H1: ontstaan en verloop van ziekten
1,1,1 gezondheid en ziekte
Gezondheid: is toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden
en is niet louter het ontbreken van ziekte of gebrek/vermogen zich aan te
passen en eigen regie te voeren, in licht van fysieke, emotionele en sociale
uitdagingen van het leven. Medisch-biologische visie op gezondheid:
gezondheid is een toestand waarin alle vitale functies naar behoren werken.
Orgaansystemen in gezond lichaam functioneren optimaal. Gezondheid hangt
samen met handhaving homeostase door lichaam, constant blijven interne
omstandigheden. In toestand homeostase zorgen orgaanstelsels dat
temperatuur, zuurgraad (pH), samenstelling bloed en vochtgehalte van lichaam
binnen bepaalde waarden blijven. Dreigende veranderingen hierin worden
gecorrigeerd voordat schade toebrengen aan lichaam. Kunnen ook vaststellen
wanneer sprake is van ziekte. Uitgaande concept homeostase kan ziekte
worden gedefinieerd als afwijking normale lichaamsstructuren en -functies die
resultaat in verstoring vitale functies. Kennis normale bouw (anatomie) en
normale functioneren (fysiologie) van lichaam essentieel voor bestuderen
ziekten. Pathologie is leer ziekten in algemeen en pathofysiologie die van
fysiologische processen die ziekte leiden. Patholoog is arts die veranderingen
lichaam als gevolg ziekte bestudeert, vaststellen welke aandoening patiënt
heeft/wat directe doodsoorzaak was.
1,2 verschijnselen van ziekte
Ziekten vaak herkennen aan bepaalde symptomen. Deze bestaan enerzijds uit
subjectieve klachten patiënt, pijn duizeligheid, jeuk enzovoort. Ook meetbare,
observeerbare verschijnselen, abnormaal hartritme, koorts, zweten, bleke huid,
afwijkende ademfrequentie. Sommige ziekten zijn asymptomatisch; verlopen
zonder ziekteverschijnselen. Bespreken ziekte wordt ook regelmatig begrip
syndroom gebruikt: ziekte waarbij altijd sprake is van eenzelfde combinatie
symptomen. Bij meeste ziektes verschillende symptomen in verschillende
combinaties aanwezig bij patiënt.
1,3 diagnostisch onderzoek
Artsen proberen door klinisch redeneren achter te komen welke ziekte patiënt
heeft. Diagnostiek is proces waarmee wordt vastgesteld wat oorzaak van
klachten/afwijking is. Hier worden verschillende soorten informatie gebruikt
die voortkomen uit anamnese, lichamelijk onderzoek, aanvullende onderzoek.
1,3,1 anamnese
, Medische anamnese is verhaal van patiënt/familieleden/betrokkenen.
Zorgverlener begint vaak met openvragen om exploreren welke klachten
patiënt heeft. Vervolgens wordt hoofdklacht gericht uitgevraagd; speciële
anamnese. Patiënt presenteert soms klachten die heel typisch zijn en direct in
richting bepaalde aandoening wijzen. Verloop klachten levert belangrijke
diagnostische info op. Na speciële anamnese zal arts door middel van algemene
anamnese vragen naar bijvoorbeeld medische voorgeschiedenis, psychosociale
omstandigheden. Soms familieanamnese, onderdeel algemene anamnese,
inzicht in erfelijke risico bepaalde ziekten. Uiteindelijk nog aantal vragen over
orgaansystemen die nog niet aanbod zijn gekomen; tractusanamnese.
1,3,2 (medisch) lichamelijk onderzoek
- inspectie: bekijken buitenkant lichaam, bewegingen, houding.
- palpatie: wordt lichaam met vingers/handen afgetast. Hiermee kunnen
grootte, structuur, oppervlak, plaats, gevoeligheid organen/lichaamsdelen
onderzocht.
- auscultatie: gaat om luisteren longen, hart, darmen. Beoordeling frequentie,
intensiteit en duur geluiden.
- percussie: lichaamsdelen bekloppen met vingers/handen/specifieke
instrumenten kunnen omvang/ligging organen consistentie van onderliggende
structuren worden beoordeeld.
Belangrijk aandachtspunt lichamelijk onderzoek: vitale functies. Deze zijn
essentieel voor behouden leven. Gaat om pols, ademhaling, bloeddruk en
temperatuur. Normaalwaarden vitale functies afhankelijk leeftijd en geslacht.
Door ziekte kunnen stoornissen optreden in vitale functies.
1,3,3 aanvullend onderzoek
Het omvat laboratoriumonderzoek: naar samenstelling urine, bloed,
keeluitstrijkjes, feces, sputum/andere lichaamsmateriaal. Beeldvormend
onderzoek: structuur en functioneren inwendige organen zichtbaar maken.
Omvat: röntgenonderzoek: röntgenstralen gebruikt, computed tomography
(CT): röntgenstraling en computer driedimensionaal beeld, magnetic
resonance imaging (MRI): trillingen lichaam in reactie op sterk magnetisch veld
gebruikt, echografie: beelden gemaakt door weerkaatsing geluidsgolven tegen
verschillende soorten weefsel, nucleaire geneeskunde; radioactieve stoffen
beelden gemaakt van structuur en werking. Functieonderzoek: waarbij werking
delen lichaam wordt getest, elektrocardiografie, elektro-encefalografie.
Pathologisch-anatomisch onderzoek: afwijkingen cel- of weefselniveau
aantonen. Wordt biopt stukje weefsel dat door middel punctie/excisie
verwijderd is onder microscoop bekijken. Biopsie vaak bij tumor.