100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
samenvatting Compendium Nederlands vermogensrecht €10,49
In winkelwagen

Samenvatting

samenvatting Compendium Nederlands vermogensrecht

 59 keer bekeken  5 keer verkocht

Dit document bevat een samenvatting van de belangrijkste paragrafen van het boek Compendium Nederlands vermogensrecht.

Laatste update van het document: 3 jaar geleden

Voorbeeld 4 van de 54  pagina's

  • Nee
  • -
  • 25 april 2021
  • 25 april 2021
  • 54
  • 2020/2021
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (23)
avatar-seller
burcinuslu58
Compendium Nederlands vermogensrecht


Hoofdstuk 3 rechtshandelingen

Begrip rechtshandeling = een rechtshandeling is een handeling die gekenmerkt wordt door
het ermee beoogde rechtsgevolg. Onderscheid:
1. Eenzijdige rechtshandelingen, tot stand gebracht door 1 persoon:
o Eenzijdige niet-gerichte rechtshandelingen (maken testament)
o Eenzijdige gerichte rechtshandelingen, door 1 persoon tot stand gebracht
maar die tot een of meer bepaalde andere personen moeten worden gericht.
2. Meerzijdige rechtshandelingen, tot stand gebracht door twee of meer personen.

Begrip ‘partij bij de rechtshandeling’ = degenen die haar tot stand brengen. Bij eenzijdige
gerichte en niet-gerichte handelingen is er 1 partij, maar bij gerichte is er ook een
geadresseerde. Bij meerzijdige zijn er twee of meer partijen; partij en wederpartij.

Totstandkoming gebaseerd op een dubbele grondslag = een rechtshandeling vereist een op
een rechtsgevolg gerichte wil (1) die zich door een verklaring heeft geopenbaard (2) -> art.
3:33. Er wordt waarde gehecht aan het opgewekte vertrouwen bij de wederpartij (art. 3:35).
Kortom dubbele grondslag:
- De geopenbaarde wil (3:33)
- Het opgewekte vertrouwen (3:35)




Grondslag I (geopenbaarde wil): 3:33
De wil moet in een verklaring zijn geopenbaard, dus een zuiver interne wil is onvoldoende.
Verklaring is in beginsel vormvrij, en kan ook in gedragingen besloten liggen. Er kan wel een
vormvereiste voortvloeien uit de wet (art. 3:37).

Moment waarop de rechtshandeling tot stand komt: 3:37
Hoofdregel: de verklaring werkt vanaf het moment waarop zij degene tot wie zij is
gericht heeft bereikt. Criterium is dus of de verklaring is ontvangen. Een niet tot een bepaald
persoon gerichte verklaring werkt reeds vanaf het moment van de wilsuiting.

Nuancering: een verklaring die degene tot wie zij is gericht niet of niet tijdig bereikt, heeft
desondanks haar werking, indien dit niet of niet tijdig bereiken voor risico van de
geadresseerde komt. Dit is het geval als de belemmering een gevolg is van:
- Een handeling van de geadresseerde zelf;
- Een handeling van personen voor wie hij aansprakelijk is; of
- Andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het
nadeel draagt.

,De bewijslast rust op de afzender, die stelt dat zijn verklaring de ander heeft bereikt (sub a)
of dat zich één van de uitzonderingsgevallen voordoet (sub b). In verband hiermee worden
belangrijke brieven vaak aangetekend verzonden.
Een reeds verzonden verklaring kan door een tweede verklaring worden ingetrokken. De
intrekking slaagt alleen als de tweede verklaring de geadresseerde eerder dan of gelijktijdig
met de eerste verklaring bereikt (3:37 lid 5). Bij een mondelinge verklaring is intrekking dus
feitelijk onmogelijk.

Discrepantie tussen wil en verklaring
De verklaring moet de wil van de handelende openbaren. De verklaring kan door
verschillende oorzaken van de wil afwijken, denk aan verspreking, verschrijving,
dubbelzinnig woordgebruik etc. In deze gevallen kan de totstandkoming van de
rechtshandeling niet op art. 3:33 worden gebaseerd want de verklaring openbaart de wil
niet. De rechtshandeling komt dan niet tot stand, tenzij de totstandkoming door art. 3:35
wordt gerechtvaardigd (opgewekt vertrouwen).

Bewijs van discrepantie bij geestelijke stoornis: 3:34
Een geestelijke stoornis kan leiden tot wilsontbreken
Hij moet bewijzen:
1. Het bestaan van een blijvende of tijdelijke stoornis van zijn geestvermogens op het
moment waarop de verklaring werd afgelegd (zwakzinnigheid, hypnose, etc.).
2. Verband tussen stoornis en verklaring:
a) de stoornis belette een redelijke waardering van de betrokken belangen, of
b) de verklaring werd onder invloed van de stoornis gedaan.
Als stoornis en verband zijn bewezen, wordt de wil (onweerlegbaar, geen tegenbewijs)
geacht te hebben ontbroken. Gevolg: de rechtshandeling is vernietigbaar en niet nietig, dit
biedt hem de keuze om al dan niet te vernietigen(3:34 lid 2). Uitzondering: een eenzijdige
niet-gerichte rechtshandeling is nietig (3:34 lid 2).
Als de rechtshandeling voor hem nadelig was, dan kan ‘vermoed’ worden dat de verklaring
onder invloed van de stoornis is gedaan (tegenbewijs toegelaten).

Gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij kan de bescherming van iemand met een
geestelijke stoornis doorkruisen, als de wederpartij er geen weet van had dat de wil was
gestoord en hij dat ook niet uit de omstandigheden had kunnen of behoren af te leiden 
art. 3:35 doorkruist art. 3:34




Grondslag II (opgewekt vertrouwen): 3:35
Artikel 3:35 is van toepassing in alle gevallen, waarin bij een eenzijdige gerichte of een
meerzijdige rechtshandeling een discrepantie bestaat. Het beschermt de geadresseerde of
de wederpartij indien aan de volgende vereisten is voldaan:
1. Een verklaring of gedraging van A (‘toedoen’ van A).
2. B vatte deze verklaring/gedraging op als een tot hem gerichte verklaring van een
bepaalde strekking (subjectief criterium).

, 3. De opvatting van B kwam overeen met de zin die hij in de gegeven omstandigheden
redelijkerwijs aan A’s verklaring/gedraging mocht toekennen (objectiverend
element).

De wederpartij of geadresseerde moet dus gerechtvaardigd (eis 3) hebben vertrouwd (eis
2) op een door de ander gewekte schijn (eis 1).

Wijze van bescherming bij 3:35
Als aan de vereisten van 3:35 is voldaan is er dus sprake van een met een verklaring
overeenstemmende wil, en is de rechtshandeling dus krachtens art 3:35 jo. art 3:33 geldig.
Van deze beschermingsbepaling hoeft de beschermde geen gebruik te maken, dus als hij
geen beroep doet op zijn gerechtvaardigd vertrouwen dan kan de ander het ontbreken van
zijn wil inroepen. Dan is de rechtshandeling niet tot stand gekomen.

Nadeel als gezichtspunt bij 3:35
Bij de vraag of de ontvanger van een niet-gewilde verklaring door art. 3:35 wordt
beschermd is het nadeel die de betrokkenen lijden van belang.
- Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het vertrouwen: in sommige
situaties berust er een onderzoeksplicht bij de ontvanger van de verklaring. Hij moet
dan onderzoeken of de handelende beseft wat hij verklaart. Als de betrokkene dit
nalaat zal niet aan de eis van gerechtvaardigd vertrouwen zijn voldaan. Naarmate de
verklaring voor de handelende nadeliger is, zal eerder grond bestaan om een
‘onderzoeksplicht’ van de ander aan te nemen.
- Bij de toetsing aan redelijkheid en billijkheid (6:2): soms kan een beroep op 3:35 in
strijd zijn met redelijkheid en billijkheid, met name als de rechtshandeling voor de
niet-willende nadelig is terwijl de ander van het uitblijven van bescherming geen
nadeel zou ondervinden.

Samenvatting totstandkoming van de rechtshandeling
Mogelijke situaties:
1. Wil en verklaring stemmen overeen. De rechtshandeling komt tot stand krachtens
3:33.
2. Wil en verklaring stemmen niet overeen, maar de ontvanger van de verklaring doet
een geslaagd beroep op zijn gerechtvaardigd vertrouwen. De rechtshandeling komt
tot stand krachtens 3:35 jo. 3:33.
3. Wil en verklaring stemmen niet overeen, de ontvanger van de verklaring
heeft geen beroep op 3:35 of laat dit beroep achterwege. Er komt in het geheel geen
rechtshandeling tot stand. Uitzondering: een eenzijdige gerichte of meerzijdige
rechtshandeling van een geestelijk gestoorde komt wel tot stand, maar is
vernietigbaar (3:34 lid 2, nr. 36).

Ten aanzien van een eenzijdige niet-gerichte rechtshandeling is 3:35 niet van toepassing: de
totstandkoming is alleen van 3:33 afhankelijk.

, Algemene gronden van nietigheid en vernietigbaarheid

Handelingsonbekwaam = op grond van een wettelijke bepaling bestaande algemene
ongeschiktheid om eigen rechtshandelingen te verrichten. Zij hebben een wettelijke
vertegenwoordiger. Wanneer hij namens de onbekwame een rechtshandeling verricht,
wordt de onbekwame bij deze rechtshandeling partij (Art. 3:66 lid 1).

Iedere natuurlijke persoon is bekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen
(art. 3:32 lid 1) behalve:
1. Minderjarigen (art. 1:234 lid 1) = zij die de leeftijd van 18 jaren niet hebben bereikt
(art. 1:233). Als hij met toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger handelt,
is de minderjarige wel bekwaam (art. 1:234 lid 1). De toestemming kan slechts
worden verleend voor een bepaalde rechtshandeling of een bepaald doel (lid 2), en
wordt verondersteld te zijn verleend bij gebruikelijke handelingen (1:234).
2. Onder curatele gestelden (art. 1:381 lid 2)
Handelingsonbekwaam is dus niet hetzelfde als feitelijke ongeschiktheid om een
rechtshandeling te verrichten waarbij iemand bijvoorbeeld een geestelijke stoornis
heeft. Bij handelingsonbekwaam is het ook niet van belang of de wederpartij de
onbekwaamheid kende of behoorde te kennen, de gevolgen treden in.

Reikwijdte van de handelingsonbekwaamheid
Ziet slechts op het verrichten van eigen rechtshandelingen, dus levert geen gevolgen op
als iemand op naam van een ander rechtshandelingen verricht, of rechtsgevolgen in het
leven roept door feitelijke gedragingen.

Gevolgen handelingsonbekwaamheid
Een door een handelingsonbekwame in eigen naam verrichte rechtshandeling is
vernietigbaar (art. 3:32 lid 2). Uitzondering = een eenzijdige niet-gerichte
rechtshandeling is nietig (art. 3:32 lid 2)


Nr. 21)

Registergoederen: 3:10
Goederen waarvan voor de overdracht of vestiging inschrijving in daartoe bestemde
openbare registers noodzakelijk is (3:10).
3 vereisten om iets aan te merken als registergoed:
- Er moet een openbaar register met betrekking tot deze goederen bestaan.
- Dit register moet bestemd zijn om daarin (mede) de vestiging en de overdracht van
deze goederen te publiceren.
- De vestiging of overdracht aan deze goederen moet pas door de inschrijving in de
openbare registers tot stand komen; voor de vestiging of overdracht moet dus
inschrijving zijn vereist.
Registergoederen zijn:
- Onroerende zaken, 3:89
- Teboekgestelde schepen en luchtvaartuigen (8:199, 8:790 en 8:1306). Zij zijn roerend
maar toch registergoed

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper burcinuslu58. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53340 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€10,49  5x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd