Inhoud
Bedrijfsadministratie 1.1 theorie............................................................................................................2
Hoofdstuk 1, bedrijfsomgeving...........................................................................................................2
Hoofdstuk 2, vraag..............................................................................................................................4
Hoofdstuk 3, aanbod..........................................................................................................................6
Hoofdstuk 4, markten.........................................................................................................................7
Hoofdstuk 5, overheidsingrijpen......................................................................................................11
Hoofdstuk 6, productie en bestedingen (toegevoegde waarde)......................................................15
Hoofdstuk 7, inkomensevenwicht....................................................................................................17
Hoofdstuk 8, groei en conjunctuur...................................................................................................19
Hoofdstuk 9, arbeidsmarkt en macro-economisch overheidsbeleid................................................22
,Bedrijfsadministratie 1.1 theorie
Hoofdstuk 1, bedrijfsomgeving
Elk bedrijf heeft een (externe) bedrijfsomgeving (tabel 1.1)
Deze is te onderscheiden in:
1. Macro-omgeving
2. Directe omgeving
Tot de externe bedrijfsomgeving behoren alle gebeurtenissen buiten een bedrijf om die wel van
invloed kunnen zijn op de winst van het bedrijf.
Macro-omgeving
- Demografie (samenstelling van de bevolking)
- Economie (conjunctuur, rente of inflatie)
- Sociaal-cultureel (normen, waarden en trends)
- Technologie (technologische ontwikkelingen buiten de eigen markt)
- Ecologisch (beschikbaarheid natuurlijke hulpbronnen of milieuvervuiling )
- Politiek-juridisch (wet- en regelgeving)
Directe omgeving
- Ontwikkeling huidige en toekomstige marktvraag
- Concurrentieverhoudingen
- Afnemersgedrag
- Leveranciers van grondstoffen of halffabricaten
Van machines of gebouwen
Van vermogen
- Substitutiegoederen
- Potentiële toetreders tot de markt
De vraag naar goederen en diensten word beïnvloed door meerdere dingen zoals:
Prijs, behoeften, populariteit, inkomen, kwaliteit, marketing, het weer, de overheid en leeftijd.
Ook per land, culturele groep, leeftijd en afkomst verschillend.
Een groot economisch probleem is schaarste: er zijn te weinig middelen om in alle behoeften te
kunnen voldoen. Het gaat vooral om geld, tijd en productiemiddelen. Iedereen maakt zijn eigen
beste economische keuzes om zo veel mogelijk in je behoeften te kunnen voorzien ondanks de
schaarste.
Alternatief aanwendbare middelen zijn middelen die voor verschillende dingen kunnen worden
gebruikt om in je behoefte te voorzien.
Welvaart geeft aan in hoeverre een consument met behulp van alternatief aanwendbare middelen
en schaarste in zijn behoeften kan voorzien.
Welvaart is vaak gelijk aan het Bruto Binnenlands Product (BBP) dit is de waarde van de goederen die
in Nederland word geproduceerd
De enigste uitzondering op schaarste zijn vrije goederen. Deze zijn onbeperkt beschikbaar en zorgen
dus niet voor een keuzeprobleem.
Om goederen en diensten te kunnen aanbieden moeten deze eerst gemaakt worden, voor productie
zijn productiemiddelen nodig. Er zijn er 4:
1. Arbeid, tijd en inspanning van menselijke kracht voor de productie
2. Kapitaal, geld wat nodig is om te kunnen produceren
3. Natuur, hulpbronnen voor productie zoals lucht, water of grond
, 4. Ondernemerschap, een productieproces en iemand die keuzes maakt voor de productie.
Deze productiefactoren worden beschikbaar gesteld door consumenten in ruil voor een
tegenprestatie
Arbeid loon
Kapitaal rente
Natuur huur
Ondernemerschap winst
Deze 4 beloningen samen zijn de primair inkomens
De productie en consumptie moet goed op elkaar worden afgestemd dit heet de economische orde.
Er zijn 5 vragen waarmee je de optimale economische orde krijgt namelijk:
1. Wie moet er produceren?
2. Wat moet er geproduceerd worden?
3. Hoe moet er geproduceerd worden?
4. Waar vind de productie plaats?
5. Voor wie moet er geproduceerd worden?
De productie kan geregeld worden met het marktmechanisme en het budget mechanisme.
Budgetmechanisme (planeconomie)
Overheid bepaalt wat en hoe geproduceerd en tegen welke prijs de goederen/diensten worden
verkocht. Bijvoorbeeld Noord-Korea
Marktmechanisme (markteconomie)
Beslissingen van consumenten en producenten zijn bepalend
Gemengde economie
Combinatie van budget- en marktmechanisme. Van toepassing in Nederland
Economisch handelen is het omgaan met het schaarste probleem, dit is voor elk land of consument
anders. Het economisch handelen in de algemene economie is dus verschillend.
Dit is weet in te delen in 3 categorieën:
Micro economie
Afzonderlijke personen
Gezinnen/ consumptieve huishoudens
Onderneming
Meso economie
Groepen bedrijven
Economische sectoren
Bedrijfstakken
Macro economie
Nationale consumptieve
Nationale besparingen
National product/inkomen
de monetaire economie is onderdeel van de macro-economie. Dit gaat over de rol van geld in de
economie. Bijvoorbeeld de hoogte van rente en de werking van financiële markten
de internationale economische betrekkingen horen ook bij de macro-economie. Dit gaat alleen meer
over de internationale handel in goederen en diensten en het financiële verkeer tussen de landen
zoals wisselkoersen.
In de economie zijn veel variabelen die invloed hebben op de vraag, bijvoorbeeld het inkomen en de
prijs. Via economische modellen kan je de verandering van een bepaalde factor berekenen waarvan