Samenvatting ‘Biologische Grondslagen; Klinische
Neuropsychologie en Psychofarmacologie’
*Hoofdstukken uit het boek, college prof. Schedder, benodigde PDF’s en opdrachten YouLearn
Thema 1 Introductie
1.1 Historische mijlpalen (H1 + Opdracht 1.1.1)
H1 Klinische neuropsychologie: een historische schets
1.1 Inleiding
Klinische neuropsychologie psycholoog in gezondheidszorg op gebied van diagnostiek en behandeling
problemen samenhangen met hersenaandoeningen. Eerst terrein psychiaters en neurologen. Tijdens
klassieke oudheid wetenschappers overtuig nauwe samenhang tussen hersenen en gedrag.
- Hippocraters 400 jaar voor Christus afwijkend gedrag en gevoel voortkwamen uit werking
hersenen. In geneeskunde Grieken en Romeinen lichaam samenstel van aantal elementen; water,
vuur, bloed en slijm. Moesten in balans zijn, anders ziekte. Groot deel geneeskundige inzichten
uit die tijd in boeken Claudius Galenus.
- Renaissance opbloei wetenschap en geneeskunde. V.a. 14e eeuw kritisch en zelfstandig
observeren en denken. Geleid tot opvatting René Decartes, ziel ongedeelde, zelfstandige
immateriële eenheid. Ziel lokaliseerde in holte in hoofd pijnappelklier of epifyse.
- 19e eeuw Franz Joseph Gall volledig andere benadering; groot aantal mentale organen,
gelegen in grijze schors hersenen. Leidde tot frenologie onwetenschappelijke praktijk die
commercieel interessant was. In Frankrijk Galls opvatting getoetst met clinicoanatomische
methode; bestudeerde patiënten met hersenletsel uitvalsverschijnselen gebied bijv. taal,
geheugen of waarneming. Volgende stap ontwikkeling neuropsychologie eigenstandige discipline.
1.2 Celtheorie
Lokalisatie; waar de ziel of geest lokaliseren, hoe werkt geest in op lichaam en welke organen spelen
hierin een rol?
- Grieken drie zielen; een voor overleven (via voedselopname, aanwezig bij plant), een voor
activiteiten organisme in relatie tot omgeving (bij dieren) en hogere-ordeziel, onderscheid tussen
wat goed en fout was (psychikon hegemonikon sturend principe).
- Latijns; spiritus animalis. Evenals Hippocrates geloofde Plato dat hoogste geest in hersenen
moesten lokaliseren, terwijl leerling Aristoteles wees op belang van het hart.
Weinige filosofen die anatomische structuur onderzochten, merkten op dat holtes in hersenen
hersenventrikels waren. Toen werden deze cellen genoemd. Gezien als plaats van geest. Daarbij geest
opgedeeld in verschillende functies.
- 1e cel; informatie verschillende zintuigen (sensus communis – verenigde zintuigen).
- 2e cel; psychologische representatie – beeld of imago.
- 3e cel; slaat het beeld op (memoria – geheugen).
Celtheorie basis van ideeën over cognitieve psychologie. Algemeen systeem informatieverwerking; geest
kan alle informatie verwerken, geen aparte functie voor visuele of auditieve beelden, voor muziek of taal,
voor onthouden gebeurtenissen of kennis. Ander kenmerk opvatting geest theorie gaat niet in op
individuele verschillen. Ideeënvorming individuele verschillen persoonlijkheid. Oudere literatuur begrip
karakter, fysiognomie interpretatie gelaat. Vorm van iemands gelaat, totale uiterlijk gezien als reflectie
karakter.
- Rond 1750; fysiognomie in West-Europa. Lavater introduceerde geen nieuwe ideeën.
Karakterkunde gebaseerd op traditionele beelden; ronde, magere, krachtige of gespierde gelaat.
Fysiognomie Franz Joseph Gall aangezet tot ontwikkelen nieuwe benadering individuele
verschillen.
,1.3 Decrates: ongedeelde geest
René Decrates. Eerste en beroemdste axioma ‘ik denk, dus ik ben’. Uitgangspunt dat mens kon worden
opgedeeld in twee substanties; lichaam (res extensa) en geest (res cogitant). Geest niet uit materie en
geen ruimte inneemt. Wel speciale plaats gehuisvest, holte midden hoofd niet verdeeld over twee
hersenhelften epifyse of pijnappelklier. Res cogitant soort bestuurder; vanuit hele lichaam via zenuwen
berichten over buitenwereld binnen, op basis van herinneringen in weefsel hersenen opgeslagen,
boodschappen teruggestuurd waardoor ledematen konden bewegen (reflex).
1.4 Gall en lokalisatievraagstuk
Nieuwe psychologie ontwikkelen op basis van inzichten over bouw en functie hersenen. Hoewel
gevestigde wetenschappelijke orde niets moest hebben van lokalisatie-ideeën van Gall, na enige tijd
erkennen dat enkele principes correct waren, zoals dat cortex cruciaal was en bepaalde functies strikte
lokalisatie kennen. Basis hedendaagse cognitieve neurowetenschappen. Organologie of Krianologie
(schedelleer). Alle psychologische functies aangeboren. Aparte organen voor taal, muziek en rekenen, ook
voor moederliefde. Ten slotte functies niet ergens in midden van hersenen, maar aan buitenkant, cortex.
Lang hersenschors gezien als uitgedroogde korst en weefsel eronder als soort voedsel voor geest.
Belangrijkste stelling; sprake van onafhankelijke functies. Ging ervan uit dat mensen verschillen in aanleg
voor bepaalde functies; een goed in talen, ander in muziek. Ook veronderstelde dat organisatie voor alle
mensen, ook dieren gelijk was. Andere bron als bewijs; effecten hersenbeschadiging. Patiënten met laesie
voorste deel hersenen, vlak achter ogen, beschreven met taalstoornis.
1.5 Clinicoanatomische methode
- Jean-Baptiste Bouillaud stelt dat principiële uitgangspunt van Gall, lokalisatie van functies juist
was. Werkwijze lokalisatie-ideeën toetsen door patiënten met focaal hersenletsel
uitvalsverschijnselen in kaart brengen clinicoanatomische methode.
- 1861 discussie lokalisatie taal opnieuw gevoerd nadat Paul Broca hersenen had getoond van
patiënt. Inderdaad laesie in voorste deel hersenen. Zat niet op plaats waar Gall dacht dat het zat,
maar meer aan zijkant, voet van derde frontaalwinding. Gebied van Broca genoemd. Broca volgde
Bouillaud ook in interpretatie van functie die daar gelokaliseerd zou zijn, namelijk niet taal in
geheel, alleen mechanisme om woorden uit te spreken. Specifiek mechanisme; niet zomaar
klanken produceren, sequentie klanken die past bij woord. Geprobeerd gegevens te verzamelen
van patiënten met taalstoornis. Merkte dat laesie eigenlijk altijd in linkerhersenhelft zat.
- 1865 stelling met linkerhersenhelft spreken. Ging ervan uit dat in rechterhersenhelft mechanisme
aanwezig was in aanleg maar linkerhersenhelft zuurstofrijker bloed. Daardoor sneller ontwikkelt.
Meeste mensen voorkeur voor rechterhand, geassocieerd met lokalisatie taal.
- In Frankrijk Jean Martin Charcot geloofde ook in lokaliseren specifieke centra in hersenen. Met
leerlingen diverse nieuwe ziektebeelden beschreven als multiple sclerose (MS), amyotrofe
laterale sclerose (ALS) en syndroom Gilles de la Tourette. Ook beschrijving klinisch beeld ziekte
van Parkinson verbeterd. Men zag nu ook patiënten die andere taalstoornissen hadden. Idee
ontstond dat taal gezien kon worden als geheel van functies; voor productie, ook opname. Leidde
tot modellen met centra voor onderscheiden deelfuncties.
- Invloedrijkste was schema Wernicke. Beweerde dat er apart centrum voor herkennen
woordbeelden was (gesproken woord) in temporaalkwab, centrum en woordproductiecentrum
van Broca ook nog vezelbaan lopen, verbindingsbaan. Volgens deze benadering stoornis ontstaan
door laesie in centrum of door laesie verbindingsbaan disconnectie. Wernicke geloofde niet in
verzameling functies zoals Gall. Beschouwde hersenen als instrument waarin sensorische prikkels
gekoppeld werden aan motorische reacties. Opvattingen dicht in buurt van associationisme.
- In Engeland andere opvatting. John Locke empirisme. Alles aangeleerd, verloopt via Aristoteles
beschreven principe van associatie associationisme.
,1.6 Holisme
- Rond 1900 in heel Europa verzet tegen lokalisatiebeweging. Pierre Marie verzette tegen
heersende opvatting over afasie. In zijn ogen niet verschillende vormen; slechts een stoornis
taalfunctie.
- Zwitserland Consatin von Monakow samenhang in zenuwstelsel sterker dan lokalisationisten
wilden doen geloven. Bij bepaalde functie werken hersengebieden in regel samen.
- Oostenrijk Freud kritische verhandeling Über Aphasie. Net als von Monakow meende hij dat
het niet om zelfstandig werkende centra zou gaan, maar velden of gebieden met overlap en
samenhang.
- Leerling Wernicke, Kurt Goldstein betoogde dat goed functioneren hersenen vooral belang om te
kunnen reflecteren op binnenkomende stimuli, in plaats van direct daarop te reageren stracte
attitude. Na hersenlaesie persoon meer geneigd direct te reageren op bepaalde opvallende
kernmerken. In analyse effecten hersenlaesies richtte Goldstein op wijze waarop individu met
omgeving omging dan uiteenrafelen cognitie in allerlei aparte functies.
- Midden 20e eeuw Aleksandr Luria balans gevonden.
1.7 Luria: een globaal model
Probeerde synthese te maken van bestaande neuro(psycho)logische feiten en theorieën, integreerde met
eigen klinische waarnemingen bij soldaten die hersenverwondingen hadden opgelopen. Zocht evenwicht
tussen holistische en lokalisationistische opvattingen. Hersenen-als-geheel waarbinnen diverse
subsystemen eigen bijdrage aan gezamenlijke activiteit leveren. Functionele subsystemen ontstaan door
interacties tijdens ontwikkeling tussen kind en omgeving, veranderen in loop van ontwikkeling ten
gevolge van leerprocessen. Benadrukte dat functioneel systeem van hersenen-als-geheel buitengewoon
flexibel en adaptie is; wanneer specifiek gedragsdoel door omstandigheden of stoornissen niet op
bepaalde manier bereikt kan worden, andere strategieën gevolgd. Inzet andere subsystemen hetzelfde
einddoel gerealiseerd. Volgens uitgangspunt kan op grond van uiteindelijke gedragsresultaat, nooit
rechtstreeks conclusies trekken over verantwoordelijke subsystemen dus ook niet over intactheid of
beschadiging. Anderzijds vrij duidelijke lokalisationist, overtuigd dat nauwkeurige wetenschappelijke
analyse van gedragsstoornis steeds specifiek gestoorde factor zou aantonen. Uiteindelijk ieder
hersengebied gekoppeld aan een of meer dergelijke specifieke factoren abstract logische analyse van
syntactische, ruimtelijke en tijdsrelaties linker pariëto-occipitale gebied. Drie globale indelingen;
- Drie voortdurend interacterende functionele eenheden (units), respectievelijk subcorticale,
posterieure en anterieure hersengebieden (activatie, input en output).
- Drie hiërarchisch geordende niveaus van verwerking; primaire, secundaire en tertiaire zones
- Gedrag wel/niet gereguleerd door taalprocessen, gerelateerd aan respectievelijk linker- en
rechterhemisfeer.
Iedere mentale activiteit alle drie functionele eenheden betrokken. Eerste eenheid regulatie
waakzaamheid en aandacht, stoornissen veroorzaakt door letsels in hersenstam, diëncefalon en mediale
gebieden grote hersenen. Tweede functionele eenheid cognitieve informatieverwerking; waarneming,
verwerking en opslag informatie. Stoornissen veroorzaakt door letsels achter centrale fissuur; posterieure
gebieden laterale cortex. Derde functionele eenheid voor organisatie gedrag; planning, regulatie en
monitoring doelgerichte activiteiten. Stoornissen bij letsels in gebieden voor centrale fissuur; motorische,
premotorische en prefrontale cortex. Binnen ieder eenheid onderscheid tussen primaire, secundaire en
tertiaire zones. Psychische verwerkingsniveau voorstellen als scala tussen verwerking oppervlakkige
fysieke kenmerken (primair) en diepe verwerking betekenissen en consequenties (tertiair). Primaire zones
projectiegebieden zintuigen en motoriek; occipitale (visuele), temporale (auditieve) en postcentrale
(sensibele) gebieden tweede eenheid, en precentrale (motorische) gebieden derde eenheid. Functionele
verschillen tussen linker- en rechterhemisfeer ook wel lateraliteit. Meeste nadruk legde hij op verreikende
betekenis taal en met name internal speech. Taaldominante hemisfeer (door erfelijkheidsfactoren bij
meeste linkerhemisfeer). Voor elk complex gedrag geïntegreerde samenwerking tussen beide
hersenhelften noodzakelijk, ontkende hij niet-dominante hersenhelft bij taal- en spraakprocessen.
Recenter onderzoek hypothesen seriële verwerking primaire, secundaire en tertiaire zones niet
onderschreven.
, 1.8 Een eerste aanzet: testbatterij
Neuropsychologie niet alleen theoretisch vraagstuk organisatie mentale processen. Ook beroepsactiviteit.
Franz hield zich bezig met inhoudelijke vraagstukken afasie en lokalisatie. Tests stoornissen in
waarneming, geheugen of taal detecteren. Halstead onderzoek effect hersenletsel, met name frontale
laesies op intelligentie. Kleine proefjes, Continuous Performance Test. Al die tests in samenwerking Ralf
Reitan omgevormd tot testbatterij Halstead-Reitan-testbatterij, screeningsinstrument. Soortgelijk
instrument Luria-Nebraska Neuropsychological Battery door Charles Golden. Met dergelijke
testinstrumenten deel van werk overnemen neurologen. Cognitief functioneren op systematische manier
onderzoeken en beschrijven.
1.9 Neuropsychologie als zelfstandige discipline
Rond 1960 twee belangrijke ontwikkelingen tot ontstaan neuropsychologie apart wetenschapsgebied.
Eerste plaats Norman Geschwind. Schreef groot en invloedrijk artikel over disconnecties en inspireerde
daarmee menigen om analyseren van functies ter hand te nemen. Belangrijke werkwijze, zoeken naar
dubbele dissociaties. Min of meer onafhankelijke functies als bij laesie op plaats X functie A aangetast
maar functie B niet en bij laesie in gebied Y functie B uitvalt en A niet. Tweede ontwikkeling Roger Sperry,
effecten split-brain-operatie. Bij patiënten met zeer ernstige vormen epilepsie. Redenering; als je vijand
niet kunt bestrijden, dan opsluiten in één hersenhelft. Ingreep op onbegrijpelijke manier succesvol.
Epilepsie voor aanzienlijk deel onder controle. Negatieve effecten beperkt. Onderzoek belangrijke
gevolgen. Eerste plaats duidelijk dat rechterhersenhelft in bepaalde functies beter was dan linker
(hemisfeerspecialisatie). Tweede gevolg allerlei onderzoeksmethoden beschikbaar waarmee onderzoek
naar lokalisatie functie uitgevoerd kon worden bij mensen die geen hersenletsel hadden. Naast zorg voor
psychopathologie zoals angst of stemmingsproblemen ontstond belangstelling voor gevolgen
hersenaandoeningen op mentaal functioneren, cognitief functioneren. Ook in kaart brengen aard en ernst
stoornissen, diagnostiek onderdeel van beroep.
1.10 Cognitieve neuropsychologie
1.10.1 Modules
Jerry Fodor boek The modularity of mind. Module belangrijk begrip. Fodor taalvermogen aangeboren
specifieke eigenschap vooral syntaxis van wezenlijk belang. Daarbij absoluut niet bewust dat die
taalprocessen werken, nauwelijks invloed op uitoefenen. Dergelijk proces module. Opvatting
informatieverwerking onderscheid tussen representatie (informatie die door module verwerkt kan
worden of output) en proces (berekeningen, computations of transformaties). Fodor formuleerde aantal
kenmerken module;
- Alleen bepaalde informatie verwerken (domain specific).
- Aangeboren (innateness).
- Doet zijn werk ongeacht wat andere processen doen, andere processen werking niet beïnvloeden
(encapsulated).
- Module computationeel autonoom en beschikt over eigen neurale architectuur (fixed neural
architecture) geen aandacht capaciteit, geheugenprocessen of andere processen deelt met
andere modules.
Cognitieve neuropsychologie analyseert effecten hersenbeschadiging op cognitieve functies, aard van
fouten kijken. Met analyse bepaalde theoretische opvatting toetsen hoe normale proces verloopt,
afgebeeld als verzameling deelprocessen vorm van dozen (boxes) door lijnen of pijlen verbonden
(boxology).
- Naast Fodor, David Marr essentiële rol in theorieontwikkeling in cognitieve neuropsychologie.
Formuleerde uitgangspunten voor construeren theorie over cognitieve functie. Omzetting
informatie van bepaalde soort naar andere soort; vertaal operatie. Veronderstelde dat
beschrijving van representatieniveaus en transformatieregels ook losstaan van specifieke
hardware waarmee functie gerealiseerd wordt. Belangrijkste tak onderzoek; verworven
leesstoornissen (acquired dyslexia).
- John Marshall en Max Coltheart beschrijven nieuwe vorm verworven leesstoornissen zoals
fonologische dyslexie en oppervlaktedyslexie. Andere vorm dyslexie; diepe dyslexie.