Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht
Hoofdstuk 1.
De enige die een verdachte van een strafbaar feit voor de rechter kan brengen is een officier
van justitie. Hij is een vertegenwoordiger van het openbaar ministerie. Hij kan een verdachte
dagvaarden, waardoor deze voor zijn daden verantwoording moet afleggen ten overstaan
van een rechter.
Er bestaan verschillende soorten dagvaardingen:
- Civielrechtelijke dagvaarding, burger tot burger.
- Strafrechtelijke dagvaarding, officier van justitie tot verdachte.
Het opleggen van straffen dient voornamelijk twee doelen:
- Vergelding
- Preventie
Generale preventie, het afschrikken van men om hetzelfde te doen.
Speciale preventie, de straf moet voorkomen dat de dader in herhaling treedt.
Het rechtsgebied strafrecht kan worden onderverdeeld in drie delen:
- Materieel strafrecht bepaalt welk gedrag niet toegestaan is en welke personen
daarvoor kunnen worden gestraft. (Het Wetboek van Strafrecht)
- Formeel strafrecht bepaalt welke regels moeten worden gevolgd wanneer een norm
van het materiële strafrecht is overtreden. (Het Wetboek van Strafvordering)
- Sanctierecht heeft betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde straffen
mogen worden opgelegd en ten uitvoer gelegd.
Het strafrecht dat in de wetboeken is opgenomen duidt men aan als het commune
strafrecht. Daarnaast bestaan er ook bijzondere strafwetten, deze vormen samen het
bijzondere strafrecht.
EU-regels zijn supernationaalrechtelijk van aard, het gaat om regels die een internationale
organisatie oplegt waar de lidstaten bij die organisatie zich aan moeten houden. Ook
uitspraken van het EHRM behoren tot dit recht.
Hoofdstuk 7.
Procesdeelnemers in een strafproces:
- Verdachte
Het vermoeden dat een bepaald persoon het strafbare feit (de verdenking: het
vermoeden dat er een strafbaar feit heeft plaatsgevonden) heeft begaan.
- Raadsman
Een advocaat die de verdachte adviseert en met hem de verdediging voert.
- Getuige
- Deskundige
Deskundigen die speciaal onderzoek verrichten voor een rechter worden forensische
deskundigen genoemd.
- Benadeelde partij
Vaak het slachtoffer dat schadevergoeding wil verkrijgen. Hij is dan benadeeld.
- Slachtoffer
, - Rechtbank, gerechtshof en Hoge Raad
Ieder van de gerechten heeft een eigen regio waarbinnen het rechtspreekt, dit
rechtsgebied heet arrondissement.
- Opsporingsambtenaar
De politie heeft voor de opsporing van strafbare feiten een groot aantal
bevoegdheden gekregen. In de praktijk oefent in het algemeen de politie deze
bevoegdheden uit, maar we spreken van opsporingsambtenaren.
- Openbaar Minister (OM)
Het OM is de instantie die de beslissing neemt om een zaak aan de rechter voor te
leggen.
Minister van Justitie en Veiligheid
College van procureurs-generaal
Arrondissementsparket Functioneel Landelijk parket Ressortsparket (4)
(11) (Bij de rechtbank) parket (1) (1) (Bij het
gerechtshof)
Hoofd-OvJ Hoofd-OvJ Hoofd-OvJ Hoofd-AG
Officieren van justitie Officieren van Officieren van Advocaten-
justitie justitie generaal
- Reclassering
De reclassering houdt zich bezig met de persoon en omstandigheden van de
verdachte.
De verdachte;
Iedere vermoedelijke dader wordt onschuldig gehouden tot het tegendeel is bewezen, dit
wordt de onschuldpresumptie (art. 6 lid 2 EVRM) genoemd. Art. 27 Sv bepaalt wie als
verdachte kan worden aangemerkt. In art. 27 lid 1 Sv zien we een materieel criterium. Er
moet sprake zijn van een redelijk vermoeden dat de persoon in kwestie een strafbaar feit
heeft gepleegd. Het redelijke vermoeden moet volgen uit feiten of omstandigheden.
Rechten van de verdachte:
- Zwijgrecht
De verdachte mag niet worden gedwongen een verklaring af te leggen. Art. 29 Sv, op
de verdachte mag geen ongeoorloofde druk worden uitgeoefend (pressieverbod).
- Het recht op rechtsbijstand
Het recht om zich te laten bijstaan door een raadsman (advocaat), art. 28 Sv. De
verdachte heeft het recht om zelf een advocaat te kiezen die als zijn raadsman zal
optreden. Belangrijke wetsartikelen, art. 39 lid 1 en 40 Sv, art. 45 Sv, art. 46 Sv, en
art. 48 Sv.
- Het recht op kennisneming van processtukken
De verdachte heeft het recht kennis te nemen van de processtukken die op zijn zaak
betrekking hebben, art. 30 Sv. Zie ook, art. 32 en 33 Sv.
De getuige:
Getuigen kunnen personen zijn die het strafbare feit hebben zien gebeuren (ooggetuigen).
Ook het slachtoffer is vaak een ooggetuigen. Ook spelen aanwijzingen een grote rol.
Wanneer een getuige door een rechter-commissaris wordt opgeroepen is hij verplicht te
, verschijnen, art. 213 en 216 Sv. Zie ook, art. 290, 207, 221, 294 en 219 Sv. Geeft de wet de
getuige het recht te zwijgen, dan wordt gesproken van een verschoningsrecht.
De deskundige:
Zie art. 51, 150 en 227 Sv.
Procesfasen:
- Opsporingsonderzoek
Tijdens het opsporingsonderzoek wordt bewijsmateriaal verzameld, dit wordt in een
dossier opgenomen. De officier van justitie zal naar aanleiding van de resultaten van
het onderzoek kunnen besluiten om een zaak wel of niet aan de rechter voor te
leggen. Als de OvJ hier niet voor kiest, dan seponeert hij de zaak.
- Onderzoek ter terechtzitting
De dagvaarding en tenlastelegging (beschuldiging van strafbare feiten). Het
onderzoek ter terechtzitting begint doordat de strafzaak wordt uitgeroepen, art. 270
Sv. Er wordt gezocht naar de materiële waarheid.
- Beraadslaging en uitspraak
De rechtbank zal nu tot een beslissing moeten komen, art. 348 en 350 Sv. Dit leidt tot
een einduitspraak. De beslissing wordt opgenomen in een vonnis, art. 359 Sv.
- Rechtsmiddelen
De veroordeelde en het OM hoeven geen genoegen te nemen met de uitspraak van
de rechtbank maar kunnen doormiddel van de twee rechtsmiddelen in hoger beroep
en in cassatieberoep.
- Tenuitvoerlegging
Wanneer het niet meer mogelijk is in hoger beroep of cassatieberoep te gaan, wordt
de uitspraak onherroepelijk, art. 557 Sv. Het vonnis kan dan ten uitvoer gelegd
worden.
Art 1 Sv bevestigt het legaliteitsbeginsel voor strafvorderlijke handelingen.
Bevoegdheidsverlenende normen kennen ten minste drie soorten bestanddelen. Alleen
wanneer aan alle bestanddelen van de Bevoegdheidsverlenende norm is voldaan mag de
bevoegdheid worden uitgeoefend:
- De handeling, welke handeling mag verricht worden?
- De bevoegde, door wie mag de handeling worden verricht?
- De bevoegdheidsvoorwaarden, aan welke voorwaarden moet worden voldaan?
Discretionaire bevoegdheden, de bevoegde is vrij om de bevoegdheid al dan niet uit te
oefenen.
Beginselen van een behoorlijke procesorde:
- Beginsel van redelijke en billelijke belangenafweging
Bij de belangenafweging moet worden voldaan aan de eisen van subsidiariteit (minst
vergaand, aanbellen i.p.v. inbreken) en proportionaliteit (geen lichter alternatief,
inbreken i.p.v. huis opblazen).
- Beginsel van zuiverheid van oogmerk
Ook wel verbod op détournement de pouvoir, misbruik van bevoegdheid.
- Vertrouwensbeginsel