In dit document vind je een samenvatting van de volledige stof voor het centraal eindexamen van Aardrijkskunde (dus de domeinen: Wereld, Aarde, Gebieden (Zuid-Amerika) en Leefomgeving).
De samenvatting is te koppelen aan het boek Systeem Aarde van De Geo, maar ook de boeken: Wonen in Nederland ...
SYSTEEM AARDE
H1 de actieve aarde
1.1 Ontstaan en opbouw van de aarde
Actualiteitsbeginsel = principe waarbij ervan uitgegaan wordt dat natuurprocessen in het
verleden en het heden op dezelfde manier verlopen. Het heden vormt dus de sleutel tot het
verleden.
De aarde is ongeveer 4,6 miljard jaar oud. Toen ontstond er in een nevel van heet gas en
stof concentraties van deeltjes, door zwaartekracht. Door zwaartekracht kwamen deze
onderling in botsing en ontstonden er planeten.
De aarde heeft 2 eigenschappen die een grote rol spelen in de vorming van de continenten,
oceanen en landschappen: vloeibaar water en inwendige gelaagdheid van de aarde. Bij dit
laatste kijk je naar de chemische samenstelling en fysische eigenschappen.
● Chemische samenstelling: de inslagen van de meteorieten zorgden voor veel
warmte, wat zich ophoopte in de aarde. In de gesmolten aarde zakten zware
elementen (ijzer en nikkel). Zo ontstond een kern van ijzer en nikkel en een mantel.
De buitenkant van de mantel bestond uit een dunne, harde laag van licht gesteente.
Door nieuwe inslagen kwamen er weer nieuwe schillen bij met andere chemische
samenstellingen.
○ aardkern: ijzer, 5000-6000 graden
○ aardmantel: magnesium en ijzer, 2800-1800 graden
○ aardkorst: continentale korst: 30-70 km dik, licht gesteente (graniet)
oceanische korst: >7km dik, zwaar gesteente (basalt)
● fysische eigenschappen:
○ lithosfeer: harde, vaste buitenlaag van aardkorst + bovengedeelte mantel
(60-150 km dik)
○ asthenosfeer: zachtere laag met gesmolten en plastisch gesteente (60-400
km diepte)
○ binnenmantel: vaster gesteente door hoge druk (400-2900 km diepte)
○ vloeibare buitenkern
○ binnenkern met hard gesteente
De aarde krijgt warmte van inwendige en uitwendige bronnen. Bij haar ontstaan kreeg de
aarde warmte mee. De warmte van de meteorietinslagen hoopten zich later in de aarde op.
Ook de radioactiviteit van de gesteenten geeft warmte af. De uitwendige warmte komt van
de zon, die veel meer warmte geeft aan het aardoppervlak dan de inwendige warmte. Dit
zorgt voor uitwendige processen/exogene krachten aan het aardoppervlak.
1.2 Het verhaal van de gesteenten
Een gesteente is opgebouwd uit een mengsel van mineralen (=verbinding met bepaalde
chemische eigenschappen) en/of organische stoffen. Elk mineraal heeft zijn eigen
kristalvorm en hardheid.
1
,Stollingsgesteenten ontstaan door afkoeling en stolling van magma.
● dieptegesteenten: ontstaat als vloeibaar magma langzaam stolt, wat grote kristallen
vormt → bv. graniet
● uitvloeiingsgesteenten: ontstaat als heet magma bij een vulkaanuitbarsting als lava
over de hellingen van de vulkaan stroomt. Door de lage buitentemperatuur koelt de
massa snel af en stolt. Er is geen tijd en ruimte voor vorming van kristallen. → bv.
basalt
Sedimentgesteenten ontstaan wanneer afzettingen van (bv) zand of klei in lagen worden
neergelegd en samengeperst.
● klastische sedimenten: zand en klei wordt in water gesedimenteerd tot dikke lagen.
Door de druk van de lagen wordt het samengeperst tot hard gesteente → bv.
zandsteen en kleisteen/schalie
● organische sedimenten: ontstaat door ophoping van organisch materiaal. bv.
kalksteen ontstaat in zee door het neerslaan van kalkdeeltjes van de skeletjes van
schelpen. Door de druk van de lagen wordt kalk kalksteen.
Metamorfe gesteenten ontstaan wanneer een gesteente langere tijd onder invloed van
hoge druk en temperaturen staat. De mineralen vallen uiteen en de moleculen organiseren
zich in nieuwe kristallen. De samenstelling van het gesteente is dan veranderd. Dit kan diep
in de aardkorst of -mantel, door grote druk van de bovenliggende lagen gebeuren, of bij
gebergtevorming of het binnendringen van magma in een laag gesteenten.
→ bv: kalksteen wordt marmer, schalie/kleisteen wordt leisteen
Een steen kan je vertellen over de geologische geschiedenis: marmer ontstaat uit kalksteen,
dus vroeger moest dit een zee zijn geweest, want kalkafzettingen ontstaan in zee. Het
marmer vind je nu hoog in de gebergten, dus moet het gebied wel omhoog zijn gekomen.
Alle gesteentelagen bovenop zijn verdwenen door verwering en erosie.
Je kan ook voorspellen wat er in de toekomst zal gebeuren met het marmer. Waarschijnlijk
zal het door verwering en erosie weer uiteenvallen. Dit wordt vervolgens afgezet bij de zee,
waar het wordt afgezet tot een laag sediment. Na verloop van tijd kan dit dan een
sedimentgesteente worden.
→ gesteenten kunnen dus van het ene hoofdtype overgaan in het andere:
gesteentekringloop (zie figuur 1.13 op pg 19)
1.3 Schuivende continenten
Alle sedimenten worden in horizontale beddingen afgezet, als de lagen geplooid zijn komt dit
door druk. Als lagen sediment op elkaar liggen, is de onderliggende laag ouder dan de
bovenliggende (principe van superpositie).
Met behulp van deze 2 principes kon men de relatieve ouderdom van gesteenten bepalen
en men kon een geologische tijdschaal opstellen. Later kon men ook de absolute
ouderdom van gesteenten bepalen met radioactief verval.
Bewijzen voor platentektoniek:
● overeenkomsten flora en fauna van verschillende continenten
● aansluiting van gesteenten in Zuid-Amerika en Afrika
2
, ● grote delen van verschillende continenten waren in dezelfde tijd bedekt met een
ijskap
● de continenten passen als een puzzelstukje in elkaar
Het paleomagnetisme is een methode waarmee de richting van het aardmagnetisch veld in
oude gesteenteformaties kan worden vastgesteld. In veel stollingsgesteenten zitten
ijzerhoudende mineralen. Wanneer gesteente ergens op aarde stolt, richten de mineralen
zich naar het magnetisch noorden van dat moment. Bij IJsland vond men een afwisselend
patroon in het magnetisme. Dit patroon was perfect symmetrisch.
Op langgerekte bergruggen bij een breuklijn komt magma omhoog en stolt. Zo wordt een
bergrug gevormd van jong gesteente. Op de mid-oceanische rug wordt dus nieuwe
oceanische lithosfeer gevormd die vanuit het midden steeds verder aangroeit. De platen
bewegen zich dus steeds verder van de rug vandaan (seafloor spreading). Ook satellieten
laten zien dat de Atlantische Oceaan elk jaar breder wordt.
Convectiestromen: een bewegende plaat zit in de lithosfeer. De beweging wordt
aangedreven door de inwendige hitte. Hierdoor stijgt gesteente op in de mantel. Het smelt
door de verminderende druk tot magma en koelt langzaam af tot plastisch gesteente. Door
de druk van de magma zal de lithosfeer op sommige plekken breken. Als de lithosfeer te
hard is om te breken, verspreidt het magma zich naar twee kanten. De platen lithosfeer
worden dan meegevoerd door deze plastische asthenosfeer.
1.4 Plaatgrenzen en aardbevingen
De platen bewegen dus ten opzichte van elkaar. Aan de randen bevinden zich breuklijnen,
waar zich bijvoorbeeld aardbevingen (trilling van de aarde als gevolg van het plotseling
verschuiven van stukken van de aardkorst of van de eronder liggende mantel) bevinden. Het
hypocentrum is de plaats van de beving in de aardkorst of -mantel. De seismische golven
(trillingen) verplaatsen zich naar het aardoppervlak, waar het epicentrum ligt.
De kracht van de aardbeving kan worden aangegeven met de schaal van Richter. Een
beving met magnitude 4 is 10x zo sterk als magnitude 3 en 100x zo sterk als magnitude 2.
Dit zegt niet altijd iets over de schade in een gebied. Met de schaal van Mercalli wordt de
intensiteit en schade van een aardbeving aangegeven.
Convergente plaatgrenzen: bewegen naar elkaar toe (zie A in schema)
Divergente plaatgrenzen: (meestal) 2 oceanische platen van elkaar af (zie B in schema)
Transforme plaatgrenzen: 2 platen bewegen langs elkaar (zie C in schema)
3
, *voor soorten vulkanen, zie 1.5
Ridge push = wegduwen van nieuwe lithosfeer van de mid-oceanische rug door de
zwaartekracht (zie figuur 1.22 op pg 29).
Tsunami = hoge golf bij de kust die ontstaat door een aardbeving in de oceanische
lithosfeer → als de golf dichter bij de kust komt, vertraagt de golfbeweging en wordt de golf
hoger door de samengedrukte energie.
Na lange tijd schuift het zware gesteente van de oceanische plaat bij een subductiezone de
diepte in en smelt. De oudheid van de oceaanbodem is dus relatief jong. Een continentale
plaat is lichter dan een oceanische en zal dus nooit de diepte in duiken, dus continentale
platen zijn vaak ouder.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper myrthevandenberg3. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.