Sanctierecht 2015-2016, eerste kans
1. Slachtoffers en executie
Op dit moment is een wetsontwerp aanhangig bij de Eerste Kamer (K. 34082) dat ziet op de
uitbreiding van het spreekrecht voor slachtoffers. Volgens dit wetsvoorstel komt art. 51e lid 2
Sv te luiden: ‘Het slachtoffer kan op de terechtzitting een verklaring afleggen’. Indien het
wetsvoorstel wet wordt, hoeft het slachtoffer zich dus op de zitting niet meer te beperken tot
een verklaring ‘over de gevolgen die het delict bij hem teweeg hebben gebracht’, zoals de
wettekst nu luidt. Het slachtoffer mag dan ook zijn mening geven over bijvoorbeeld het bewijs
en over de op te leggen sanctie. Staatssecretaris Teeven heeft in 2012 daarnaast
aangekondigd dat slachtoffers ook bij de tenuitvoerlegging van de sanctie zullen worden
betrokken.
Vraag 1 (5 pt)
Op welke wijze moet nu al rekening worden gehouden met de belangen van slachtoffers in
de fase van de executie van de straf of maatregel?
a. Noem het wetsartikel. (1 pt)
b. Noem vier situaties waarin dit artikel toepassing vindt. (4 pt)
Antwoord:
Artikel 51a-3 Sv (1): op verzoek van slachtoffer, en alleen bij spreekrechtwaardige delicten
moet het slachtoffer worden geïnformeerd over ‘de invrijheidstelling’ van de dader. Dit wordt
toegepast bij:
- Verlof in het kader van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting of
- Verlofkader tbs, dan wel
- VI, of
- Gewoon einde sanctie (4 pt)
- Gratie waardoor iemand in vrijheid wordt gesteld
Dit artikel was niet van toepassing in de zaak Wik H. In die zaak ging et om toepassing van
de Fokkensregeling en niet om invrijheidstelling. Het noemen van artikel 2 lid 2 PBW nieuw
is ook goed gerekend. Het verplicht sinds vorig jaar om bij de tenuitvoerlegging rekening te
houden met de belangen van nabestaanden en slachtoffers. (1 pt) Hier gelden dezelfde
voorbeelden
Als 51a lid 3 Sv niet werd genoemd is 1 punt afgetrokken, dus dan max 4 pt.
Sommigen noemden 36f Sr (schadevergoedingsmaatregel) of artikel 14e Sr (dadelijke
uitvoerbaarheid), maar deze artikelen betreffen de oplegging en niet de tenuitvoerlegging;
bovendien vinden deze artikelen geen verplichte toepassing ( ‘kan’- bepalingen). Geen
punten.
2. Casus Harry ‘de stalker’
Harry is op 30 juni 2015 voor de derde maal in vijf jaar aangehouden wegens stalking
(belaging). De eerste keer kwam hij er vanaf met een taakstraf, de tweede keer met een
voorwaardelijke gevangenisstraf. De proeftijd is inmiddels voorbij. Ditmaal betreft het zijn
tweede ex-partner. Hij heeft haar niet alleen gestalkt maar ook bedreigd. Hij heeft namelijk
op straat tegen haar geroepen ‘als jij nog een keer naar die vent gaat, rijd ik je benen van je
af’. Daarbij heeft hij haar met zijn auto gevolgd terwijl zij op de stoep liep, daarbij zo
gevaarlijk dicht in haar buurt komend dat ze opzij moest springen. Harry pleegt zijn delicten
te begaan als hij onder invloed is van alcohol.
Harry is de volgende dag in verzekering gesteld en verblijft nog steeds in het Huis van
Bewaring als hij op 3 augustus 2015 wordt gedagvaard voor stalking en bedreiging. De
zitting zal op 18 augustus 2015 zijn. Het openbaar ministerie vindt de feiten, in samenhang
met de recidive zo verontrustend dat het een TBS met dwangverpleging aangewezen acht.
, De reclassering is om advies gevraagd. Die stelt oplegging van TBS met voorwaarden voor
met een uitgebreid pakket voorwaarden, waaronder dat Harry:
Zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door Reclassering Nederland worden
gegeven.
Nederland niet zal verlaten.
Bij zijn ouders aan de Brugstraat in Groningen gaat wonen en dat hij slechts in
samenspraak met de reclassering mag verhuizen.
Steeds telefonisch bereikbaar moet zijn voor de Reclassering
De reclassering schriftelijk toestemming geeft om informatie in te winnen en te
verstrekken aan zijn werkgever en akkoord gaat dat de reclassering contact
onderhoudt met zijn sociale netwerk (familieleden, vrienden, kennissen, werkgever,
verenigingsleven etc.) zich aan de aanwijzingen van de behandelinstelling Forensisch
Psychiatrische Afdeling (FPA) GGZ Drenthe houdt, zolang dit door de behandelaars,
in overleg met Reclassering Nederland, noodzakelijk wordt geacht en de door
behandelaar voorgeschreven medicatie inneemt.
Geen alcohol of drugs gebruikt.
Aan alcoholtesten en urinecontroles meewerkt.
Niet in contact treedt met zijn ex.
Dit advies van de reclassering is mede-ondertekend door de aan het bureau verbonden
psycholoog, die rapporteert dat zij Harry heeft onderzocht en dat Harry ten tijde van het feit
aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis leed. Zij acht het gevaar voor herhaling groot,
maar ziet in een TBS met voorwaarden, zoals door de reclassering voorgesteld, de beste
reclasseringskansen.
Ter zitting vraagt de advocaat van Harry de rechtbank om niet een TBS op te leggen maar
een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Daaraan mogen wat Harry betreft dezelfde
voorwaarden worden verbonden als door de reclassering en de gedragskundige voorgesteld.
De rechtbank neemt de conclusie van het rapport over dat Harry ten tijde van de ten laste
gelegde feiten aan een stoornis leed en is van oordeel dat Harry een gevaar vormt voor de
veiligheid van anderen, in het bijzonder de lichamelijke integriteit van zijn ex-vriendin
Stelling: “De rechtbank kan op basis van deze gegevens de eis van het OM noch het advies
van de reclassering volgen maar wel het voorstel van de advocaat.”
Vraag 2 (5 pt)
Is deze stelling geheel dan wel gedeeltelijk juist/onjuist? Licht uw antwoord toe.
Antwoord:
Eerste klopt: er kan geen TBS worden opgelegd want het psychiatrisch rapport ontbreekt
(37a jo 37-2 Sr). Dus ook geen TBS met vw! Sommigen noemden de eis van instemming ,
38-5 Sr, maar dat is i.c. niet nodig voor het juiste antwoord. NB Al de voorwaarden zijn
geoorloofd zijn op grond van artikel 38a Sr (eventueel aftrek) Eerste deel max 2,5 pt.
Tweede deel: Een deels vw gevangenisstraf kan, zie 14a, mits het voorwaardelijk dele niet
langer is dan 2 jaar. De proeftijd is max 3 jaar tenzij er een bijzondere reden is om een
langere proeftijd op te leggen, zie 14b. Of al de voorwaarden kunnen worden gesteld is niet
zeker; dit ligt genuanceerd. Het verbod om Nederland te verlaten behoeft een wettelijke
grondslag, oordeelde de HR gelet op artikel 2 P4 en die biedt artikel 14c niet. Maar als de
rechter zou motiveren dat die voorwaarde noodzakelijk is in verband met de nodige
behandeling, dan mag het misschien wel … Ook bij sommige andere voorwaarden kan men
zich afvragen of ze wel in 14c onder 14e passen. Ze moeten immers strekken tot ‘goed
levensgedrag’ en hij zelf het nakomen van de voorwaarde in de hand heeft (Paardenliefde) .
Hieraan voldoet de verplichting om toestemming te geven aan de reclassering om info in te
winnen en te verstrekken aan werkgever mogelijk niet. Wel mag de voorwaarde ‘houden aan