Inhoudsopgave
Ontwikkelingsstoornissen.............................................................................................................................. 1
Hoorcollege 1 – introductie..................................................................................................................................1
Hoorcollege 2 – angststoornissen......................................................................................................................11
Hoorcollege 3 – ODD en CD................................................................................................................................14
Hoorcollege 4 – Dyslexie en Dyscalculie.............................................................................................................19
Hoorcollege 5 – eetstoornissen..........................................................................................................................23
Hoorcollege 6 – intelligentie, intellectuele stoornis en individuele verschillen..................................................28
Hoorcollege 7 – Stemmingsstoornissen..............................................................................................................34
Hoorcollege 8 – Maladaptief ouder worden......................................................................................................41
Voorspellingen en interventies...........................................................................................................................46
Cognitie...............................................................................................................................................................46
Hoorcollege 9 – ADHD en autisme.....................................................................................................................47
Hoorcollege 10 – Risico’s in de familie, meting & behandeling.........................................................................56
Ontwikkelingsstoornissen
Hoorcollege 1 – introductie
50% van de personen in zijn algeheelheid heeft enig moment in zijn of haar leven last van
mentale gezondheidsproblemen.
De vragen die je in deze cursus gaat beantwoorden zijn:
- Welk gedrag is normaal en welk gedrag is afwijkend? In het kader van
ontwikkelingsstoornissen is er sprake van een continuüm en wanneer heb je nou echt
een stoornis?
- Hoe hangen problemen met elkaar samen? Hoe komt het dat sommige problemen
groter worden? Hoe komt het dat gedragsproblemen escaleren? Welke factoren spelen
daarbij allemaal een rol?
- Hoe kan je een depressie voorkomen? Toenemend aantal mensen heeft last van
stemmingsstoornissen, hoe kunnen we dat gaan voorkomen?
- Welke behandelingen zijn nu bekend en werkzaam voor ontwikkelingsstoornissen en
welke voor- en nadelen hebben deze behandelingen?
Drie typen leerdoelen:
- Een algemeen kader: verschillende biologisch, psychosociale, cognitieve factoren en
etiologische theorieën over verschillende ontwikkelingsstoornissen
- Specifieke ontwikkelingsstoornissen:
o Diagnose criteria, klinische symptomen, prevalentie
o Theorie/oorzaken
o Prognose & behandeling
- Kritische evaluatie van empirische kennis
o Wat zijn de limitaties van onze kennis?
o Wat willen we verder nog bereiken? Innovatie in onderzoek en praktijk.
Wat is normaal?
,Je moet een aantal factoren meenemen wanneer je deze vraag beantwoord, zoals:
- Wat is de eerste belangrijke vraag als je je afvraagt of gedrag normaal of afwijkend is?
Leeftijd is hierbij een belangrijke factor. Wat voor een kleuter een normale angst is,
kan voor een tiener afwijkend zijn.
- Een ander criterium is de cultuur waarin kinderen opgroeien. De sociale context van
een kind is van belang bij het beantwoorden van deze vraag. In een bepaalde cultuur
kan het geaccepteerd zijn terwijl het in een andere cultuur niet geaccepteerd zal zijn.
- De derde afweging die je mee moet nemen is in welke tijdsgeest leven we? Alles wat
ons hier verteld wordt is erg tijdsgebonden, wat nu normaal is kan over een paar
decennia wel abnormaal zijn.
Ontwikkelingsstoornis
Psychopathologie is gedrag dat ooit paste bij het ontwikkelingsniveau van een kind, maar nu
niet meer.
Prevalentie:
- Meta-analyse/APA geeft aan dat 15-20% van de opgroeiende jongeren/mensen sprake
is van een ontwikkelingsstoornis (echt een vastgestelde stoornis)
o 10% kan als ernstig getypeerd worden en 10% als mild
Definiëren van abnormaal
Abnormaal gaat over afwijken van het gemiddelde. Op welke manieren kan een persoon
afwijken van de gemiddelde ontwikkelingsnorm? Er kan sprake zijn van:
- Vertraging in de ontwikkeling
- Regressie
- Gedrag dat heel vaak of weinig voorkomt
- Gedrag dat heel heftig is of juist te mild
- Gedrag kan over de tijd voortduren (wanneer het niet meer past bij die
ontwikkelingsfase)
- Gedrag past niet bij de situatie
- Abrupte veranderingen in gedrag
- Verschillende probleemgedragingen
- Gedrag verschilt van normaal
Abnormaal kan dus verschillende verschijningen hebben
Normen die van belang zijn bij het definiëren van abnormaal:
- Cultuur en de etniciteit
- Het geslacht (jongens: meer externaliserend probleemgedrag en meiden: meer
internaliserend probleemgedrag)
- Leeftijd (autisme ADHD leerproblemen gedragsstoornis
drugsmisbruik/eetstoornis/schizofrenie) deze stoornissen kunnen van jong naar oud
worden vastgesteld. Autisme eerder bij peuters en drugsmisbruik meer bij
adolescenten.
- Sociale factoren (hoge verwachtingen, echtscheiding)
- Veranderingen in leefstijl (focus op lichaam, meer drugsgebruik)
- Perspectief van de volwassenen: op wat normaal of afwijkend is. Steeds meer
overbezorgde/overbeschermde ouders die bij hele normale gedragingen al aan de bel
trekken, omdat hun kind ‘perfect’ moet zijn.
Ontwikkelingspsychopathologie
,= de studie van alle ontwikkelingsprocessen die bijdragen aan de psychopathologie. Dit zijn
er heel veel. Het is een divers en ingewikkeld gebied. Het is maatwerk en per individu kijken
welke factoren een rol spelen.
Dit is interessant (en ingewikkeld en complex) omdat er veel zaken zijn waar we grip op
willen krijgen
- Maar de etiologie en het genetische stuk in het ontwikkelen van stoornissen is nog
relatief onbekend.
- Therapeutische interventies zijn maar gedeeltelijk effectief gebleken, vooral gefocust
op symptoombestrijding en vaak is er geen volledige genezing (verschilt wel per
stoornis)
o Veel interventies zijn niet gebaseerd op wetenschap. Omdat die informatie er
nog niet is. Er zijn heel veel verschillende soorten behandelingen, ze kunnen
duur en indringend zijn en worden vaak niet ondersteund door
wetenschappelijke data. Je moet de behandeling echt afstemmen op het
individu.
Algemeen ontwikkelingskader
Daar zijn vijf contexten in afweging die je bij elk individu mee moet nemen:
- Biologische context
- Individuele context
- Gezins/familiecontext
- Sociale context
- Culturele context
Het kader wordt steeds breder. Die vijf contexten komen in verschillende modellen terug.
Zoals in het model van Bronfenbrenner en Sameroff
Dit worden ecologische
modellen genoemd
waarbij de vijf
contexten zijn
meegenomen. De harde
kern is het biologische,
vervolgens komt het
individuele en daarna
het micro-, meso-, exo-
en macrosysteem.
Daartussendoor loopt nog het chronosysteem en dat is alles wat het individu in zijn leven
meemaakt.
Er is veel overlap tussen alle ecologische modellen. Het zijn allebei multidisicplainere
benaderingen die rekening houden met individuele en sociale risicofactoren en ook met de
levensloop. De principes zijn gelijk. Er zijn nog wel minimale variaties per model maar daar
gaan we niet op in. Het belang is onderscheid tussen proximale en distale factoren. Proximale
factoren zitten dicht bij de kern en de distale factoren zitten verder van de kern.
Er is sprake van transacties tussen alle risicofactoren en de levensloop die ertussendoor speelt.
De optelsom van al deze factoren is maatgevend om te gaan kijken naar wat er speelt bij een
kind/adolescent, welke factoren hebben een rol bij het gedrag wat het kind vertoond en bij het
ontwikkelen van een stoornis.
Vijf (dominante) modellen van kinderpsychopathologie
- Medische model
- Gedragsmatige model
, - Cognitieve model
- Psychoanalytische model
- Model waarbij gekeken wordt naar de gezinssystemen
Medische model: psychopathologie is het gevolg van organisch disfunctioneren. Problemen
zijn individueel. Het classificeren van psychopathologie gedragingen leidt tot een diagnose. Je
kan de ICD-10 en de DSM hierbij gebruiken. Je kan dus gemakkelijk classificeren en het
heeft een duidelijke insteek.
Gedragsmatige model: Individuen worden niet met bepaald gedrag
geboren, maar al het gedrag is aangeleerd. Dat aanleren kan volgens
een aantal principes:
- Klassieke conditionering: de hond van Pavlov, Watson
bedacht het behaviorisme. Watson heeft de theorie van de
klassieke conditionering verder uitgewerkt en onderbouwd.
- Operante conditionering: Skinner behoorde ook tot het
behaviorisme. Hij zegt dat leren vooral gebeurt door na
afloop te straffen of te belonen. Verschillende manieren van operante conditionering:
o Bekrachtiging: zowel positief als negatief
o Extinctie = uitdoving: beloning verwijderen
o Punishment = straf
o Generalisatie, discriminatie, vormen
o Vermijdend leren = het vermijden van datgene wat je ziek maakt of wat
pijnlijk is. Hier is een link met psychopathologie en vooral wat in behandeling
mogelijk is.
- Imitatie = observationeel leren: leren door observatie. Antisociaal gedrag leer je aan,
daar word je niet mee geboren, is een belangrijke hypothese in het werken met mensen
met antisociaal gedrag. Iets wat je aan kunt leren, kun je ook afleren.
- Sociaal leren van Bandura. Hij voegt de cognitieve processen eraan toe. Gaat steeds
verder in het beschrijven van hoe gedrag aangeleerd is.
Gedrag komt in ieder geval tot stand door interactie met de omgeving. Gedrag is het
resultaat van leerprincipes.
De test yourself: Pavlov is een belangrijke grondlegger voor het gedragsmatige model. Een
onconditionele respons is een belangrijk concept in klassieke conditionering.
Cognitieve modellen: belangrijke grondlegger is Piaget. De cognitieve ontwikkeling verloopt
volgens een vaste volgorde, met een vast schema en daar zitten fasen in. Hij onderscheidt vier
fasen:
1. De sensomotorische fase: 0 – 2 jaar, het gaat om het zintuiglijke, motorieke, geheugen.
2. Pre-occupationele fase: 2 – 7 jaar, gaat over het spreken, verfijning van motoriek,
eerste ego ontwikkelt zich
3. Concreet-operationele fase: 6/7 – 12 jaar, cognitie ontwikkelt zich snel, kinderen
kunnen gaan ordenen, denken en figuratief denken
4. Formele operationele fase: vanaf 12 jaar, abstract redeneren, hypothesen formuleren
Dit is een vaste opbouw, bij elk kind zal de ontwikkeling zo verlopen.
Assimilatie en accommodatie zijn begrippen die Piaget gebruikt om
aan te geven hoe nieuwe verbanden aangelegd kunnen worden.
Schema’s breiden zich uit, vernieuwen en verdiepen zich naarmate
kinderen ouder worden.