorzieningen horen bij ‘de rechtbank’, dus de 11 rechtbanken.
o Kort geding bij de kantonrechter – je kunt ook een losse procedure voeren bij de kantonrechter. Dit kan
alleen in zaken waarvoor de kantonrechter bevoegd is. De voorzieningen-kantonrechter kent veel meer
vestigingsplaatsen!
o Kort geding tijdens de procedure – of dit nu bij de rechtbank is of bij de kantonrechter of het gerechtshof,
kun je tijdens de procedure een voorziening vragen. Er speelt dan dus wel een bodemzaak. De voorziening
kan ook bij die kantonrechter worden gevraagd.
- Bij al deze voorzieningen/kort gedingen geldt als eis spoedeisendheid. Dit moet je ook opnemen in het
processtuk.
- Bijv. werknemer is geschorst door werkgever, en werknemer begint een los kort geding. Dan stelt men een
concept dagvaarding op, die gestuurd wordt naar de griffie van de rechtbank, en je vraagt om een datum
waarop het kort geding kan plaatsvinden. Als er al een advocaat van de andere partij is, is het netjes deze
advocaat om verhinderdata te vragen. De rechter kiest een datum.
o Je zult de wederpartij zo spoedig mogelijk moeten dagvaarden. Er is geen harde termijn voor. Daarmee
heb je de andere partij opgeroepen voor de zitting.
o Voor kort geding procedures is een apart procesreglement.
- Een kort geding is vrij informeel. De wederpartij kan op de zitting verschijnen, en kan zijn verweer voeren. Daar
moet je als eiser gelijk op reageren. De rechter zal aan het einde van de zaak zeggen binnen korte termijn
uitspraak te gaan doen (vaak binnen 1 of 2 weken).
- Gedaagde kan er ook voor kiezen om voorafgaand aan de mondelinge behandeling al een schriftelijke reactie te
geven (conclusie van antwoord). Betekent wel dat de eiser al weet wat jij naar voren gaat brengen, dus die kan
zich daar op voorbereiden.
- De rechter zal een oordeel geven en vonnis wijzen. Dat is een echt vonnis, maar het is een voorlopig oordeel.
Dus op het moment dat de werknemer in kort geding toelating tot het werk heeft gevorderd, dan zal de
kantonrechter/president een vonnis wijzen, waarin staat dat het wordt afgewezen of wordt toegewezen (dus
veroordeel de werkgever om de werknemer toe te laten tot de gebruikelijke arbeid, vaak op straffe van een
dwangsom + proceskostenveroordeling + uitvoerbaar bij voorraad).
o Hoe komt nu de kort gedingrechter tot dat oordeel? Hij dient voor zichzelf na te gaan of het waarschijnlijk
is dat de vordering in de bodemprocedure zal worden toegelaten of niet. Criterium is dat ‘voorshands
voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering van eiser zal toewijzen’ (HR 28 mei 2004, NJ
2004/602). Dat is dus een inschatting van die voorzieningenrechter, op basis van de argumenten die
partijen presenteren. Dat kan lastig zijn als de gedaagde bijv. een voor de hand liggend argument niet
noemt. Op zich mag de KG-rechter daar dan geen rekening mee houden, en zal het KG wellicht toewijzen.
Dat lijkt gunstig voor de eiser, maar in de bodemzaak kan het dan anders worden (als gedaagde daar wél
het goede argument gebruikt).
o In de procedure is het bewijsrecht niet van toepassing voor. Daar is niet voldoende tijd voor.
- Wanneer er vervolgens een bodemprocedure zou worden gevoerd, en dat oordeel is er, dan verliest het kort
geding-vonnis daarmee zijn rechtskracht. Het vonnis in bodemprocedure gaat voor. Dit geldt zelfs wanneer het
om een voorziening in hoger beroep gaat, terwijl de bodemuitspraak door de kantonrechter wordt gedaan.
Bijv. er is een voorziening gevraagd en verkregen, en de verliezer gaat daartegen in hoger beroep. Intussen is
de bodemzaak aanhangig. Als het Hof in HB een voorziening wijst, en daarna komt de bodemuitspraak, dan
verliest het HB zijn rechtskracht (voor zover in de bodemzaak op die punten uitspraak wordt gedaan). Als de
bodemuitspraak eerder is, dan moet de HB-rechter (in voorziening) zijn uitspraak daarop ‘afstemmen’
(afstemmingsregel). Dat staat niet in de wet, maar volgt uit vaste jurisprudentie.
o Daarom kun je in kort geding ook geen verklaring voor recht vragen, want dat verdraagt zich niet met het
tijdelijke karakter van die kort geding procedure. Een kort geding vonnis heeft om die reden ook geen
gezag van gewijsde. Dat betekent dat als in een vonnis in bodemprocedure een onherroepelijk vonnis is
gegeven tussen deze twee partijen, en waar geen hoger beroep meer tegen mogelijk is, dan staat dat
oordeel tussen die partijen daarmee eens en vooral vast. Dat heeft een kort geding vonnis dus niet.
1
, - Als het kort geding vonnis is uitgesproken, kan de ‘verliezende partij’ in hoger beroep gaan, en zelfs in cassatie.
Die partij kan ook denken, ik ga een bodemprocedure starten. Dat is een keuze die je hebt.
- Er zijn ook veel kort geding procedures waar uiteindelijk geen bodemprocedure meer wordt gestart.
o Bijv. werknemer is op staande voet ontslagen en start een kort geding. Als de kort geding rechter oordeelt
dat het OOSV volstrekt onterecht is gegeven, dan heb je kans dat de werkgever denkt ik laat het er maar
bij zitten, want bij de volgende rechter zal ik het waarschijnlijk ook verliezen.
- Het KG-vonnis heeft op zich geen invloed op de uitkomst van een latere bodemprocedure. Als de bodemrechter
later anders oordeelt, dan prevaleert dat oordeel.
o Heb je bijv. in KG €100.000 als voorschot op een bonus ontvangen, en in de bodemprocedure wordt
geoordeeld dat je er geen recht op had, dan moet je die ton terugbetalen (waarschijnlijk met rente, en
mogelijk ook helemaal bruto, terwijl je op basis van het KG een netto bedrag had ontvangen). Het
executeren van een nog niet onherroepelijk geworden vonnis is een risico, maar al helemaal als het een
KG-vonnis betreft.
- De KG-rechter kan van oordeel zijn dat een zaak te ingewikkeld is voor KG, bijv. omdat bewijslevering nodig is.
Dan kan hij de vordering afwijzen. Dat kan in een bodemprocedure niet, daar moét de rechter een oordeel
geven.
Wanneer UWV?
- Bij het UWV heb je veel soorten procedures. De meest bekende is de ontslagvergunning die de werkgever
aanvraagt wegens langdurige ziekte of bedrijfseconomische omstandigheden. Een andere procedure die
gevolgd kan worden is het aanvragen van een deskundigenbericht.
- Het deskundigenbericht is geen echte procedure in die zin dat het tot een beslissing leidt, die vatbaar is voor
bezwaar en beroep, maar dat deskundigenbericht heb je wel nodig in een aantal situaties. Als werkgever heb je
het soms nodig als je voor een zieke werknemer ontslag wil aanvragen, en als werknemer heb je het nodig
wanneer je een loonvordering wilt instellen bij de kantonrechter en het gaat om ziekte die betwist is.
o Bijvoorbeeld, de werkgever stopt doorbetaling van loon, want die vind dat de werknemer is hersteld.
Werknemer zegt dat ze nog steeds ziek is. Werkgever is gestopt met het doorbetalen van loon. In zo’n
geval zegt art. 629a Rv dat je een deskundigenbericht van het UWV nodig hebt. Het UWV geeft dan advies
over of de werknemer nu nog ziek is voor zijn eigen werk of niet.
- Toestemming opzegging bij bedrijfseconomisch ontslag of langdurige ziekte – procedure bij het UWV, zij het
niet bij een rechter. De Awb is van toepassing, maar geen bezwaar/beroepsmogelijkheid bij bestuursorgaan.
Wel een gang naar de kantonrechter.
o De UWV-ontslagprocedure is een bestuursrechtelijke procedure. Het EVRM is er niet op van toepassing,
want het UWV is geen gerechtelijk orgaan.
- Art. 673d-verklaring is sinds 1 januari 2020 niet meer nodig.
Regeling UWV Ontslagprocedure
- De UWV Ontslagprocedure kent zijn eigen regeling, namelijk de Regeling UWV Ontslagprocedure, waarin
allerlei vereisten zijn opgenomen voor het verloop van de procedure.
- Art. 2: formulieren (verplicht, site UWV) – er moet een complete ontslagaanvraag zijn. Er zijn formulieren
voorgeschreven.
- Art. 3: aanvulling daarvan binnen 8 dagen
- Art. 4: werknemer moet binnen 14 dagen verweer voeren tegen de ontslagaanvraag
- In beginsel komt er dan een beslissing van het UWV, maar eventueel kan er een 2 e ronde worden gevoerd,
waarin ieder 7 dagen de tijd heeft om te reageren.
o Kan langer, kan deskundige, kan verzoek aanvulling (zonder absoluut recht wederhoor, lid 5)
- Art. 6: kan ontslagadviescommissie (zie Reglement)
- Art. 7: geen toestemming bij opzegverbod
- Dit is dus betrekkelijk informeel en snel.
Bijzondere UWV-procedure
- Als het UWV een ontslagvergunning geeft, moet de werkgever nog wel opzeggen. Dit is belangrijk! Het UWV
geeft toestemming voor het ontslag, waarmee je als werkgever kunt opzeggen. De opzeggingshandeling moet
nog wel plaatsvinden.
- Als de werknemer intussen ziek is geworden, kan het zijn dat er een opzegverbod geldt.
- Als er is opgezegd, en de werknemer is van mening dat het UWV de ontslagvergunning ten onrechte heeft
afgegeven, dan kan de werknemer daar op grond van art. 682 Rv bij de kantonrechter tegenin gaan, door om
herstel van de arbeidsovereenkomst te verzoeken.
- Als het UWV de ontslagvergunning heeft geweigerd, kan de werkgever naar de kantonrechter, en kan daar om
ontbinding van de arbeidsovereenkomst vragen. Dus beide partijen hebben een ‘herkansingsmogelijkheid’.
- Is dat dan hoger beroep bij de kantonrechter? Nee. De kantonrechter vernietigt/bekrachtigt de beslissing van
het UWV niet, maar neemt een eigen beslissing. Het is ook een ander soort procedure.
2