Psychopathologie Hoorcolleges
Opzet module:
- Vak verdeeld over 2 kwartielen
o Kwartiel 3: H1, 9, 11, 16-19, 25
o Kwartiel 4: H12-15, 20, 21, 24
o Kennistoets 40 mc
o Beide summatieve deeltoetsen met een voldoende afsluiten dan krijg je 5
EC’s.
- Wekelijks hoorcollege over 1 hoofdstuk uit het boek (week 3.1: over 2
hoofdstukken).
- Weekschema voor kwartiel 3:
lesweek Lesvorm Inhoudelijke planning
+
aantal
lesure
n
3.1 HC 2 Uitleg opzet van de module
Hoofdstukken 1 en 9 wordt behandeld, lees dit
hoofdstuk voor het college en maak een
samenvatting
3.2 HC 2 Hoofdstuk 17 wordt behandeld, lees dit hoofdstuk
voor het college en maak een samenvatting
3.3 HC 2 Hoofdstuk 16 wordt behandeld, lees dit hoofdstuk
voor het college en maak een samenvatting
3.4 HC 2 Hoofdstuk 19 wordt behandeld, lees dit hoofdstuk
voor het college en maak een samenvatting
3.5 HC 2 Hoofdstuk 11 wordt behandeld, lees dit hoofdstuk
voor het college en maak een samenvatting
3.6 HC 2 Hoofdstuk 18 wordt behandeld, lees dit hoofdstuk
voor het college en maak een samenvatting
3.7 HC 2 Hoofdstuk 25 wordt behandeld, lees dit hoofdstuk
voor het college en maak een samenvatting
3.8 HC 2 Geen les
Hoorcollege 1: H1 en 9
Klinische Psychologie: houdt zich bezig met het etiologie (=ontstaan), voortbestaan en
behandelmogelijkheden voor psychische stoornissen.
- In Amerikaanse literatuur wordt gesproken van ABNORMAL PSYCHOLOGY
Borderline: gestoorde afstand nabijheidsregulering
Het aantal mensen dat ooit met een psychische stoornis te maken krijgt, is klein
onjuist (zie plaatje volgende blz.)
- Rumineren: herkauwen; herhaaldelijk langdurig denken over je gevoelens +
problemen dit zorgt ervoor dat vrouwen eerder een depressieve stoornis
kunnen krijgen dan mannen (zie plaatje volgende blz.)
Psychische problemen als depressiviteit kunnen door mensen uit verschillende culturen
anders worden beleefd juist
- In westerse culturen is onafhankelijkheid erg belangrijk en autonomie en bij
oosterse culturen hecht zich aan verbondenheid en afhankelijkheid.
Een paar honderd jaar geleden kon je in Londen bij wijze van ‘uitje’ een kijkje nemen bij
de bewoners van het plaatselijk gesticht juist
,Psychopathologie Hoorcolleges
Grenslijn tussen normaal en abnormaal:
- 20-jarige Tilburgse geweigerd bij sollicitatie om hoofddoek
- Corrigerende tik geven aan kinderen
- Homoseksualiteit (voortplanting kan niet)
Abnormaal gedrag (factoren van Seligman):
1. Persoonlijk lijden (als te lang aanhoudt dan normaal dan abnormaal)
2. Disfunctioneren (in het leven niet kunt functioneren; paniekstoornis en dan niet
naar buiten kan)
3. Irrationeel/onbegrijpelijk gedrag
4. Onvoorspelbaar gedrag en controleverlies
5. Opvallend en onconventioneel gedrag (plastische chirurgie of tattoos)
6. Gedrag dat ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt (iemand te dichtbij
komt)
7. Overtreden van morele normen (cultuurgebonden zijn)
Statistisch model: menselijke eigenschappen
als min of meer normaal verdeeld.
- 2,5% en 2,5% = 5% is afwijkend (rood
gekleurd) en rest is ‘normaal’
- Nadelen:
o Grens onduidelijk
o Niet alles normaal verdeeld
,Psychopathologie Hoorcolleges
o Individueel lijden niet meegenomen
Medisch model: onderliggende mechanismen als oorzaak van psychische stoornissen:
somatogeen (=lichamelijke oorzaken; hormonen/medisch) en psychogeen (neurologische
basis oorzaken; neurotransmitters) en beide kan mentale psychische
gevolgen/problemen hebben.
- Nadelen:
o Cliënt in afhankelijke rol
o Niet voor alle stoornissen is een oorzaak
o Labelling
Leer- of onderwijsmodel: stoornissen ontstaan door verkeerd gelopen leerprocessen
(aangeleerd gedrag: nature/nurture).
- Therapie als leraar en leerling
- Therapie = vaardigheidstekort verhelpen
Conclusie:
Klinische psychologie gaat over afwijkend gedrag
Meerdere opvattingen over grens, normaal, afwijkend en stoornissen
o Dus voorzichtigheid is gebonden bij stellen diagnose
Theoretische modellen allemaal deels van toepassing op stoornissen geen een
model is alles verklarend
Vaak in de DSM= de symptomen veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of
beperkingen in het functioneren.
Classificatie vs. diagnostiek:
Classificatie: het resultaat van een diagnostisch proces (dit proces; alle informatie die je
verzamelt door testen/onderzoek leidt tot classificatie).
- Ordenen van menselijk gedrag, ervaringen, belevingen en eigenschappen.
- Indeling maakt verschil tussen symptomen en syndromen
- Eigenlijk classificatie: depressief/schizofrenie (en diagnose = proces) woord
verkeerd gebruikt dus classificatie i.p.v. diagnose).
Soorten classificatie:
- Categoriële classificatie: ja of nee
- Dimensionele classificatie: licht naar donker (mate van: ernstig/mild)
- Monothetische classificatie: leden van een klasse hebben één (of meer)
kenmerken met elkaar gemeen.
o Bijv. depressie. Alle mensen met een depressie hebben een sombere
stemming en/of verlies van plezier.
- Polythetische classificatie: leden van een klasse hebben zoveel mogelijk
kenmerken gemeen, maar hoeven niet noodzakelijk een specifiek kenmerk te
delen.
o Bijv. BPD (borderline); negen kenmerken, je moet er minimaal 5 hebben.
- Op basis van symptomen: psychische stoornissen kan men beschrijven in
termen van symptomen die aan de buitenkant waarneembaar zijn of die een cliënt
zelf aangeeft = manier van beschrijvende (descriptieve) classificatie.
- Pathogene mechanismen structurele diagnostiek: de indeling o.b.v.
ziekmakende (pathogene) mechanismen houdt in dat psychische stoornissen
ingedeeld worden op grond van de processen die de symptomen veroorzaken
(biologisch, psychologisch of sociale processen).
- Hiërarchisch: systemen waarin sommige klassen een hogere rang hebben dan
anderen klassen.
- Nevenschikkend: systemen waarin alle klassen dezelfde rang hebben.
DSM categoriële en polythetische classificatie (wel of niet, maar variatie in
uitingsvormen van een symptoom).
, Psychopathologie Hoorcolleges
Primaire diagnose: hoofddiagnose (= aanleiding contact)/meest last van hebben;
brengt meest lijdensdruk met zich mee (hier begin je mee in de diagnose)
Secundaire diagnose: minder last van; andere problemen die aan het licht komen
tijdens het diagnostisch proces/behandeling.
Parafiele stoornis: seks hebben
met voorwerpen (kinderen etc.)
Disruptieve stoornis:
brandstichting etc.
Hoorcollege 2: eetstoornissen
DSM-5:
1. Anorexia nervosa
2. Boulimia nervosa
3. Eetbuistoornis
4. Overige voedings- en eetstoornissen
Anorexia nervosa en boulimia nervosa zijn twee stoornissen die schijnbaar tegenstellig
zijn in hun eetgedrag, zijn ze erg met elkaar verwant:
- Preoccupatie (kunt aan niks anders meer denken) met eten
- Preoccupatie met lichaam, en gewicht
- Exclusieve invloed op eigenwaarde en zelfvertrouwen
Anorexia nervosa:
- Prevalentie: 0,37%
- 5500 AN per jaar in Nederland
- Grootste mortaliteit van alle psychische stoornissen 15% overlijd (1/3 aan suïcide –
rest aan uithongering)
- Prognose: na behandeling 46% hersteld, 21% chronisch ziek
- Weigeren het lichaamsgewicht te handhaven op of boven voor leeftijd en lengte
minimaal normaal gewicht
- Intense angst gewicht toe te nemen of dik te worden (hebben wel de perceptie dat
ze veel dikker zijn; ondanks dat ze zo dun zijn)
- Stoornis op de lichaamsperceptie en samenhang gewicht-zelfbeeld