Kennisclip 1 & 2 -
Structuur strafbaar feit en opzet/culpa
Structuur strafbaar feit
4 voorwaarden (cumulatief). Legaliteitsbeginsel is hierin opgenomen.
1. Een menselijke gedraging
2. Die binnen een wettelijke delictsomschrijving valt
3. Die wederrechtelijk is
Handelen in strijd met het objectief recht.
4. En aan schuld te wijten is
Je had anders kunnen handelen, maar niet gedaan. Het strafbare was te vermijden.
Vermijdbare verwijtbaarheid.
Ideaaltypische delictsomschrijving
- Voorwaarden 1 en 2 staat in de wettelijke delictsomschrijving
- Wettelijk voorschrift
- Laag 1 & 2: bestanddelen (moet worden bewezen)
- Laag 3 & 4: elementen (verondersteld aanwezig te zijn als 1 en 2 bewezen zijn)
Niet-ideaaltypische delictsomschrijving
- Wederrechtelijkheid (3) en vermijdbaarheid (4) moeten bewezen worden
- Opgenomen in wettelijke delictsomschrijving
- Laag 3 & 4: ook bestanddelen, onderdeel van laag 2
- Bijvoorbeeld artikel 307 sr, “schuld en te wijten”
Opzet en culpa als wettelijke schuldvorm
Het schuldvereiste (4) kan op 2 manieren worden uitgedrukt: opzet en culpa.
Opzet
- Willens en wetens
- Opzet is kleurloos: het gaat niet om het onderliggende motief
- Voorwaardelijke opzet
Willens en wetens de aanmerkelijke kans op het strafbare gevolg aanvaarden. (3
cumulatieve voorwaarden, willens, wetens, aanvaarden
Culpa
- Ziet niet op de wil, meer nalatigheid
- Anders moeten handelen en ook anders kunnen handelen
- (1) Onbewuste culpa
Persoon denkt niet na over zijn handelen maar had dat wel moeten doen. Het is hem
te verwijten omdat hij het kunnen en moeten vermijden.
- (2) Bewuste culpa
, Persoon denkt wel na maar gelooft ten onrechte in een goede afloop. Bijvoorbeeld
een automobilist die rechts afslaat en denkt eerder te zijn dan een fietser.
- (3) Roekeloosheid
Opzet vs culpa
Het verschil tussen voorwaardelijke opzet en bewuste culpa is de wil. Bij voorwaardelijke
opzet is deze wel aanwezig en bij bewuste culpa niet.
Verwijtbaarheid (laag 4) is een vast onderdeel van culpa. Dus geen element maar
bestanddeel. Culpa is dan ook niet-ideaaltypisch.
Bij opzet dient verwijtbaarheid los te worden beschouwd. Verwijtbaarheid is een element.
Voorbeeld: iemand doden in een psychose.
Hoorcollege 1
Materieel strafrecht (sr)
- Regelt wie, voor welk gedrag, en onder welke omstandigheden, strafbaar is en welke
sancties volgen.
- Een strafbaar feit is een schending van de materiële norm.
Formeel strafrecht (strafprocesrecht) (sv)
- Regelt de opsporing, vervolging en berechting.
- Juridisch mogelijk maken en normeren van de strafrechtspleging door de overheid.
- Het wettelijk (ingrijpend) optreden van de overheid jegens de burger
(instrumentaliteit) en beperkt tegelijkertijd dat optreden (rechtsbescherming).
- Opsporingsbevoegdheden toegekend aan ambtenaren en in mindere mate aan
burgers.
Deze zijn onderling sterk verbonden. Formeel strafrecht heeft een schakelfunctie tussen een
strafbaar feit en de op te leggen sanctie.
Sanctierecht: voorwaarden w.o. de sanctie mag worden opgelegd en ten uitvoer gelegd.
Art 91 sr: boek 1 geldt ook voor andere wetten zoals de Opiumwet. (schakelbepaling)
Geschiedenis
- Uit de verlichting volgt geschreven wetgeving. Wetgeving is de belangrijkste
rechtsbron. Hieruit volgt dat de wetgever een strafrechtelijke norm in een wettelijke
strafbepaling moet hebben verankerd.
Legaliteitsbeginsel
, - Art 1 lid 1 sr, art 1 sv
- Voor strafvordering
Bron moet echt sv zijn, APV mag bijvoorbeeld niet. Moet bij wet in de formele zin zijn
- Voor strafrecht
Ruimer. APV mag wel. Hoeft niet per se een wet in de formele zin te zijn. Rotterdam
kan bepaalde dingen strafbaar maken en dat geldt niet in Amsterdam.
Opzettelijke gevolgsdelicten: bijvoorbeeld doodslag.
Gevolg gekwalificeerde delicten: mishandeling de dood tengevolge hebbend. (opzet ziet op
de mishandeling)
De structuur strafbaar feit impliceert 1 verdachte per feit en de verdachte heeft zelf het
strafbare feit gepleegd (zelf handeling verricht dan wel strafbaar gesteld gevolg toen
intreden). Dit is niet altijd het geval.
Uitbreiding strafbaarheid
1. Uitbreiding strafbaarheid in fase tot aan voltooid delict.
Poging, voorbereiding, vrijwillige terugtred
Voorwaarden voor een poging:
1. Misdrijf (dus niet een overtreding)
2. Voornemen van de dader op dat misdrijf (= opzet)
3. Geopenbaard door begin van uitvoering van dat misdrijf
Voorbereiding heeft eigen toetsing (art. 46 sr)
Verschil:
- Uitvoeringsfase vs voorbereidingsfase
- Bijbehorende strafmaximum (⅓ vs ½ ‘eraf’ want gevolg minder ingrijpend)
Bij spijt of inkeer: niet langer strafbaar. Misdrijf nog niet voltooid.
2. Uitbreiding strafbaarheid naar aantal personen.
Deelneming (medeplegen, medeplichtigheid, uitlokking, doen plegen)
Dader: pleger, doen pleger, medepleger
Medeplichtig: behulpzaam bij het plegen van het misdrijf / ondersteuning
Opzet blijft belangrijk. Opzet t.a.v je
eigen deelname en t.a.v het te
plegen delict.
Supplement week 1 (boek)
, Iemand kan aangemerkt worden als verdachte bij redelijk vermoeden van schuld (art. 27 sv).
Strafbare feiten zijn onder te verdelen in misdrijven en overtredingen. Misdrijven zijn over
het algemeen ernstigere feiten dan overtredingen. Voor het Wetboek van Strafrecht geldt:
misdrijven staan opgesomd in het tweede boek en overtredingen in het derde boek.
Het onderscheid tussen formele en materiële delicten heeft betrekking op de manier
waarop een delict in de wet is omschreven. Formele delicten staan in de wet omschreven als
een handeling, een specifiek omschreven activiteit. Voorbeelden zijn: het wegnemen van
een goed (diefstal) en meer dan 40 km/u te hard rijden (snelheidsovertreding). Bij materiële
delicten heeft de wetgever niet een handeling strafbaar gesteld, maar het veroorzaken van
een gevolg. Het is bij materiële delicten niet van belang welke handeling heeft geleid tot het
strafbare gevolg. Voldoende is dat het strafbare gevolg is ingetreden. Het
standaardvoorbeeld van een materieel delict is doodslag.
Stelen, vermoorden, vervalsen, het zijn allemaal feiten die een actief handelen
veronderstellen. Deze delicten worden commissiedelicten genoemd. Als een feit niet door
handelen maar door nalaten wordt gepleegd is het een omissiedelict.
Er bestaan delictsomschrijvingen die voortbouwen op andere delictsomschrijvingen. Is
daarvan sprake, dan hebben we te maken met een zogenaamde ‘bijzondere strafbepaling’.
Vaak heeft de delictsomschrijving in een bijzondere strafbepaling een extra bestanddeel. Dat
extra bestanddeel werkt meestal strafverzwarend. Ten opzichte van het gronddelict is er in
dat geval sprake van een gekwalificeerd delict. Het extra bestanddeel kan echter ook
strafverlichtend werken. Dan spreken we van een geprivilegieerd delict.
Wat voor soort delict is het?
• Misdrijf of overtreding?
• Formeel of materieel omschreven delict?
• Commissie- of omissiedelict?
• ‘Normaal’/grondvorm, geprivilegieerd of gekwalificeerd delict?
Voorbeeld: (art. 287 Sr)
"Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft..."
- Misdrijf
- Materieel omschreven delict
- Commissie
- Normaal/gronddelict
Hoorcollege 2