Werkgroepsopdrachten Strafprocesrecht 2
Week 1
Voorbereidingsvragen
1.Welke vijf theorieën over causaliteit hebben zich door de jaren heen ontwikkeld en wat
houdt ieder van deze theorieën in?
1. Conditio sine qua non
De gedraging moet redelijkerwijs en onmiskenbaar een noodzakelijke voorwaarde voor het
intreden van het gevolg. Dit is echter niet heel erg selectief, want hoe ver moet je terug in de
tijd voor het causale verband?
2. Causa proximxa.
De dichtstbijzijnde oorzaak is de juridische relevante oorzaak. Dit is dus meer specifiek en er
wordt gekeken naar de directe oorzaak. Deze leer is echter iets te selectief.
3. Relevantietheorie
De optiek van de wetgever: is er sprake van een typische oorzaak. Dit betekent dus dat bijv.
gebruik van geweld als een typische oorzaak van doodslag worden gezien. Atypische
oorzaken leiden echter nooit tot een causaal verband bij deze leer.
4. Adequatietheorie
Wat zou een gemiddeld mens naar algemene ervaringsregels hebben kunnen voorzien. Bij
een causaal verband zou men het dus moeten kunnen voorzien.
5. Redelijke toerekening (letale long emboliearrest)
Dit put uit vorige toetsingskaders en kent 3 stappen:
1. Is er conditio sine qua non: dit is de ondergrens voor een causaal verband.
2. De toets van de redelijke toekenning: In beginsel altijd redelijk, tenzij. Je kijkt hierbij
naar de adequatieleer, de causa proxima theorie en de relevantietheorie. Ook moet
je kijken naar de Garantungstellung.
3. Zijn er overige feiten en omstandigheden die mogelijkerwijs invloed kunnen hebben.
2.Wat zijn de voor en nadelen van ieder van deze theorieën?
Conditio sine qua non is niet heel selectief en de vraag die vaak dan ook gesteld kan worden,
is hoe ver men terug moet gaan in de tijd om dat causale verband vast te stellen. De causa
promixa theorie is echter weer zeer selectief, met als gevolg en specifiek, maar hierdoor
kunnen alleen directe oorzaken worden gezien als een causaal verband, met als gevolg dat in
sommige gevallen geen sprake zal zijn van een strafbaar feit, ook al is er bijna overduidelijk
een causaal verband.
,De relevantie theorie stelt dat typische oorzaken moet worden bekeken, met als gevolg dat
deze theorie minder selectief en specifiek is waardoor eerder een causaal verband, zij het
indirect kan worden aangenomen.
Een bepaald gevolg kan ook intreden als gevolg van een atypische oorzaak. Zelfs als hier een
causaal verband aanwezig is, kan dit alsnog niet worden meegenomen. De adequatietheorie
kijkt naar een gemiddeld mens, algemene ervaringsregels en in hoeverre het gevolg te
voorzien was. Dit is in veel gevallen goed en in theorie ook, maar in de praktijk zal veel
discussie optreden over de vraag in hoeverre iets te voorzien was en niet ieder persoon is
gemiddeld. De theorie van de redelijke toerekening combineert de bovenstaand
benaderingen en kan daarmee een completer en meer genuanceerd beeld geven. Het
afgaan van al deze stappen en vooral dan de conditio sine qua non is niet altijd even
gemakkelijk.
3.Bedenk een fictieve casus met daarin een causaliteitsprobleem (die niet is afgeleid uit
voorgeschreven jurisprudentie), en toets jouw fictieve casus aan bovenstaande
causaliteitsleren.
Een dakloze betreedt in de nacht een pand waar een oudere man ligt te slapen en struint de
kamers af opzoek naar iets van enige waarde. Op het moment dat de dakloze de kamer van
de oudere man betreedt, schrikt deze wakker en slaat de dakloze op de vlucht. In eerst
instantie lijkt de oude man het goed te maken en komt hij vrij met de schrik. Een paar
daagjes later lijkt het er toch op dat de oudere man is overleden aan hartfalen als gevolg van
overmatige stress en angst.
CSQN: De inbraak lijkt een onmiskenbaar en noodzakelijke voorwaarde te zijn voor de stress
en de angsten waardoor de man is overleden.
Causa Proxima: Nee, de dichtstbijzijnde oorzaak is niet de inbraak, maar de stress en
angsten.
Relevantietheorie: angsten en stress is een typische oorzaak van hartfalen. De vraag is echter
of deze angst en stress ook in verband kunnen worden gebracht met de dood. Daarnaast lijkt
een inbraak ook een atypische oorzaak te zijn voor stress en angst. De vraag is dus of op
basis van deze theorie tot een causaal verband kan worden gekomen.
Adequatietheorie: het is algemeen bekend dat een inbraak kan leiden tot angst en stress.
Maar of de dakloze had kunnen voorzien dat hij de kamer van een oudere man betrad en dat
de man hierdoor wellicht ook kwam te overlijden, kan mijns inziens niet worden gezien als
iets wat voorzien had kunnen worden.
Redelijke toerekening: er lijkt een CSQN verband te zijn. De oorzaak kan ook worden
toegewezen aan de dakloze, die per slot van rekening ook niet behoort in te breken bij
mensen. Deze dakloze had echter ook niet kunnen voorzien dat dit de woning van een oude
man betrof en dat deze wellicht als gevolg van stress en angsten door de inbraak zou komen
te overlijden. Feiten en omstandigheden die dan ook moeten worden meegenomen zijn dat
de dakloze geen weet had van de leeftijd van de man en wellicht ook geen opzet in de zin
had.
, Er is wellicht wel sprake van een causaal verband, aangezien door de inbraak van de dakloze
de man uiteindelijk wel is komen te overlijden, maar dit was wellicht niet te voorzien en of
dit een sterk verband is, betwijfel ik.
4.De leer van de redelijke toerekening is de causaliteitsleer die momenteel wordt
aangehangen. Neem beargumenteerd een standpunt in over de stelling: “De leer van de
redelijke toevoeging is niet vernieuwend ten aanzien van de vier eerder geformuleerde
causaliteitstheorieën
Met deze stelling ben ik het wel eens, aangezien het slechts een combinatie is van de al
bestaande zienswijzen om te kijken naar het causale verband. In deze zin van het woord is
dus niet echt sprake van een vernieuwing. Echter is het combineren van de zienswijzen en
het breder opvatten van het causale verband wel een vernieuwing. Het antwoord ligt dus in
het midden.
Casus
Deze vraag zit op toerekening en daarmee de leer omtrent causaliteit, waarbij moet worden
gekeken naar een aantal stappen. Ten eerste of het handelen van Pim een onmisbare en
noodzakelijke stap is, of kan zijn met een aanmerkelijke kans van waarschijnlijkheid
(Groninger HIV arrest). Ten tweede dient te worden gekeken naar de redelijke toerekening
(HR letale longembolie), waarbij gekeken dient te worden naar de voorzienbaarheid van de
gevolgen, feiten van algemene bekendheid, garantenstellung, causa proxima en de
relevantietheorie. Als laatste kan worden gekeken naar andere omstandigheden, zoals
gedraging van derde of van het slachtoffer en eventuele medische missers.
Ten eerste is het handelen van Pim, door 90 te rijden op een weg waar 50 is toegestaan en
daardoor vervolgens op de achterkant van de auto van Mieke te rijden, een noodzakelijke en
onmisbare schakel in de dood van Mieke. Immers, wanneer dit niet was gebeurd (Groninger
HIV arrest). Ten tweede is het voorzienbaar voor een bestuurder wanneer je veel te hard
rijdt richting een spoorwegovergang, de kans bestaat dat andere auto’s remmen en jij
daarop botst. Zeker wanneer een trein aanwezig is, kan dit zeer gevaarlijke situaties
opleveren. Hiermee is dit ongeluk voor een normaal denkend mens dus te voorzien en ook
algemeen bekend. De Garantenstellung speelt in casu geen rol. Wel dient te worden gesteld
dat de dichtstbijzijnde schakel in de dood van Mieke het falen van de arts is en niet direct
het ongeluk dat Pim heeft veroorzaakt. De relevantietheorie is ervoor bedoeld roekeloos
gedrag met de dood als gevolg te bestraffen, hetgeen hier geen problemen zal opleveren.
Gekeken naar de gedraging van Mieke zelf, kan worden gezien dat zij inderdaad onhandig is
en daardoor niet tijdig uit het voertuig kan komen. Dit betreft echter een situatie waar het
niet ondenkbaar is dat de persoon in grote paniek raakt en daardoor niet adequaat handelt.
Het feit dat Mieke onhandig uit de auto komt, waardoor sprake zou kunnen zijn van culpa in
causa, gaat niet op. Het handelen van de arts (de medische misser) (HR letale longembolie) is
echter de directe doodsoorzaak van Mieke. Immers, als de arts adequaat had gehandeld,
was Mieke niet gestorven. Dit deel kan dan ook niet aan Pim worden toegerekend.