Hoorcollege 1
I. Karlijn van den Broek = cursuscoördinator.
Essayopdracht =
theoretische
beschouwing van mx
2 A4’s op afgeronde
overheidscampagne
gericht op
gedragsbeïnvloeding
→ kies een afgeronde
campagne (link).
→ je kiest 1 campange en analyseert deze vanuit de theorie over
gedragsverandering die tot dat moment van de cursus de revue zijn
gepasseerd (bijv. gepland/automatisch gedrag).
Welke theoretische benadering zie je vooral terug komen in de
campagne en welke is volgens jou voor de betreffende doelgroep en
de gewenste gedragsverandering
geschikt?
Groepsopdracht = inzich verkrijgen in
achtergrond milieuproblemen en rol
die gedrag hierbij speelt → leren
toepassen van
sociaal-psychologische inzichten op
milieuproblematiek → om kunnen
gaan met dilemma’s bij overbrengen
complexe milieuboodschap aan
samenleving → in staat zijn campagne te beoordelen → zelf
samenstellen van campagne.
II. INLEIDING COMMUNICATIE
Communicatie = uitwisseling van symbolische info tussen mensen die zich van elkaars
onmiddelijke/gemedieerde (via bepaalde kanalen, zoals tv) aanwezigheid bewust zijn → deze info
wordt deels bewust, deels onbewust gegeven, ontvangen en geïnterpreteerd.
→ bestaat er zoiets als niet communiceren? → bij mensen bijna onmogelijk.
Vormen communicatie:
- Interpersoonlijke: tussen mensen die in elkaars nabijheid zijn → direct/gemedieerd.
- Massa: via medium en is openbaar → voor iedereen toegankelijk/waarneembaar → weet
niet wie je tegenover je hebt, minder direct → weet niet hoe dingen ontvangen worden.
- Intrapersoonlijke: binnen de persoon → voor jezelf analyseren → communicatie in je
hersenen → dingen die je gewend bent vs
nieuwe dingen.
Inhoudsaspect/niveau = letterlijke inhoud
van woorden, brieven, reclame, etc.
Betrekkingsaspect/niveau = hoe inhoud
moet worden opgevat, hoe één relatie met
ander ziet/verwacht of wil dat de ander reageert → zie tabel: vocaal en verbaal heeft invloed →
elementen die iets doen met de boodschap.
, Redenen om te communiceren: basisbehoeften volgens Maslow
(plaatje) → begint bij biologische behoeften (bij huilen na geboorte,
baby huilt als hij/zij wil eten/slapen/verschoond worden).
→ gaat verder naar behoefte van veiligheid, zoals onbekende
mensen, donkere ruimtes.
→ nog verder is er behoefte aan gezien worden, de sociale
behoefte → behoefte aan aandacht → om zelf te ontplooien.
→ behoefte aan erkenning → kennis ophalen, macht verwerven,
status behalen, onderdeel zijn van een groep.
Communicatiekanalen: auditief (horen) - visueel (zien) - tactiel
(voelen - mensen die braille lezen, maar ook voor anderen hoe je
iets voelt, fysieke gevoel van iemands warmte bijv.).
Selectieprocessen: 1. selectief uitzenden - 2. kennisname (mensen kiezen uit alle beschikbare info
wat past bij eigen ideeën en meningen en gevoel van eigenwaarde versterkt) - 3. aandacht (alle
aandacht is selectief) - 4. waarneming - 5. onhouden - 6. aanvaarden - 7. over dingen praten.
Je focust altijd op één zaak → bijv. het tellen van het aantal pases bij basketbal, terwijl er een
gorilla door het beeld loopt → je ziet slechts één van de gebeurtenissen.
Boodschap kent 4 aspecten:
1. Referentiële aspect: zakelijke inhoud van
boodschap (inhoudsniveau).
2. Expressieve aspect: wat boodschap zegt over
zender, zijn gemoedstoestand en denkwereld.
3. Rationele aspect: wat boodschap zegt over
relatie tussen zender en ontvanger.
4. Appellerende aspect: wat zender van ontvanger
wil.
→ communicatie is een proces → kan ruis optreden.
Overheidscommunicatie = (a) afremmen ongewenst gedrag, (b) gewenst gedrag stimuleren of (c)
informeren over nieuwe wet en regelgeving, plannen, subsidies.
→ gedragsbeïnvloeding door beschikbare instrumenten: verplichten (belasting) - belonen
(subsidies) - straffen (boetes) - stimuleren (nudges, onbewuste stimulering van het automatisch
gedrag zonder dat mensen het in de gaten hebben) - informeren (campagnes).
→ in alle vormen speelt communicatie een (ondersteunende) rol → mate waarin communicatie
rol speelt verschilt per interventie.
Voordelen van communicatie: relatief voordelig (ivm andere instrumenten zoals straffen is duur)
→ gericht op veranderen van onderliggende kennis, houding en gedrag (bij straffen laten mensen
op een gegeven moment de gedragsverandering los - door communicatie kennis en houding dat
het gedrag belangrijk vindt) → leidt eerder tot duurzame gedragsverandering.
→ MAAR de meeste overheidscampagnes niet gericht op veranderen van gedrag maar op
overdragen van kennis en daarmee weinig effectief op vlak van gedragsverandering.
Aanpak duurzaamheidsvraagstukken: (a) technologisch (bij vermindering CO2 kijken naar meer
windmolens), (b) economisch (subsidies geven aan technologieën of aan gedrag), (c) sociologisch
(hoe reageren groepen in maatschappij en hoe iets anders laten doen, inspelen op groepsgedrag),
(d) governance (afspraken tussen overheden), (e) psychologisch (individuele gedragingen), (f)
geïntegreerde (pakt alles samen).
→ communicatie als onderdeel van alle benadering → wijze van inzetten verschilt.
, Milieucommunicatie = deel van menselijke communicatie gericht op (1) informeren en
overtuigen van mensen, (2) begrijpen en interpreteren van milieuproblemen/duurzaamheids
vraagstukken (deze cursus richt zich vooral op 1).
INLEIDING GEDRAG
Betrokkenheid = persoonlijke relevantie die aan product/ow wordt gegeven en voortkomt uit
iemands zelf beeld/zaken die hij/zij in leven belangrijk vindt.
Elaboration Likelihood Model (ELM) = boodschappen via
centrale route lopen via inhoudelijke argumenten (voor hoog
betrokkenen) → via perifere route lopen voornamelijk via vorm
en presentatie (voor laag betrokkenen) → centraal en perifeer
zijn 2 uitersten op een continuüm.
- Centraal: zorgvuldig doorgrond en pro- en contra argumenten worden afgewogen → veel
nagedacht over het ow → attitude die gevormd is is: (a) duurzamer (beter bestand tegen
de tand des tijds), (b) een betere voorspelling van gedrag, (c) beter bestand tegen
contra-argumenten → centrale route is effectiever en bekijkt meer.
- Perifeer: oppervlakkig beoordeeld op voor- en tegenargumenten
→ over argumenten en het ow wordt nauwelijks nagedacht →
prikkels spelen belangrijke rol → grote hoeveelheid argumenten
(juist/onjuist speelt nauwelijks rol) → geloofwaardigheid en
aantrekkelijkheid van bron → aantal mensen dat instemt met
boodschap → lengte boodschap → mensen nemen besluiten obv
simpele overwegingen: beweringen van geloofwaardige bronnen
kun je vertrouwen - mensen die aardig zijn, kun je vertrouwen/
hebben goede meningen, zal wel waar zijn.
→ https://www.youtube.com/watch?v=bNXpnKV0Njg → als
samenvatting → voorbeeld in plaatje rechts.
→ centrale route is duurzamer → kennis is basis van centrale route →
daarom veel ingezet op beïnvloeden van kennis, maar geen eenvoudige
opgave.
Soorten kennis: knowledge structure model
- System knowledge: kennis over milieu probleem en oorzaken.
- Action-related knowledge: bewustzijn van mogelijke acties die men kan ondernemen om
milieu probleem aan te pakken.
- Effectiveness knowledge: vermogen om milieu gedrag te beoordelen op effectiviteit om
milieu gedrag aan te pakken.
Information deficit model = ongewenst gedrag is een gebrek aan
kennis → kennis bijbrengen veranderd attitudes en
daarmee gedrag (zie plaatje
links).
Problemen beïnvloeden
kennis: moeilijk bij beperkte
betrokkenheid bij ow →
kenniskloof: verschil in
kennis hoog- en
laagopgeleiden →
kennisparadox: door toevloed aan kennis nemen