HC 1:
Begrippen:
- Sanctiestelsel: het geheel aan strafrechtelijke sancties, de wettelijke regeling daarvan en hun
onderlinge verhouding.
- Sanctierecht of Penitentiair recht: rechtsgebied dat de toepassing en tenuitvoerlegging van
strafrechtelijke sancties regelt.
- Detentierecht: gedeelte van het sanctierecht dat de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende
sancties betreft.
- Penologie: (multidisciplinaire) leer van het straffen, studie van grondslagen, doelen en
effecten van reacties op crimineel gedrag.
Een sanctie is een reactie op een normschending. Onder strafrechtelijke sancties vallen straffen,
maatregelen, gedragsvoorwaarden en -aanwijzingen, maar niet sancties die door ander rechtsgebied
zijn opgelegd (bestuurlijke boete). Een sanctie via het strafrecht heeft veel nadelen (denk aan VOG),
maar het voordeel is dat je als verdachte een goede rechtspositie hebt (want je bent als verdachte
kwetsbaar). Externe rechtspositie: de voorwaarden voor oplegging van sancties en duur/kader van
TUL (hoe kom je er in en eruit). Interne rechtspositie: rechtspositie veroordeelde tijdens TUL.
Tegenwoordig worden mensen minder snel opgesloten, omdat er veel detentieschade mee gepaard
gaat (baan kwijt ect.) en andere sancties beter werken.
Het doel van strafrecht (sanctierecht) is dan ook het beteugelen van de macht van de overheid. Hoe
ingrijpender de sanctie, hoe meer regels er over zijn.
Rechters mogen zelf bepalen wat hun het doel vinden van straffen (er staat geen doel van een bepaalde
straf beschreven in de wet). Dit heeft als voordeel dat je casusafhankelijk je doel van de straf kan
bepalen, want de omstandigheden van het geval wegen zwaar mee. Rechters mogen niet zomaar een
eigen straf verzinnen, kunnen alleen straf opleggen die in de wet staat. Maar we kennen ook de
bijzondere voorwaarden (aanwijzing betreffende het gedrag b.v.). Hierdoor kunnen rechters maatwerk
leveren (ook via uitvragen persoonlijke omstandigheden).
Straf is (grondslag): dit is niet het doel.
- Objectief kwaad dat normaliter als leed zal worden ervaren
- Bewust toegebracht (‘opzettelijke leedtoevoeging’)
- Ter vergelding van schuld aan een gepleegd strafbaar feit (moet dus proportioneel zijn, je
kijkt naar het verleden. Bij preventie kijk je hoe je het kan voorkomen en misschien is die
straf wel helemaal niet proportioneel in vergelijking met het feit).
Wat beogen we met straf? Met welk doel dienen de straffen en maatregelen te worden toegepast? In
het Wetboek van Strafrecht geen ‘lijstje of indeling’ van die doelen per straf of maatregel. Per
delinquent individu verschillend? Per delict verschillend? Per tijdsperiode? Per rechter?
Waarom mogen straffen? Verdragstheorieën (stamt uit de tijd van de Verlichting; fictie dat burgers
zich vrijwillig onderwerpen aan het maatschappelijk verdrag). Wijsgeer Fichte: ‘burger heeft recht om
gestraft te worden ter voorkoming dat hij buiten de gemeenschap komt te staan’.
Klassieke Straftheorieën (De Keijser): rationele grondslag voor straf vinden. De leer van het sociale
contract (vrijheid wordt verruild voor bescherming) als basis voor straffen.
- Retributivistische benadering: absolute theorieën (er moet gereageerd worden), ‘straffen
omdat’, terugkijken (vergelding). Straffen is intrinsiek goed. Morele rechtvaardiging in
verstoorde balans. Rechtvaardiging is inherent aan het delict, hoeft niet gevonden te worden in
toekomstig nut. Maar de straf vindt wel degelijk zijn begrenzing, te weten in de vergelding
1
, van schuld (proportioneel). Afkeur van gedrag/delict (communicatieve functie), moreel aspect.
Ontnemen en compenseren via baten-en-lasten benadering.
o Negatieve retributivisten: vergelding is de grondslag (wel proportioneel). Maar straf
mag, hoeft niet. Het is geen een noodzakelijke reactie op criminaliteit. Je mag de straf
ook invullen met een ander doel (b.v. vanuit de relatieve benadering). Zo zit het nu in
Nederland.
o Positieve retributivisten: (Kant, categorisch imperatief) straf is een dwingende reactie
op een delict (geen straf, wel proces, is wel een reactie), dit staat op gespannen voet
met het opportuniteitsbeginsel. Straf moet, ongeacht de negatieve/positieve effecten
ervan. Balans van de samenleving moet hersteld worden.
- Utilitaristische benadering: relatieve theorieën (je hoeft niet te reageren als er geen
toekomstig doel te halen is), ‘straffen opdat’, vooruit kijken (speciale en generale preventie),
zuiver instrumenteel van aard. Rechtvaardiging ligt in het verondersteld nut van de straf in de
toekomst. Straf niet hoger dan te bereiken doel. Door gedragsbeïnvloeding/resocialisatie,
afschrikking, incapacitatie/onschadelijkmaking. Bentham en Beccaria.
- Herstelbenadering: herstellen van leed voor het slachtoffer. Conflict tussen slachtoffer en
dader dat de samenleving aangaat (alle 3 betrokken). Staat bemiddeld tussen hen.
Evenredigheid tussen delict en sanctie kan in gedrang komen (ervaring slachtoffer is
subjectief).
- Verenigingsbenadering: Combineert elementen van utilitaristische en retributivistische
benadering maar neemt één als startpunt. De bovengrens van straf wordt bepaald door de
schuld van de dader (retributivistisch als uitgangspunt). Of straf moet worden toegepast en hoe
die er in concreto komt uit te zien, wordt bepaald door utiliteitsprincipes. Eigenlijk houden we
de vergelding als grondslag en kunnen we er alle andere doelen bij kiezen.
Strafdoelen:
- Generale preventie: afschrikking van anderen, voorkomen eigenrichting (orde houden),
versterken van normen.
- Speciale preventie: resocialisatie/re-integratie/gedragsbeïnvloeding, afschrikking ter
voorkoming van recidive, (tijdelijke) uitschakeling/incapacitatie.
- Herstel (genoegdoening): schadevergoeding, conflictoplossing. Hier kan de rechter rekening
mee houden, of het OM kan hierdoor besluiten niet tot vervolging over te gaan (als doel of ter
voorkoming van straf).
De doodstraf is tegenwoordig verboden, het is ook ondoelmatig. Het pure alternatief is de levenslange
gevangenisstraf.
In ons huidige wetboek van strafrecht kennen we 4 hoofdstraffen: gevangenisstraf, hechtenis, taakstraf
en geldboete. Dit kon je niet cumulatief opleggen, maar nu wel (art. 9 lid 3 en 4 Sr). Een geldboete kan
altijd worden opgelegd (art. 23 lid 5 Sr). We kennen geen strafminima, alleen maxima (tijdelijke
gevangenisstraf en levenslang, art. 10 Sr. Voor hechtenis zie art. 18 Sr. Voor taakstraf art. 22c lid 2 Sr.
Geldboete art. 23 lid 4 Sr).
Bijkomende straffen (art. 9 lid 5 Sr): ontzetting van rechten (beroepsuitoefening ect, art. 28 Sr. Dit kan
alleen levenslang bij een levenslange straf art. 31 lid 1 sub 1 Sr. ‘ambt’ betekent persoon die door
openbaar gezag is aangesteld in openbare betrekking om een deel van de taak van de staat of een van
zijn organen te verrichten. Ontzegging rijbevoegdheid art. 179 WVW), verbeurdverklaring (art. 33a
Sr), openbaarmaking uitspraak (komt weinig voor, zie art. 36 Sr), plaatsing in rijkswerkinrichting
(Veenhuizen, nu niet meer in gebruik!). Kunnen ook zelfstandig worden opgelegd. Dit is een niet
limitatieve opsomming (bijkomende straffen staan ook in bijzondere wetten).
2
,Maatregel: vroeger opsluiting in een krankzinnigengesticht voor 1 jaar (voorheen art. 37 Sr), nu art.
2.3 Wet Forensische zorg (civiel recht). Voor mensen die ontoerekeningsvatbaar waren verklaard.
Men kent nu de maatregelen TBS (art. 37b Sr), inrichting stelselmatige daders (ISD, art. 38m Sr),
gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (art. 38z Sr), vermogensrechtelijke onttrekking aan het
verkeer (art. 36b Sr), = beveiligingsmaatregelen, ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel (art.
36e Sr), schadevergoeding (art. 36f Sr), = herstelmaatregelen. Vrijheidsbeperkende maatregel is beide
(herstel/beveiliging).
Dit veiligheidsdenken kan men ook terug zien in de dadelijke uitvoerbaarheid (voor dat het
onherroepelijk is geworden) van veel sancties (art. 38 lid 6 en 7, 14e, 14fa en 38v lid 4 Sr).
Combineren sancties (TT): Hoofdstraffen kunnen cumuleren. Een maatregel kan cumuleren met een
(bijkomende) straf of een andere maatregel. Ze kunnen niet cumuleren als het niet met elkaar te
verenigen valt (zoals tbs en levenslang (mag niet, 2 verschillende doelen) of ISD en onvoorwaardelijke
gevangenisstraf. Bij dit laatste is de ISD al i.p.v. onvoorwaardelijke gevangenisstraf). Zie art. 9 lid 3
en 4 Sr.
Straffen onderling (art. 9 lid 2, 3, 4 Sr)
Straffen met maatregelen (zie per regeling, soms jurisprudentie)
Voorwaardelijke modaliteiten, met bijzondere voorwaarden (bij bijna elke sanctie toepasbaar,
zie voor straffen art. 14a Sr en voor maatregelen per regeling)
Zo is gelijktijdige oplegging mogelijk van: gevangenisstraf, vrijheidsbeperkende maatregel (dadelijk
uitvoerbaar), tbs, (voorwaardelijke) geldboete en schadevergoedingsmaatregel. ISD (kan niet samen
met gevangenisstraf) en taakstraf (met gevangenisstraf als die niet langer dan 6 maanden is) passen
hier niet ook nog bij!
HR 11 dec 2018 ECLI:NL:HR:2018:2295: 11 maanden waarvan 3 voorwaardelijk (dus 8
onvoorwaardelijk + taakstraf opgelegd, mocht niet. Oplegging van taakstraf naast veroordeling tot
gevangenisstraf waarvan onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen deel acht maanden bedraagt, heeft
gelet op art. 9 lid 4 Sr geen wettelijke grondslag.
Moderne richting (rond 1900): na aanleiding van Lomgroso (1876), bioloigsiche aanpak van het
opsporen van ‘de misdadige mens’, b.v. door schedelmeting. Er was dus meer aandacht voor oorzaken
(sociologie ect) en daar reactie (straf) op afstemmen. Utilitaristisch. Behandelen in plaats van straffen.
Had men nog wel verantwoordelijkheid voor zijn daden? Er komen dus alternatieven voor
gevangenisstraf, straf dient immers niet alleen om te vergelden, maar ook ter resocialisatie
(rehabilitatie). Daders werden in categorieën ingedeeld en daar werd een doelmatige straf voor
gevonden. Zo werden in 1915 de voorwaardelijke invrijheidstelling (na 2/3 en minimaal 9 maanden)
en de voorwaardelijke veroordeling (alleen mogelijk als dit in de wet staat). Dan kan je nog bijsturen.
In 1928 werd de maatregelen ingevoerd ter beveiliging, zoals TBS (toen TBR).
Straf vs. (beveiligings)maatregel (art. 36b – 38z) verschillen volgens Pompe (1921):
- Leedtoevoeging beoogd / niet beoogd
- Een ethische kleur wel (doel van straf)/ niet
- Centraal staat daad (bij straf, vergelding)/ dader
- Rechter niet / wel afhankelijk van deskundigen
Een maatregel heeft een algemeen belang, maar ook een individueel belang. Hier is geen
verwijtbaarheid niet nodig en kan je dus toch ‘sancties’ opleggen.
Grondslag voor maatregelen volgens Kooijmans (2001): de grondslag is gelegen in een ongewenste
situatie, die de overheid aan het algemeen belang ontleende aanspraak verschaft tot optreden.
Alles wat we ongewenst vinden, kunnen we met een maatregel oplossen. Je kan hierdoor eigenlijk alles
in een maatregel regelen, er zit geen rem op (Modderman 1886).
3
, Vordering benadeelde partij (eerder civielrechtelijk) vs. schadevergoedingsmaatregel (staat helpt
hierbij en schiet het voor).
Sancties kunnen niet meer verjaren!
Strafminima: 1 dag gevangenisstraf, 1 uur taakstraf, €3,- geldboete.
Rechters hebben bijna volledige keuzevrijheid hoofdstraffen, wel motiveringsplicht (art. 359 Sv, niet
hele hoge eisen, maar dat het noodzakelijk is en waarom die straf, standaard opmerkingen). Ook het
rechtelijk pardon art. 9a Sr: er hoeft geen straf of maatregel worden opgelegd. Vaak wordt er bij het
opleggen van een maatregel zonder straf gezegd dat dit geschied in combinatie met art. 9a Sr. Bij
toepassen van dit artikel moet de rechter de redenen die tot die beslissing hebben geleid noemen (art.
359 lid 4 Sv).
Er zijn een aantal straftoemetingsregels, zoals taakstrafverbod (art. 22b Sr) en beperkende werking
van samenloop (art. 63 Sr, als je al onherroepelijk bent veroordeelt en daarna wordt berecht voor een
feit dat eerder heeft plaatsgevonden, dan moet je doen rekenen alsof er sprake is van samenloop, dus
inperking van oplegging straf), zie HR 19 februari 2013, LJN BX9407. Grondrechten kunnen ook
beperkend werken op sanctioneren (grondrechten mochten niet worden beperkt in voorwaardelijke
sancties, is nu niet meer zo).
Voordelen vrijheid van de rechter: maatwerk, straffen die ‘helpen’, geen onnodig zware straffen (de
optimale is de minimale, Beccaria 1764), geen reden voor escapisme (wetsontduiking). Nadelen:
mogelijk niet behandeld (maar zaken zijn niet helzelfde, dus dit kan ook positief zijn), vergelijking
tussen opgelegde sancties lastig, strafdoelen variëren per vonnis/rechter, vergt meer uitleg ter
voorkoming van publieke onvrede met hoogte van de straf. Deze nadelen heeft de wetgever proberen
op te vangen met wettelijke strafmaxima en enkele minima (taakstrafverbod, art. 13a Opiumwet
(verplicht onttrekking of verbeurd verklaring)). De rechtelijke macht probeert het probleem op te
lossen met oriëntatiepunten (maar daar zijn ze niet aan gebonden, zolang dit begrijpelijk is HR 31 jan
2017). Het OM heeft ook richtlijnen voor stafeisen (die liggen veel meer vast).
Literatuur H1 t/m 3
Legaliteitsbeginsel (art. 1 lid 1 Sr en 7 EVRM): een straf die ten tijde van het begaan van het feit niet
kon worden opgelegd, kan niet na wetswijziging met terugwerkende kracht worden opgelegd. Dit
geldt ook voor een strafmaxima. Het verbod van terugwerkende kracht ziet uitsluitend op de lopende
vervolging, dus vaak niet op sanctierecht, maar als de straf door regelgeving toch weer langer wordt
dan valt het er weer wel onder (denk aan voorwaardelijke invrijheidstellingsregels)!
Het lex-mitior beginsel (gunstigste opleggen) geldt onverminderd voor het sanctierecht (volgens
uitspraak scoppola). Dit geldt echter weer niet als het gaat om een regel van de TUL sanctie.
Meerdaadse samenloop: art. 57 en 58 Sr. Beperking in cumulatie alleen bij vrijheidsstraffen. Dit geldt
niet voor overtredingen (art. 62 lid 1 Sr), soms matiging door draagkracht (art. 24 Sr). Taakstraffen
mogen dus in principe onbeperkt cumuleren boven de 240 uur. In geval een verdachte toch apart wordt
berecht, terwijl dit samen had gekund, geldt art. 63 Sr (samenloopregeling ook van toepassing is in
geval verdachte wordt schuldig verklaard aan een feit dat eerder is gepleegd dan een feit waarvoor hij
al (onherroepelijk) is gestraft. Ziet dus op situaties waarin de eerdere veroordeling voor een later
gepleegd feit al onherroepelijk is geworden. Dit is niet hetzelfde als de strafverhoging via recidive ex.
art. 43a Sr). Art. 63 Sr kan niet tot gevolg hebben dat het strafmaximum voor het te berechten feit
wordt verhoogd. Stappenplan:
1. De rechter gaat na welke de maximaal op te leggen tijdelijke gevangenisstraf zou zijn geweest
als alle feiten gevoegd zouden zijn behandeld.
2. De rechter mag in geen geval een hogere vrijheidsstraf opleggen dan het maximum dat zou
kunnen worden op gelegd in geval van voeging minus de reeds opgelegde straffen, en
4