Samenvatting
Ontwikkelingspsychologie
Hoorcolleges
Maandag 10 februari 2020
Lieke Matthijssen
Na afloop van deze leerlijn kan de student:
- Theorieën over de normale ontwikkeling en levensfasevraagstukken beschrijven en
toelichten
- De belangrijkste theorieën over de ontwikkeling van de mens herkennen in korte
casussen
- Relevante psychosociale kenmerken van doelgroepen benoemen (ten behoeve van
beroepsproducten voor trainen en voorlichten)
Inleiding
Veelgestelde vraag: is het nature of nurture?
Nature-theorieën versus nurture-theorieën
Prenatale ontwikkeling
Teratogene effecten: schadelijke effecten van buitenaf, bijvoorbeeld alcohol
APGAR Test Scoring: Appearance, Pulse, Grimace, Activity, Respiration
Proximodexale principe: organen ontwikkelen zich sneller dan de rest van het lichaam
Cognitieve ontwikkeling (Piaget)
Twee principes van adaptatie
Assimilatie: kijk op de wereld en alles toepassen op jouw visie van die wereld (eerste fase)
Accommodatie: aanpassen van je denkkader door een situatie anders te benaderen (tweede fase)
Vier fases in de ontwikkeling (Piaget)
- Sensomotorische fase: aanraken, voelen, weinig denkprocessen
1
, - Preoperationele fase: tussen 2 en 7 jaar, het denken een plaats geven
- Concreet operationele fase: basisschool
- Formeel operationele fase: middelbare school, abstract denken, wiskunde
Piaget: Formeel operationeel denken is het hoogst wat iemand kan bereiken
Babytijd: sensomotorische fase
Piagets zes substadia van de sensomotorische fase
Substadium 1
Substadium 2: Circulaire reacties: acties die het kind herhaaldelijk uitvoert wegens prettig gevoel tijdens
die activiteit
Substadium 3: Secundaire circulaire reacties: kind kan veroorzaker zijn van bepaalde gevolgen, zelfde
reactie als de circulaire reacties. Basaal zelfbesef
Substadium 4: Coördinatie van secundaire circulaire reacties: kind kan intentionele acties uitvoeren,
doelmatig gedrag. Objectpermanentie: kind beseft zich dat als hij iets niet meer ziet, het object er nog
wel is. Een ouder missen
Substadium 5: Tertiaire circulaire reacties: kind gaat experimenteren met gedrag, bijvoorbeeld een
voorwerp op de grond gooien om te kijken hoe hard het valt. Wat gebeurt er nou als ik dit doe?
Substadium 6: Mentale operaties maken, denken over iets wat er niet direct is. Dingen na kunnen doen
als grapjes maken. Anderhalf jaar tot twee jaar. Denkstappen maken.
Prelinguïstische communicatie: eerste woordje komt rond het eerste jaar
Babytaal: Praten met hogere frequenties om het taalbegrip van het kind te stimuleren
Autistisch symbiotische relatie met omgeving: kind voelt zich één met de omgeving, verandert na 5
maanden, tekenen van zelfbesef
Verschillen in temperament: voorligger van de persoonlijkheid
Drie temperamentpatronen (Thomas en Chess)
Gemakkelijke kinderen: kalm, regelmatig, makkelijk af te leiden
Moeilijke kinderen: weinig regelmaat, veel spanning, sterke emoties
Kinderen die traag op gang komen: veel spanning, kalm, regelmatig
Differentiële emotietheorie: uiten van emotie is het uiten van het onderliggende gevoel, heb je als kind
nodig om emotie te begrijpen
Heftige emoties in de babytijd: Vreemdenangst en scheidingsangst
2
, Kind leert na zes weken: als hij lacht roept dat reactie op van mensen: sociale glimlach
Hechtingsgedrag is heel belangrijk voor de ontwikkeling van het kind, verschillen per gedrag van ouder
Ambivalente hechting: ouder kan verschillend reageren op het kind, soms liefdevol soms afwijzend
Maandag 17 februari 2020
Lieke Matthijssen
Peuter- en kleuterfase
De preoperationele fase van de cognitieve ontwikkeling (Piaget)
Centratie: moeite met het focussen op meerdere aspecten van een stimulus
Conservatie: inschatten van hoeveelheden, hoe ouder kinderen worden hoe beter ze het begrijpen
Informatieverwerkingstheorie (Piaget): stapsgewijze stappen in de vaardigheid van
informatieverwerking, aandacht kan langer vastgehouden worden, geavanceerdere verwerking –kritiek:
de vaardigheid is er al, deze wordt steeds verder ontwikkeld
Onderextensie: te beperkt gebruik van een woord (alleen de poes thuis is een poes)
Overextensie: te breed gebruik van een woord (alle dieren zijn een poes)
Erikson, psychosociale ontwikkeling
Er zijn acht fases in de identiteitsontwikkeling waar je doorheen gaat als mens
1e fase: baby’s zijn bezig met het zoeken naar vertrouwen of wantrouwen, hij zal leren dat de mensen
om hem heen te vertrouwen zijn. Fase voltooid geeft hoop
2e fase: peuters ontdekken dat zij dingen kunnen veroorzaken, het kind wil loskomen van de ouders,
autonomieontwikkeling, niet voltooid veroorzaakt schaamte en twijfel
3e fase: kleuters zien dat ze een hoop kunnen en willen zelf ondernemen en bepalen wat ze willen doen.
Hij wil initiatief en helpen met klusjes, niet voltooid geeft schuldgevoel
Theory of mind (zie pagina 124 voor extra info)
3